Gedetailleerde samenvatting van de gehele lesbrief. De samenvatting bevat daarnaast veel voorbeelden uit de praktijk samen met rekenvoorbeelden. Perfect om je voor te bereiden op toetsen en examens. Veel succes en natuurlijk veel plezier!
Hoofdstuk 1: Schaarste en ruil
1.1 De vervoerssector
De mobiliteit is groter geworden dan 100 jaar geleden. Dit komt mede door:
- Aanleg van infrastructuur, zoals wegen voor auto's.
- Productie van vervoermiddelen, bijvoorbeeld DAF-trucks in Eindhoven
- Productie van brandstof als energiebron voor de vervoermiddelen
- Productie van ruwe grondstoffen zoals ijzererts
- Productie van aanvullende goederen en diensten zoals tankstations, ambulances,
wegenonderhoud
De toename van de mobiliteit leidt tot toename van de arbeidsproductiviteit!
1.2 Schaarste
Begrippen:
Opofferingskosten: wat je misloopt qua voordeel of inkomsten van een niet uitgevoerd
alternatief
Schaarste: beschikbare middelen zijn onvoldoende om alle menselijke behoeften te
bevredigen, waardoor er altijd een keuze moet worden gemaakt uit verschillende
mogelijkheden
Alternatief aanwendbaar: middelen (producten, geld of tijd) kunnen voor verschillende zaken
gebruikt worden.
Een econoom kijkt hoe de mensen hun behoeften in overeenstemming brengen met hun
middelen om aan die behoeften te voldoen. Een econoom vraagt zich daarbij af:
- Hoe hoog zijn de kosten? (kosten in de betekenis van de waarde van alle offers die
moeten worden gebracht om iets te verkrijgen)
- Welke alternatieven zijn er voor een keuze?
- Hoe hoog zijn de opofferingskosten van de keuze die de mensen hebben gemaakt?
(Relatieve) Schaarste:
- Een product is schaars als er een offer (geld of tijd) of inspanning moet worden
geleverd om het product te maken
- Om in hun behoeften te voorzien hebben mensen middelen nodig. De behoeften van
mensen zijn oneindig maar de middelen zijn beperkt = schaarste
- Vrije goederen zijn goederen die niet schaars zijn, er zijn geen offers nodig om ze te
verkrijgen (lucht)
- Goederen zijn stoffelijk en diensten zijn onstoffelijk
1.3 Ruil
Begrippen:
Arbeidsdeling(= arbeidsverdeling): het splitsen van het arbeidsproces in kleinere
afzonderlijke taken
● Door het arbeidsproces te verdelen in afzonderlijke taken (arbeidsdeling) werd het
efficiënter
○ Dit leidt tot specialisatie en een stijging van de arbeidsproductiviteit
,Transactiekosten: alle kosten die samenhangen met het tot stand komen en afwikkelen van
een ruil
2 soorten ruil:
- Directe ruil(= ruil in natura): ruil waarbij goederen zonder tussenkomst van geld
rechtstreeks geruild worden tegen goederen
● De transactiekosten van ruil in natura zijn hoog
○ Er is zoektijd nodig om een ruilpartner te vinden en er moet over de
prijs onderhandeld worden
- Indirecte ruil: goederen worden geruild tegen geld
Geld heeft verschillende functies:
- Ruilmiddel: je kunt met geld betalen
- Rekenmiddel: je kunt met geld de waarde van goederen en diensten vaststellen
- Spaarmiddel: je kunt geld bewaren
Formele en informele economie:
- Formele economie: transacties worden geregistreerd bij de belastingdienst
- Informele economie: transacties worden niet geregistreerd bij de belastingdienst
➢ Grijze circuit: economische activiteiten waarbij geen geld wordt gebruikt
○ Kan worden verdeeld in:
■ Huishoudelijke arbeid: werkzaamheden als koken, stofzuigen,
kleren wassen
■ Vrijwilligerswerk: bijvoorbeeld onbetaald werk bij een
sportvereniging, onbetaalde zorg voor zieken en bejaarden
■ Doe-het-zelf-arbeid: tuinonderhoud, schilderen, repareren
fietsband, etc
■ Directe ruil: auto poetsen in ruil voor een gratis rit naar de
disco
,Hoofdstuk 2: Ruiltransacties en welvaart
2.1 De welvaartstheorie
Begrippen:
Kosten: de waarde van de opgeofferde schaarse middelen
