100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Doelgroep Kinderen en Jongeren $5.90
Add to cart

Summary

Samenvatting Doelgroep Kinderen en Jongeren

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 41 pagina's voor het vak Doelgroep Kinderen En Jongeren aan de HoWest (40 pagina's)

Preview 4 out of 41  pages

  • October 10, 2022
  • 41
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
DOELGROEP KINDEREN EN JONGEREN
TERREINVERKENNING: INHOUD
1 WAT IS ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE?
= studie van gedrag doorheen ≠ levensfasen
Moeilijk om te komen tot een geïntegreerd beeld:
 ≠ in visie en uitgangspunt bij onderzoekers
 Complexiteit v.h. ontwikkelingsproces zelf
o Discontinu
o Continu
2 ONTWIKKELINGSFACTOREN
2.1 Rol v.d. erfelijkheid
Beginperiode genetische psychologie: erfelijkheid bepaalt wie of wat we worden
Ontwikkeling = endogeen rijpingsproces
Cfr: sensomotorische ontwikkeling v. kinderen
NATURE
2.1.1 Motorische ontwikkeling baby
Gedraggschema’s – fysiologische ontwikkeling > patronen
2.1.2 Epigenetica
Tijdelijke veranderingen die ervoor zorgen dat een bep. gen bij een bep. individu geen uitwerking meer
heeft.
2.2 Invloeden vanuit milieu
Behaviorisme: gedrag als een heel plastisch gegeven, dat exogeen gestuurd wordt door actueel
inwerkende prikkels en vroegere leerervaringen
Cfr. Watson: erfelijkheid bepaalt of er een ontwikkeling kan plaatsvinden, niet richting waarin deze
verloopt (normale erfelijke uitrusting = basis)
NURTURE
2.2.1 Ecologische systementheorie
 Microsysteem (rechtstreeks)
 Mesosysteem (interacties)
 Exosysteem (geen rechtstreeks contact)
 Macrosysteem (bredere cultuur)
 Chronosysteem (tijdsdimensie)
> bio-ecologisch model (belang van biologische factoren)
2.3 Interacties tussen erfelijkheid en milieu
Ontwikkeling hangt niet eenzijdig vast aan rijpings- of leerprocessen, maar beide sturen ontwikkeling in
een vaak moeilijk te ontwarren verstrengeling
Erfelijkheid > milieu
Milieu > erfelijkheid
Soms: gevoelige of kritische periodes
Rijping en oefening bouwen cumulatief op elkaar voort en hebben wederzijds effect op elkaar.
2.4 Zelfbepaling als derde factor
 Mens is méér dan eenvoudig snijpunt v. biologische en sociale determinanten
 Mens kan ook zelf mee richting geven aan zijn ontwikkeling
= zelfbepaling, persoonlijke vrijheid, eigen verantwoordelijkheid
3 GEVOLGEN V. SOCIALE ISOLATIE
Mensen hebben andere mensen nodig om zelf volwaardig mens te worden
Wat gebeurt er bij opgroeien in een niet-menselijke omgeving?
Wilde kinderen
Wolfskinderen
Verwaarloosde kinderen
3.1 Oxana
Als jong kind verwaarloosd door ouders  opgevoed door honden.
3.2 Sociale isolatie: besluiten
Passende milieu-invloeden zijn onontbeerlijk om een aantal typisch menselijke eigenschappen tot
ontwikkeling te brengen.
Dit lijkt best te gebeuren tijdens een welbepaalde gevoelige of kritische periode.

