100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting alle colleges + literatuur $6.97
Add to cart

Summary

Samenvatting alle colleges + literatuur

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle colleges Leren en Cognitie aangevuld met de belangrijkste informatie uit de literatuur.

Preview 3 out of 28  pages

  • October 10, 2022
  • 28
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
College 1: Introductie
Mens onderscheidt zich van dier door taal, social support system en de mogelijk om veel kennis te
verwerven: flexibeler en beter aanpassen in situaties. Weinig gedrag is instinct en veel is aangeleerd.

Ontwikkeling versus leren
⁃ Kinderen leren op andere manier dan volwassenen (achtergrond kennis en cognitieve
vaardigheden).
⁃ Wat is het verschil tussen ontwikkeling en leren? Twee uitersten van continuüm.
⁃ Nature versus nurture —> bijna alles is combinatie van nature + nurture.

Onthouden:
⁃ Vergeetcurve: de herhaling (blauwe lijnen) zorgt ervoor dat de kennis blijft hangen.
⁃ Kennis wordt aangeboden in verschillende contexten. Hierdoor anders en daarom blijft het
beter hangen —> context onafhankelijke representatie: kennis ongeacht context terughalen.

Hoofdstuk 1: leertheorieën
Vroeger (zie foto oud klaslokaal): veel enthousiasme over behaviorisme. Het herhalen van kennis
werd gezien als belangrijk. Hoofd werd gezien als leeg vat en leerkracht moet hier kennis instoppen
d.m.v. herhaling. Daarom ook weinig afleiding en veel herhaling.

Vroeger veel gebruik gemaakt van introspectie en zelf-observatie: vroege psychologie. Maar niet zo
wetenschappelijk en subjectief, daarna kwamen er wetenschappelijke, systematische, werkwijzen.
⁃ Behavioristisch model: wat je in hersenen gebeurt kan je niet zien (= black box) dus alleen
dingen meten die je objectief kan zien —> gedrag.
⁃ Cognitief model: belangrijk om denkprocessen systematisch in kaart te brengen: door slimme
experimenten
Theorie die hierop voortborduurt: social cognitive theory:
⁃ Wat gaat erin, wat eruit? combinatie van vorige 2 modellen
⁃ Wat is de wisselwerking met de omgeving?

Theorieën:
⁃ Overzichtelijk: integratie van verschillende leerprincipes (samenvatting onderzoeken)
⁃ Genereert nieuw onderzoek, nieuw startpunt voor onderzoek
⁃ Geeft betekenis aan observaties/resultaten en voorspellen onder welke omstandigheden een
kind goed leert
⁃ Geeft aangrijpingspunten om meer optimale interventies te ontwikkelen

Maar: theorie is altijd een versimpeling van de werkelijkheid
⁃ Pedagogiek en psychologie: gaat vaak over kansen: de kans is groter als dit …. wanneer
dit…. (in tegenstelling tot de exacte wetenschap)
⁃ Bias om voornamelijk onderzoek te doen naar fenomenen die relevant zijn voor een bepaalde
theorie (versobering van onderzoek)
⁃ Vertaling naar praktijk kan lastig zijn.

Experiment: wat werkt beter? 4x studeren, 3x studeren en 1x testen of 1x studeren en 3x testen?
⁃ 5 minuten erna: studenten die 4x gestudeerd hebben weten het meeste
⁃ 1 week later: studeren die 1x gestudeerd hebben en 3x getest weten het meeste

Conclusies:
1. Testen helpt onthouden
2. We kunnen niet altijd vertrouwen op ‘common sense’: eigen ervaringen kloppen niet altijd
College 2: behaviorisme
Introductie behaviorisme
Behaviorisme: gaat om relatie tussen stimulus en de response, ook wel stimulus-response theory.

, De input gaat in de blackbox van organisme.
 Vroege psychologie was subjectief, behaviorisme is objectiever

Belangrijke personen:
⁃ Watson: stichter behaviorisme (o.b.v. 1913 manifest)
⁃ Pavlov: classical conditionering (hondenexperimenten)
⁃ Skinner: operante conditionering (duiven en ratten)
⁃ Thorndike: Law of effect
⁃ Bandura: Social learning  transitie behaviorisme naar cognitivisme.

Belangrijke termen:
⁃ Equipotentialitiy: leren van mensen is grofweg hetzelfde als dieren. Daarom vond veel
onderzoek bij dieren plaats.
⁃ Objectivity: objectief onderzoek is alleen mogelijk door de relatie tussen stimulus en response
te beschrijven.
⁃ Mentale processen vinden plaats in de black box. Het heeft geen zin om hiernaar te kijken
want dat kan je toch niet onderzoeken.
o Neobehavioristen: wel meer geïnteresseerd in wat er cognitief gebeurd: S-O-R (social
learning theory): bijvoorbeeld motivatie, sterkte van S-R associaties.
⁃ Leren is de verandering in gedrag wat alleen zichtbaar is in iemands gedrag/acties
o Leren vindt plaats dat buiten iemands eigen controle valt: conditioneren.
⁃ Tabula rasa: mensen worden geboren zonder kennis of vaardigheden.
⁃ Parsimony (spaarzaamheid): de simpelste theorie is de beste
o Gedragingen verklaren door zo min mogelijk leerprincipes.

