Aardrijkskunde Hoofdstuk 2
2.1 wereldwijde luchtstromen
Als het warm is stijgt de lucht op en ontstaat er een laagdrukgebied (L). Dit gebeurd bij het punt waar de zon het dichts opstaat.
We spreken daar van een lagedrukgebied, dat rond de evenaar de intertropische convergentiezone (ITCZ) genoemd wordt. De
evenaar bevindt zich op 0 graden en daar vinden we het regenwout klimaat. De warme lucht stijgt op en koelt boven af. Koude
lucht kan minder vocht vast houden waardoor het gaat regenen. De lucht gaat naar de noord- en zuidpolen afstromen. Bij 30
graden noord- en zuidbreete is de lucht zo ver afgekoeld dat deze weer gaat dalen. De lucht drukt op het oppervlak, dus
spreken we weer van een hogedrukgebied. De lucht daalt, warmt op en het is dus droog --> woestijn.
Bij het aardoppervlak op 30 graden stroomt inmiddels op gewarmde lucht deels richting de evenaar en deels verder naar de
polen. Op 60 graden komt de warme lucht samen met de koude lucht van de polen. Deze relatief warme lucht stijgt op en
ontstaat dus weer een lagedrukgebied met regen en wind.
Bij de polen op 90 graden is het koud. Koude lucht is zwaar en daalt je vind er dus een hogedrukgebied.
Al deze luchtstromen bij elkaar noem je de atmosferische circulatie of grote windsystemen.
Lucht stroomt aan het aardoppervlak van hoge naar lage druk, zo ontstaat wind. Echter zit
hier wel een afwijking in doordat de aarde draait. Kijkend met de wind in de rug is dit op het
noordelijk halfrond naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links. Dit heet de wet van
Buys Ballot of het carioliseffect.
Een passaat wind --> wint met op een noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het
zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
Een moesson --> wind met een afwijking die veranderd als die over de evenaar gaat. Deze is
er niet in de lente en herfst.
De Steenbok- en Kreeftskeerkring bevinden zich op 23,5 graden noord- en zuiderbreedte.
2.2 zeestromen en klimaatgebieden
Zeestromen volgen de overheersende windrichting. Dit patroon van zeestromen wordt de oceanische circulatie genoemd.
*westenwinden betekend dat de wind uit het westen komt!
Over het algemeen geldt:
- Warme zeestroom: van evenaar richting polen.
- Koud zeestroom: van polen richting evenaar.
Dus lucht- en zeestromen zijn dus erg belangrijk voor de verdeling van de warmte op aarde.
Klimaatclassificatie van Köppen
A --> tropische klimaten
w: wintertrocken -> droge periode in de winter, moessonregen in de zomer.
F: felt -> droge periode ontbreekt, hele jaar vochtig, rond evenaar ->tropisch regenwoud
, B --> droge klimaten
S: steppe
W: woestijn
C --> maritieme klimaten van de gematigde zone
s: sommertrocken -> droge periode in zomer -> mediterraan klimaat.
w: wintertrocken -> droge periode in winter -> gebergtevariant van Aw
f: Felt -> droge periode ontbreekt, hele jaar vochtig -> zeeklimaat
D --> continentale klimaten
f: Felt -> neerslag in alle jaargetijden, hele jaar vochtig -> landklimaat
w: wintertrocken -> met droge winter, vaak gebergte variant van Aw
E --> Polaire klimaten
T; toendraklimaat
F: vorst
H: hooggebergte
Grote gebieden die kwa klimaat ongeveer hetzelfde zijn noemen we klimaatgebieden.
Lucht- en zeestromen zorgen samen voor transport van warmte richting hogere breedte. Dus voor een meer gelijkmatige
verdeling van warmte op aarde.
Uitzondering rond Antartica:
1. Er is een westerwind die het continent isoleert, waardoor het erg koud is.
2. De enorme ijskap weerkaatst zonlicht, hierdoor warmt de aarde nog sneller op.
Klimaatfactoren:
1. Geografische breeteligging
Bij de evenaar staat de zon hoog het is daar warm, Dit neemt af hoe meer je naar de polen gaat. Koude lucht kan
minder vocht vast houden, dus ook de neerslag neemt af.
*Woestijn is hierop een uitzondering, omdat de atmosferische circulatie daar voor hogedrukgebieden en dalende lucht
zorgt daardoor kan er weinig neerslag vallen.
2. Gebergte en hoogte
Per 1000m daalt de temperatuur met 6 graden. Hoe hoger je dus komt hoe kouder het wordt. Achter een berg ligt ook
vaak een droog gebied, want vochtige lucht stijgt op en koelt daardoor af, waterdamp condenseert en er ontstaat
regen. De lucht verliest veel vocht waardoor achter de berg geen regen meer kan ontstaan.
3. Type oppervlak
Oceanen en continenten hebben grote invloed op het klimaat. Oceanen koelen en wamen langzamer op dan
continenten. Een gebied aan zee kent ook kleinere verschillen tussen zomer en winter kwa temperatuur. De lucht
boven oceanen kan meer vocht op nemen waardoor aan zee meer neerslag is. Warme zeestromen zorgen voor extra
warmte en koude zeestromen niet.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterrevvliet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.23. You're not tied to anything after your purchase.