,ONTWIKKELINGSTHEORIEËN
1 PSYCHOSOCIALE THEORIE VAN ERIKSON
1.1 Erikson’s visie op ontwikkeling
Ontwikkeling = epigenetisch
Voortschrijdende biologische rijping + toenemende verwachtingen die uitgestuurd worden vanuit sociale
omgeving
>>> psychosociale crisis
Iedere nieuwe fase begint met een crisis
Iedere fase = gevoelige periode voor oplossen v.e. specifiek kernconflict en voor verwerven v.e. nieuw
stukje egosterkte.
1.2 Wat betekent psychosociale ontwikkeling?
= veranderingen in de manier waarop we aankijken tegen onze interacties met anderen, tegen gedrag v.
anderen en tegen onszelf als leden v.d. maatschappij
Mensen ontwikkelen zich gedurende hun hele leven in acht aparte stadia, die zich volgens vast patroon
manifesteren.
In iedere fase: crisis of conflict
1.3 Theorie van Erikson: basisschema




1.4 De identiteitscrisis in de adolescentieperiode




1.5 Psychosociale identiteitstheorie van Erikson: 8 ontwikkelingsfasen
Hoofdmotief
Uitkomst van kernconflict: +/-
Ego-sterkte
1.5.1 Babyfase: oraal-sensorisch stadium
Leren ontvangen en opnemen
+: vertrouwen Hoop
-: wantrouwen
1.5.2 Peuterfase: anaal-musculair stadium
Leren vasthouden en loslaten
+: autonomie Wilskracht
-: schaamte/twijfel
1.5.3 Kleuterfase: locomotorisch-genitaal stadium
Dynamiek naar buiten
+: initiatief Doelgerichtheid
-: schuldgevoel

,1.5.4 Lagere schoolleeftijd: latentiestadium
Vormen van leren
+: vlijt Bekwaamheid, compententie
-: minderwaardigheid
1.5.5 Adolescentie: jeugdperiode
Integreren van ervaringen in identiteit
+: identiteit Trouw aan zichzelf
-: identiteitsverwarring
1.5.6 Jong-volwassenheid
Intimiteit en distantie combineren
+: intimiteit Liefde
-: isolement
1.5.7 Midden-volwassenheid
Zorgzaamheid en verantwoordelijkheid t.o.v. volgende generatie
+: generativiteit Zorgzaamheid
-: stagnatie
1.5.8 Ouderdom: laat-volwassenheid
Omgaan met ouder worden, afronden van het leven
+: integriteit Wijsheid
-: wanhoop
1.6 ≠ Freud – Erikson
De rol van het ego: constructieve taak van ego (egopsychologie)
Het belang van de sociale omgeving:
ontwikkeling: toenemende psychosociale identiteit
- Ervaren van innerlijke eenheid
- Harmonie ervaren tussen de eigen persoon en de sociale omgeving
Positieve betekenis van crisissen (groeikansen!)
Een levenslang ontwikkelingsproces
https://www.youtube.com/watch?v=aYCBdZLCDBQ (5 min.)
2 COGNITIEVE THEORIE VAN PIAGET
2.1 Piaget richt zich niet op
Inhoud (wat) van intelligentie: vele concrete inzichten en vaardigheden die iemand op bep. moment bezit
 niet universeel
Functie v. intelligentie: bewerken v.e. betere adaptatie of aanpassing tussen individu en omgeving 
universeel
2.2 Piaget richt zich op
Cognitieve structuren: onzichtbare hersenprogramma’s, software die a.d. basis ligt v.h. feit dat individu
blijkbaar in staat is om bep. soort problemen tot oplossing te brengen
 georganiseerde gehelen v.e. reeks uiteenlopende schema’s
Schema (enkelvoudig)  ligt a.d. basis v.e. specifieke vaardigheid
2.3 Dynamiek in de ontwikkeling
2.3.1 Assimilatie
Afstemmen v.d. omgeving op eigenschappen v.h. individu  nieuwe stukken buitenwereld opnemen in
bestaande schema’s of structuren.  bv: vloer, gras…
2.3.2 Accommodatie
Aanpassing v.h. individu aan de omgeving  schema wordt aangepast aan nieuwe situatie  bv: trap
oplopen
2.3.3 Organisatie
Zorgt dat aparte schema’s zich aaneen kunnen voegen tot grotere structuren, waardoor steeds
complexere vormen v. aangepast functioneren mogelijk worden.
2.4 3 fundamenteel ≠ types v. cognitief functioneren
1e 2 jaar: nog niet echt denken, gissen en missen  motorisch gedragsniveau
2-11 jaar: concrete gedachte-inhouden  vanaf 6 jaar: logisch denken
Vanaf 12 jaar: abstract denken

