100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Geschiedenis Historische Context Duitsland in Europa $8.14   Add to cart

Summary

Samenvatting Geschiedenis Historische Context Duitsland in Europa

 36 views  1 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting van geschiedenis havo van de historische context Duitsland in Europa volgens het examenprogramma.

Preview 3 out of 18  pages

  • October 7, 2022
  • 18
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
DUITSLAND IN EUROPA (1918-1991)
Leidende vragen:

1. Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa
(1918-1945)?
2. Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de
Tweede Wereldoorlog (1945-1961)?
3. Wat verklaart de hereniging van beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961-1991)?



2.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog

In september 1918 was het voor de Duitse legerleiding, na een laatste verloren veldslag, duidelijk dat de oorlog
niet gewonnen kon worden. De generaals wilden dat het parlement initiatief nam tot een wapenstilstand →
de oorlog was dan niet verloren aan het front, maar in het parlementsgebouw ( de Rijksdag). Dit nieuws kwam
voor de parlementsleden en de Duitsers als een grote onverwachte schok: [1] jarenlang had de pers onder
censuur gestaan (waardoor negatieve berichten zoveel mogelijk uit de kranten waren gehaald) en [2] had de
overheid enorm veel propaganda gemaakt (waardoor veel Duitsers nog steeds overtuigd waren dat Duitsland
zou winnen). In de steden en aan het front nam de onrust toe.

Op 9 november 1918 lieten de Duitse legercommandanten weten dat het leger niet meer wilden vechten,
waarop vervolgens op 11 november 1918 de wapenstilstand getekend werd door leden van de
sociaaldemocratische regering.

De sociale situatie in Duitsland bleef na de wapenstilstand gespannen: er waren familieleden verloren, er was
veel honger, er waren grote tekorten aan producten en de steden stroomden vol met werkloze en dakloze
soldaten.

Op politiek gebied was Duitsland ook niet stabiel. In de regering bestond de meerderheid uit de SPD
(sociaaldemocratische partij die opkwam voor de belangen van arbeiders). De conservatieve elite verlangde
juist terug naar de tijd vóór de oorlog (een sterk en machtig Duitsland met een keizer). Daarnaast probeerden
extremistische groepen de regering ten val te brengen (de opstand van de KPD (Spartacusopstand) was het
meest bedreigend, zij namen de Russische Revolutie als voorbeeld).



Tot de zomer van 1919 was er in Duitsland een burgeroorlog tussen de linkse en rechtse groepen. Toch
werden er verkiezingen, mét algemeen kiesrecht, voor een nieuw parlement gehouden → de SPD
(sociaaldemocraten), Centrum (katholieken) en de DDP (liberalen) kregen de meeste stemmen. Het nieuwe
parlement kwam in Weimar bijeen, omdat het te onrustig bleef in Berlijn → Republiek van Weimar.

Het nieuwe parlement kreeg de taak om een nieuwe grondwet te schrijven op basis van drie principes: [1]
parlementaire democratie, [2] gelijkheid van iedereen voor de wet en [3] gegarandeerde rechten en vrijheden
voor iedere burger. Het parlement, de Rijksdag, kreeg de wetgevende macht en de regering de uitvoerende
macht. De regering moest verantwoording afleggen aan de Rijksdag.

Naast de regering en de Rijksdag was er een rijkspresident, hij werd gekozen door het volk en had veel macht:
hij mocht regeringen benoemen/ontslaan en de noodtoestand uitroepen → hij kon de democratie hiermee
beschermen als dat nodig was.



In de jaren na de Duitse ondergang werd de dolkstootlegende populair: de opmerkelijke verklaringen voor het
verlies van Duitsland in WOI van sommige Duitse nationalisten dat andere groepen (socialisten, communisten
en politici) het land hadden verraden (kon ontstaan door de propaganda en censuur) → het leger kreeg van
achteren een dolkstoot in de rug.

,De onderhandeling voor de vrede begonnen in januari 1919 in Versailles: de onderhandelaars waren ervan
overtuigd dat Duitsland de meeste schuld aan had WOI en moest hiervoor het zwaarst gestraft worden → de
Vrede van Versailles bestond uit gebiedsafspraken, militaire afspraken en financiële afspraken.

