1.1 The sociological perspective
Twee verschillende perspectieven:
> Individueel perspectief: focus op individuele gevallen en hun karakteristieken
> Sociologisch perspectief: probeert het menselijk gedrag te verklaren door de sociale
contexten die individuen delen. Kortom, het identificeert sociale oorzaken in tegenstelling tot
individuele oorzaken. Hieronder valt,
- Sociale fenomenen: collectief menselijk gedrag
- Sociale imagination: uitleg van gedrag die focust op sociale context
Hoe relateren het individueel perspectief en sociologisch perspectief?
> Supplemental perspective: individuele en sociale factoren worden gecombineerd, beide
hebben invloed.
> Alternative perspective: individuele of sociale factoren worden gescheiden, iemand gaat uit
van 1 perspectief.
> Proximate oorzaak: individuele factoren, dichterbij de persoon vb. negatief zelfbeeld.
> Ultimate oorzaak: sociale factoren, achterliggende reden vb. pesten.
De verschillende niveaus
- Micro niveau: het niveau van hoe een individu opereert.
- Meso niveau: sociale context van een direct niveau, vb. school, organisaties, buurt,
familie.
- Macro niveau: sociale context van een breder niveau, vb. naties, groepen,
continenten.
1.2 Social problems
Voorwaarden sociaal probleem:
1. Het gaat verder dan het individu
2. Het is een probleem die veel mensen aangaat.
1.3 Three aims of sociology
De drie doelen van sociologie:
1. Omschrijven van sociale fenomenen
2. Uitleggen van deze fenomenen
3. Kennis delen en toepassen.
- Voorspellingen maken
- Sociale interventies evalueren.
Wanneer sociologisch werk wordt verricht met het oog op actuele maatschappelijke
problemen die in de samenleving bestaan, wordt hun werk zogenaamd maatschappelijke
relevantie genoemd. Een sociaal probleem kan hierdoor beter begrepen worden.
,1.4 Three types of sociological questions
Er zijn 3 soorten wetenschappelijke vragen (scientific) → vraag zonder waarde oordeel
> Descriptive vraag: beschrijft een fenomeen.
Wat gebeurd er?
Hoeveel?
> Theoretische vraag: het begrijpen van een fenomeen.
Waarom gebeurd dit?
> Application vraag: toepassen van een fenomeen.
Wat gaat er gebeuren in de toekomst?
wat zijn de consequenties van een sociale interventie?
Een vraag die wel een waarde oordeel heeft zijn normatieve vragen, hier betrekken
sociologen zich niet bij. “wat we zouden moeten doen.”
1.5 The art of asking good sociological questions
Twee elementen voor het ontwikkelen van een goede vraag zijn precisie en relevantie.
- de kunst van het stellen van goede vragen is om zulke slecht gedefinieerde vragen
(ill-defined questions) te herformuleren in precieze vragen (precise questions). Hoe
nauwkeuriger je een vraag hebt geformuleerd, hoe beter deze wordt.
Er zijn vier vraag ingrediënten waarmee u rekening kunt houden bij het formuleren:
1. Het gedrag waarin u geïnteresseerd bent
2. De sociale context
3. De periode
4. De bevolking
Voorbeeld: hoe hoog was het aantal moorden op mannen in Engeland in het jaar 2015?
Stel een vraag zo precies als je kan en zorg dat het scientific relevant is. Doe literatuur
onderzoek of het al bekend is.
> False theoretical question: theoretische vraag die tot doel heeft iets te verklaren dat niet
bestaat.
> Comparative-case question: die een vergelijking omvat van meerdere sociale gevallen.
- De reden waarom sociologen deze vergelijkende casusvragen aantrekkelijker vinden
dan vragen over een enkele casus, is dat ze meer aansluiten bij het sociologische
perspectief.
1.6 Sociology and common sense
Er is een verschil is tussen wat we privé-sociologen en academische sociologie.
- Wij als mensen zijn allemaal privé-sociologen, omdat we ons bezighouden met het
sociale leven en onze eigen persoonlijke overtuigingen ontwikkelen over sociale
fenomenen, over wat er gebeurt en waarom.
- Bij academische socioloog kijken we naar hoe academische instituties de sociale
wereld beschrijven en uitleggen. Zij maken hun kennis publiekelijk.
1.7 Sociology as cumulative science
Sociologie is een cumulatieve wetenschap: theorieën en observaties van eerdere studies
(background knowledge) kunnen worden gebruikt in nieuwe onderzoeken.
, Theories
Hoofdstuk 2
2.2 Theories and explanations
Een theorie schema: schema waarin preposities, condities, hypotheses en observaties zijn
uitgeschreven als uitspraken.
> Prepositie: uitspraak over de oorzakelijke relatie tussen 2 of meer concepten
> Conditie: Assumptie over de specifieke setting die relateert aan de preposities, hypotheses
en observaties.
> Hypothese: testbare voorspelling, gebaseerd op de theorie
Voorbeeld theorieschema:
P. Altijd als het regent, worden mensen die buiten zijn nat
↑
C. Het regende op 13 juni, 2016, tussen 10 en 12 uur in Oxford.
↑
O. Op 13 juni, 2016 werden mensen die tussen 10 en 12 uur buiten waren in
Oxford nat. ↑
Dit is een voorbeeld van een deductive-nomological explanation, ook wel een uitleg van het
fenomenen door middel van preposities en condities. Hierbij werk je van beneden (vanuit de
observatie) omhoog.
Ander voorbeeld theorieschema:
p. Hoe ouder individuelen zijn, vergelijkbaar met hun collega’s, des te vaker ze
worden geselecteerd voor het beste sport team.
↓
c. In de jaren 200, waren de individuen geboren in januari-maart relatief ouder
dan hun collega’s in een voetbal team.
↓
H. individuen geboren in januari-maart waren vooral te vinden in de jeugd top voetbalspelers
in de jaren 200.
Bij deze theorieschema’s kom de modus tollens van pas, als A tot B leid en A niet waar is,
kan B ook niet waar zijn.
Stellingen en hypothesen maken deel uit van de sociologische theorie. Er zijn twee
aspecten die aandacht verdienen als we spreken van een theorie:
1. Er moet samenhang zijn tussen de hele set van stellingen en veronderstellingen over
voorwaarden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anne001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.