, 2.5 Indeling in periodes
2.5.1 Sensomotorische periode (0 – 1,5 à 2 jaar)
Eenvoudige motorische reacties op actueel inwerkende prikkels
Kind kan steeds vaardiger omgaan met steeds nauwkeuriger waargenomen zintuiglijke omgeving.
2.5.2 Preoperationeel denken (1,5 à 2 – 6 à 7 jaar)
Gevoeligheid voor de wereld v. symbolische voorstellingen (mentale beelden zoals herinneringen en
fantasieën).
Er zijn al voorstellingen aanwezig, kind kan nog geen echte operaties op doorvoeren.
2.5.3 Concreet-operationeel denken (6 à 7 – 11 à 12 jaar)
Het kind leert nieuwe ordeningsprincipes/schema’s (getallen, tijd, ruimte)
het kind leert logisch om te gaan met allerlei gedachte-inhouden
Voorwaarde: inhouden concreet of aanschouwelijk kunnen voorstellen
2.5.4 Formeel-operationeel denken (11 à 12 – 15 à 16 jaar)
Aandacht voor abstracte begrippen
De adolescent krijgt geleidelijk de beschikking over abstracte denkschema’s, waardoor hij ook problemen
op hoger denkniveau kan oplossen
2.6 Opmerkingen i.v.m. theorie van Piaget
Volgorde fasen = universeel
Tempo: NIET universeel  afh. v. situaties waarmee kind te maken krijgt
Adaptatie: afh. v. ervaringsvoer  afwisseling equilibrium/desequilibrium
2.7 Belang van Piaget
Kinderen: geen passieve wezens maar actief explorerende onderzoekers
Ontdekkend leren veel heilzamer voor ontwikkeling dan door volwassenen gestuurd
2.8 Kritiek op Piaget
Lage inschatting van de competenties waarmee kinderen geboren worden
Ook op latere leeftijd: onderschatting van werkelijke mogelijkheden
2.9 Hoe kan men de cognitieve ontwikkeling ondersteunen?
Vygotsky: zone van de naaste ontwikkeling (ietwat vooruit lopen)
https://www.youtube.com/watch?v=IhcgYgx7aAA (6 min.)
Prenatale ontwikkeling
1 Ontwikkeling v. embryo en foetus
1.1 Germinaal of kiemstadium = eerste prenatale periode v. 2 weken
1.2 Embrionale stadium = 2 tot 8 weken na de bevruchting
Organogenese = ≠ organen vormen zich
 begin 3e week: embryo lijkt op minuscuul wormpje, nog geen 2 mm lang
2-8 weken:
 Eerste orgaan: hartje
 Neuronale buis
 5e week: hartje begint te kloppen
 Vanaf 7e week: menselijke trekken worden zeer herkenbaar
 Vanaf 12 weken: uitwendige geslachtsorganen krijgen hun definitieve vorm
1.3 Foetaal stadium = 8 weken tot geboorte
1.3.1 Zintuiglijke en motorische activiteit/foetale uitgroei
Ontwikkeling v. zintuigen en motoriek
 3 maand: reeds reflexen
 Vanaf 4e maand: toenemende spontane activiteit
Verdere foetale uitgroei
 6e maand: voldoende functionele rijpheid
 Laatste trimester: toename lengte en gewicht
 (placenta heeft volle omvang bereikt)
1.3.2 Hersenontwikkeling
Voor 6e maand: nog geen duidelijk EEG-patroon
Vanaf 8e maand: differentiatie rustige slaap, actieve REM- of droomfasen, wakker
Ontwikkeling v.d. hersenen staat al ver in vergelijking met rest v.h. lichaam
Toename hersenweefsel: glia- of steuncellen, die zenuwvezels voorzien v. myeline

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yote. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90
  • (0)
Add to cart
Added