Het nakomen van de financiële afspraken uit het Verdrag van Versailles was voor Duitsland onmogelijk: in 1923
kon Duitsland niet meer genoeg betalen wat leidde tot de Franse bezetting van het Ruhrgebied (een belangrijk
industriegebied van Duitsland). Hierop riep de Duitse overheid de arbeiders op om te gaan staken en dit
gebeurde massaal. Om de lonen van de stakende arbeiders te kunnen blijven betalen, liet de regering veel geld
bijdrukken → de waarde daalde dus enorm: hyperinflatie.

De Fransen, Britten en Amerikanen zagen in dat de herstelbetalingen de oorzaak waren voor alle economische
problemen in Duitsland. Om Duitsland te helpen, leende de Amerikaanse overheid geld aan Duitsland als
onderdeel van het Dawesplan in 1924. De Amerikanen hadden hier zelf ook voordeel van, er kwam een soort
economische kringloop door tot stand: Amerika leende geld aan Duitsland >> Duitse economie groeit >>
Duitsland kon voldoen aan de herstelbetalingen aan Engeland en Frankrijk >> Engeland en Frankrijk konden
hun oorlogsschulden weer overmaken aan de Verenigde Staten.

Het Dawesplan was succesvol → de Duitse economie herstelde snel en de verhoudingen met het buitenland
verbeterde.



In WOI was de productie in de Verenigde Staten enorm toegenomen door optimisme en grote vraag vanuit
Europa, maar ook na de oorlog bleven de Verenigde Staten veel produceren terwijl Europa haar eigen
productie weer oppakte → overproductie in de Verenigde Staten. Op 24 oktober 1929 vond de beurskrach
plaats, wat leidde tot veel faillissementen. Deze economische crisis werd al snel een wereldcrisis. Duitsland
werd door de afhankelijkheid van de Amerikaanse leningen (Dawesplan) eerder en harder geraakt dan andere
Europese landen, de regering van de Republiek van Weimar kon dit niet oplossen.

Door deze economische wereldcrisis kregen politici die andere inrichtingen van de samenleving beloofden
meer aandacht, waaronder Adolf Hitler. Hij had zich na WOI aangesloten bij een groep mannen met
extreemrechtse opvattingen en werd al snel de leider van de NSDAP (Nationalsozialistische Deutsche
Arbeiterpertei) die profiteerde van de politieke instabiliteit.

Het partijprogramma van de nationaalsocialisten, de nazi’s, benadrukten vooral waar men tegen was: tegen
het kapitalisme, tegen het communisme, tegen het liberalisme, tegen de democratie, tegen het Verdrag van
Versailles en tegen de joden. Deze Jodenhaat, het antisemitisme, onderscheidde de NSDAP van andere
fascistische groepen die in Europa ontstonden → Duitse nationalisme = het fascisme + de rassenleer.

De fascistische ideologie heeft een aantal kenmerken:

 Eenheid van de natie: individuele belangen moeten ondergeschikt zijn aan die van het land.
 Verheerlijking van geweld en militarisme.
 Het gevoel en de intuïtie zijn belangrijker dan het verstand.
 Het leiderschapsbeginsel: er is sprake van natuurlijke ongelijkheid tussen mensen (hiërarchie), je moet
degene die boven je staat altijd volgen (de Führer).
 Nationalistisch, seksistisch, totalitair (indoctrinatie).



Met paramilitair machtsvertoon pleegde Hitler met de SA in november 1923, het dieptepunt van de inflatie, in
München een mislukte staatsgreep (Bierkellerputsch) en werd hierna gevangengezet. Na zijn vrijlating
veranderde Hitler de tactiek van de NSDAP: hij wilde niet meer via een staatsgreep de macht krijgen, maar door
mee te doen met de parlementaire democratie. Toen de beurskrach haar effecten begon te hebben en de
werkloosheid weer verder opliep, kregen de extreemlinkse (communistische) en extreemrechtse
(nationaalsocialistische) partijen steeds meer aanhang.