Het gaat binnen het behaviorisme ook over ingewikkelde processen. Heel ingewikkeld gedrag kan je
leren met de juiste reinforcement.

Thorndike
Ontwikkelde de puzzlebox: kan de kat ontsnappen door aan de hendel te trekken?
- Vindt plaats door middel van trial-and-error  kat krijgt door dat er een link is tussen
stimulus en response  link wordt steeds sneller (learning curve).
Thorndike: kennis is de link tussen stimulus en response: Law of effect:
1. Law of Readiness: mensen leren het beste wanneer ze er
fysiek en mentaal klaar voor zijn.
o Concentratie, motivatie
2. Law of Exercise: herhaling maakt link tussen stimulus en
response sterker
3. Law of Effect: connectie wordt versterkt door belonen en
afstraffen.

Klassieke conditionering: onvrijwillig, passief, leren van nieuwe verbanden
Operante conditionering: vrijwillig, actief, leren van (nieuw) gedrag

Klassieke conditionering
UCR: ongeconditioneerde responses, je hebt er geen
invloed op. UCR wordt getriggerd door UCS. Wanneer
twee stimuli tegelijk gepresenteerd woorden ontstaat
klassieke conditionering.

Pavlov:
1. nS (neutrale stimulus) = bel  geen response
2. ucS (ongeconditioneerde stimulus) = vlees  ucR (ongeconditioneerde response) = kwijlen
3. nS (bel) + ucS (vlees)  ucR (kwijlen)

, 4. door herhalen: cS (bel) cR (kwijlen)
Andere voorbeelden:
- Coco Cola met kerstreclame: fijne associatie met coca cola want kerst is fijn.
- Coronabier: associatie met corona?
- Verslaafd aan drugs, in rehab gaat het goed, maar in oude omgeving reageert lichaam anders.

Klassieke conditionering kan verklaren dat mensen bepaalde fobieën hebben of dat bepaalde mensen
bepaalde attitudes hebben.

Is een neutrale stimulus wel echt neutraal voordat het geconditioneerd wordt?
- Associative bias: sommige associaties werken beter (eten kan eerder cS worden dan bel).
- Contiguity (nabijheid): cS moet vlak voor ucS gepresenteerd worden
- Contingency (afhankelijkheid): cS presenteren wanneer kans op ucS groot is, niet per toeval

Fenomenen
⁃ Uitdoving (extinction): gebeurt vaak niet omdat mensen de CS vermijden als ze er bang voor
zijn, dan stellen ze zich niet bloot aan het geen waarvoor ze bang zijn en dooft het niet uit.
⁃ Spontaan herstel: je kan spontaan herstellen
⁃ Generalisatie: je bent bang voor konijnen, dan kan de angst uitbreiden naar bijvoorbeeld
schattige hamsters.
⁃ Stimulus discrimination: hond kwijlen bij hoge en lage toon  alleen eten geven bij hoge
toon  alleen kwijlen bij hoge toon (onderscheid tussen twee tonen).
o Ander voorbeeld: bij misbruik zal het kind positief contact behouden met andere
familieleden.
- Hogere-orde conditionering: als tijdens laten zien bel ook lichtflits: wordt ook cs  cr.
- Counterconditioning: aangeleerd gedrag afleren (snoep geven bij angst)
o Stimuli dat nieuw gevoel uitlokt wordt tegelijk gepresenteerd met stimulus dat naar
gevoel oproept.
o Hond blaft bij bel. Koekje tussenzetten. Twee stimuli tegelijkertijd aanbieden.
Response koekje wordt aangeleerd.

Operante conditionering
Klassiek: twee stimulu worden tegelijk
aangeboden om stimuli te triggeren.
Operant: gedrag volgt door
posittieve/negatieve beloning/straf:
- Belonen: gedrag neemt toe
- Straffen: gedrag neemt af

Positieve beloning: gedrag wordt beloond door stimulus toe te voegen.
Na huiswerk maken mag het kind gamen.
⁃ Sticker (materialistisch)
⁃ Social: knuffel
⁃ Token: iets wat je kan sparen, stempelkaart
⁃ Activiteit: je mag iets leuks doen
⁃ feedback on performance: effectief als ze weten wanneer ze
het krijgen en hoe ze hun prestaties kunnen verbeteren
⁃ intrinsic: goed gevoel na maken tentamen

Negatieve beloning: beloning van gedrag om stimulus weg te nemen
- Verbranden  zonnebrand  niet verbranden (je neemt het verbranden weg).
- Hoofdpijn  paracetamol  hoofdpijn weg
- Goed leren  Goed cijfer voor toets  geen extra huiswerk

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RivkaVliet. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.97
  • (0)
Add to cart
Added