Baten: de mate van behoeftebevrediging of de opbrengsten die de verkoop van een bepaald
product opleveren
De welvaartstheorie:
- Algemeen: De welvaartstheorie gaat er vanuit dat de welvaart kan toenemen door
ruiltransacties (koop en verkoop van een product)
● Dit komt doordat je betalingsbereidheid veel hoger was dan de marktprijs. Het
verschil wordt dan gezien als een toename van de welvaart
○ Bijv. Betalingsbereidheid (baten) = € 500, maar de kosten zijn maar
€ 450, dus de welvaart neemt toe met € 50
- Zowel consumenten als producenten wegen kosten af tegen baten bij
kosten-batenanalyse
- Kritiek op de welvaartstheorie:
● De welvaartstheorie kijkt alleen naar ruiltransacties in de formele economie
● Activiteiten in de informele economie en met de schade aan het milieu wordt
in de welvaartstheorie geen rekening gehouden
● Besteed geen aandacht aan de toekomstige gevolgen van een
welvaartsverdeling
- Pareto-efficiëntie/pareto-optimaal
● = De welvaart van één persoon kan niet toenemen zonder dat de welvaart
van iemand anders afneemt
● De welvaart is maximaal!
● Het Pareto-optimaal doet geen uitspraak over de wenselijkheid of
rechtvaardigheid van een verdeling
Uitgangspunt is een maximale welvaart van 50.
X en Y Pareto-efficiënt, C is niet Pareto-efficiënt.
Op de schuine lijn zijn alle oplossingen Pareto efficiënt/optimaal: de
maatschappelijke welvaart van Bob en Ans is opgeteld steeds 50 bij punt X,
maar ook bij punt Y.
2.2 Ruilen is geen huilen + 2.3 Prijsveranderingen en surplussen
Begrippen:
Betalingsbereidheid: maximale bedrag dat je voor een product wilt betalen
Leveringsbereidheid: minimale bedrag wat een bedrijf wil ontvangen voor zijn product
, Consumenten- en producentensurplus:
- Individuele consumentensurplus: verschil tussen de betalingsbereidheid (baten) van
de consument en de prijs (kosten) die hij moet betalen
● Dus, consument heeft voordeel, omdat hij minder voor een goed hoeft te
betalen dan hij maximaal wil betalen
● Totale consumentensurplus: consumentensurplus van alle kopers samen
In de grafiek is de gearceerde driehoek het
consumentensurplus bij een prijs van € 2
1
Totale consumentensurplus: 2
x € 7 x 70 = € 245
- Individuele producentensurplus: verschil tussen de prijs en de leveringsbereidheid
(marginale kosten) van de producent
● Dus, producent heeft voordeel, omdat hij op de markt meer ontvangt voor zijn
product dan waarvoor hij het minimaal wil verkopen
● Totale producentensurplus: producentensurplus van alle aanbieders samen
● Producentensurplus = geen winst!
○ Constante kosten worden betaald uit de producentensurplus
In de grafiek is de gearceerde driehoek het
producentensurplus bij een prijs van € 4
1
Totale producentensurplus: 2
x € 2,50 x 50 = € 62,50
Algemeen!
Een prijsdaling leidt tot een toename van het consumentensurplus en een afname van het
producentensurplus
Een prijsstijging leidt tot een afname van het consumentensurplus en een toename van het
producentensurplus
Totale surplus (= welvaartswinst) = consumentensurplus + producentensurplus
2.4 De vraag en het consumentensurplus + 2.5 Het aanbod en het
producentensurplus
De vraaglijn van de consumenten geeft de betalingsbereidheid van de consumenten weer
De aanbodlijn van de producenten geeft de leveringsbereidheid van de producenten weer
● Een producent zal zijn product niet aanbieden beneden de marginale kosten
● De marginale kostenlijn geeft aan hoeveel een producent aanbiedt bij een bepaalde
prijs
● Bij volledige mededinging valt de marginale kostenlijn samen met de aanbodlijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deminguyen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.51. You're not tied to anything after your purchase.