, In 1930 werd de NSDAP een massaorganisatie: naast de aanhang die de partij kreeg omdat het de regering niet
lukte alle (economische) problemen op te lossen, maakte Hitler ook slim gebruik van propaganda in de
partijkrant, op de radio en in films. Het meest vernieuwende aan de manier waarop Hitler zijn campagne
voerde, waren de massabijeenkomsten → deze vonden plaats in grote, met vlaggen en vaandels versierde
zalen en Hitlers toespraken werden goed ingestudeerd en theatraal uitgesproken (teken van macht).

In 1933 won de NSDAP de verkiezingen → Hitler werd op 30 januari 1933 benoemd tot Rijkskanselier.

Toen in 1933 het Rijksdaggebouw in brand vloog, gaf Hitler de communisten de schuld van deze Rijksdagbrand
en verbood de communistische partij (KPD) → met zijn propaganda vergrootte Hitler de angst van veel Duitsers
voor het communisme. Von Hindenburg, de Duitse president, gaf Hitler het recht om alles te doen wat nodig
was om de orde en rust te herstellen → Hitler had door deze noodwet geen toestemming van de Rijksdag
meer nodig. De Rijksdag kwam in de nieuwe samenstelling, zonder leden van de KDP, bij elkaar om te stemmen
over een nieuwe wet → de machtigingswet: hierin werd geregeld dat de Rijksdag de meeste rechten
overdroeg aan de regering en dus aan Hitler. Deze wet werd aangenomen en de nazi’s hadden dus vrij spel in
Duitsland: de parlementaire democratie werd direct afgeschaft → dit was het begin van nazi-Duitsland en het
einde van de Weimarrepubliek.

De drie fases van de Weimar Republiek:

Fase 1: grote problemen (1919 – 1923) Fase 2: voorspoed (1923 – 1929) Fase 3: Weimar stort in (1929 – 1933)

Economie: heel slecht door Economie: beter → door de Economie: heel slecht door de
herstelbetalingen → het dieptepunt Amerikaanse leningen via het Beurskrach in 1929 → Amerika trekt
was de hyperinflatie van 1923 Dawesplan van 1924 wordt de haar leningen terug en er is enorme
economische situatie in Duitsland werkloosheid in Duitsland en de
verbeterd. westerse wereld.

Politiek: slecht door staatsgrepen Politiek: rustig → economisch ging Politiek: heel slecht → de bevolking
→Spartacusopstand 1919 het beter met Duitsland en er was heeft geen vertrouwen meer in de
(communistische een verzoeningspolitiek met democratie: de steun van Hitler groeit
staatsgreep/revolutie) + Kapp-putsch Frankrijk. enorm.
1920 (radicaal-conservatieve
staatsgreep) + Bierkellerputsch 1923
(reactionaire staatsgreep door de
NSDAP)



Hitler begon na zijn machtsovername in 1933 direct met de omvorming van Duitsland in een totalitaire
dictatuur: Toen Von Hindenburg in 1934 stierf, pakte Hitler de kans om alleenheerser (Führer) te worden van
Duitsland. Daarnaast moest elke organisatie ondergeschikt zijn aan de NSDAP zodat de invloed van de partij
overal in de samenleving aanwezig was → nazificering door terreur, censuur en propaganda (Joseph Goebbels
werd de minister van propaganda). Iedereen en alles wat tegen de opvattingen van Hitler was, werd vervangen
of verboden.

De oprichting van de Geheime Staatspolizei paste goed bij deze politieke onderdrukking: zij pakte de politieke
tegenstanders en iedereen die niet in de Duitse ‘Volkgemeinschaft’ paste (alle niet-Arische rassen) op en sloten
deze mensen op in speciaal opgerichte concentratiekampen → het doel was een sterke eenheid en
gemeenschapsgevoel krijgen: het Volksgemeinschaft.

De rassenpolitiek van de Duitsers werd steeds heftiger. In 1935 werden de rassenwetten van Neurenberg
ingevoerd → symboliseren een belangrijke stap in pogingen tot uitsluiting en uiteindelijke vernietiging van
joden in vernietigingskampen. Joden mochten heel veel dingen niet meer en kregen te maken met
verbaal/fysiek geweld. Tijdens de Reichkristallnacht in 1938 werden Joden en al hun bezittingen aangevallen,
gesloopt en in brand gestoken.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller puckvanham. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.14  1x  sold
  • (0)
  Add to cart