Samenvatting Literatuur probleem 3 Goederen- en insolventierecht GIR
4 views 0 purchase
Course
Goederen- En Insolventierecht
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Samenvatting voorgeschrevenliteratuur probleem 3 Goederen- en insolventierecht voor de werkgroepen van Erasmus universiteit.
O.a. derdenbescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid en arresten Oryx/Van Eesteren en Coface Intergamma
Hoofdstuk 5: Overdracht
5.2 Overdraagbaarheid
Algemeen
3:83 lid 1 verklaart eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zonder meer overdraagbaar. Verder verklaart lid 3 andere rechten
overdraagbaar voor zover de wet dit bepaalt.
Afhankelijke rechten en nevenrechten zijn in het algemeen niet zelfstandig overdraagbaar. Zo zijn bestanddelen ook niet zelfstandig overdraagbaar,
want deze volgen het moederrecht.
Verder is belangrijk dat alleen de overdraagbaarheid van vorderingsrechten contractueel kan worden uitgesloten (3:83 lid 2). Niet van zaken en
beperkte rechten.
Zaken en beperkte rechten
3:83 lid 1 acht zaken en beperkte rechten overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet. Hierbij doelt het huidige BW
op een wet in formele zin.
Voorbeelden van 'de wet' uit lid 3 zijn: 3:266 lid 4 en 5:117 lid 2. Voorbeelden van de aard van de zaak zijn moeilijker te bedenken
Zaken en beperkte rechten kunnen dus niet door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar onoverdraagbaar gemaakt worden. Iets anders is
dat iemand zich verbintenisrechtelijk kan verplichting een zaak of beperkt recht niet over te dragen. Hij mag dan niet overdragen, maar kan dit in
principe wel, met gevolg van wanprestatie.
De optie dit in de vorm van een kwalitatieve verbintenis te gieten, die daarmee ook nog overgaat op rechtsvolgers is ook uitgesloten (6:252 lid 5).
Kunnen partijen de overdraagbaarheid van een goed goederenrechtelijk wel beperken? Hiervoor zal altijd een wettelijke grondslag moeten bestaan
(zoals 5:91 lid 1 voor erfpacht).
Vorderingen in het algemeen en 3:83 lid 1
Voor overdraagbaarheid van vorderingen geldt in de eerste plaats hetzelfde als voor zaken en beperkte rechten (3:83 lid 1).
Voorbeelden van wettelijke uitzonderingen zijn: 6:95 lid 2 en 7:970.
Enige voorbeelden op grond van de aard van het goed vormen in het algemeen het recht op kost en inwoning op grond van een
pensionovereenkomst.
5.5 Beschikkingsbevoegdheid
Begrip
Gebleken is, dat met de term beschikkingsbevoegdheid in het goederenrecht wordt gedoeld op de bevoegdheid om te vervreemden of te
bezwaren. De beschikkingsbevoegdheid over een goed komt in beginsel toe aan de rechthebbende van dat goed: de eigenaar van een zaak, de
crediteur van een vordering of de gerechtigde tot een beperkt recht.
Hieronder al uitsluitend de bevoegdheid tot vervreemding (overdracht) worden besproken en niet ook tot bezwaring (vestiging van een beperkt
recht) waarvoor in beginsel hetzelfde geldt op grond van 3:98.
Uitsluitingen en beperkingen
De beschikkingsbevoegdheid van een persoon wordt weggenomen door faillissement (23 Fw).
Beschikkingsbevoegdheid kan voorts worden uitgesloten of beperkt door een lastgevingsovereenkomst (7:423).
Beschikkingsbevoegdheid wordt soms aan banden gelegd door bijvoorbeeld meerderjarigenbewind (1:438 lid 2).
Rechthebbende waarvan het volledige recht bezwaard is met een beperkt recht of geconditioneerd is door een ontbindende of opschortende
voorwaarde waren en zijn ook slechts gelimiteerd of geconditioneerd beschikkingsbevoegd.
Ratio en uitholling
De ratio van de eis van beschikkingsbevoegdheid laat zich het beste omschrijven naar het Latijnse adagium: het 'nemo plusbeginsel': niemand kan
meer rechten op een ander overdragen dan hij zelf heeft.
Zoals we nog zullen zien heeft de wetgever deze nemo plusregel aanzienlijk uitgehold ter bescherming van derde-verkrijgers te goeder trouw.
Beslissend moment voor beoordeling van beschikkingsbevoegdheid
De vraag of de vervreemder beschikkingsbevoegd is, dient beoordeeld te worden naar de rechtssituatie op het moment dat de levering
rechtsgeldig voltooid wordt.
Uitzonderingen op beschikingsbevoegdheidseis: algemeen
De uitzonderingen worden ingegeven door de behoefte aan bescherming van derden te goeder trouw.
Van belang zijn 3:86 en 3:88.
3:86 ziet uitsluitend op verkrijging van door bezitsverschaffing (ofwel art. 90, 91 of 93) geleverde roerende niet-registerzaken, toonder- en
orderrechten (vorderingen).
, 3:88 ziet op verkrijging van dezelfde maar dan door middel van een akte overeenkomstig 3:94 jo 3:93 of 3:95 jis. 3:89-94 geleverde goederen.
Verder ziet 3:88 op verkrijging van andere goederen, met name registergoederen en vorderingen op naam.
Denk er wel aan dat vele derde-bezitters te goeder trouw ook een beroep toekomt op de verkrijgende verjaring. 3:99 bepaalt immers dat rechten
op roerende niet-registergoederen, rechten aan toonder en order (vorderingen) door de bezitter worden verkregen door een onafgebroken bezit
van drie jaren, andere goederen door onafgebroken bezit van tien jaren. Zelfs de bezitter niet te goeder trouw kan verkrijgen door verjaring.
Verkrijgers van beschermde derden
A verhuurt een concertvleugel aan B, die hem doorverkoopt en levert aan C, die te goeder trouw is. C schenkt en levert door aan D, die bij
levering weet dat B de vleugel niet had mogen vervreemden aan C. Toch verkrijgt D de eigendom en wel op grond van toepassing van
3:84 lid 1: C werd wel beschermd door 3:86 en verkreeg dus ex 3:84 jo. 3:86; C werd daarmee rechthebbende en beschikkingsbevoegd; D
voldoet dus aan alle eisen van 3:84 lid 1. Het is derhalve irrelevant of D wel aan de (later te bespreken) beschermingseisen van 3:86 lid 1
voldoet, zoals de eis van de goede trouw en de eis van een verkrijging om baat.
5.5.2 Derdenbescherming ex 3:86
Verkenning, geschiedenis en ratio
3:88 is slechts van subsidiaire betekenis. Er wordt eerst gekeken naar 3:86, wordt er niet voldaan aan één van deze eisen, dan staat eventueel nog
een beroep op 3:88 open.
Bescherming van rechtswege?
3:86 lid 1 is zo geformuleerd, dat het de derde hand van rechtswege lijkt te beschermen. De formulering biedt dus geen argument om de derde
slechts bescherming te verlenen, indien hij deze inroept, al wordt deze stelling ook verdedigd.
In ieder geval moet aangenomen worden dat de derde die zelf beschikt daarmee geacht wordt de bescherming in te roepen. Verhinderd moet
immers worden, dat een eventuele vierde hand afhankelijk is van een standpuntbepaling van de derde die de bescherming mogelijk niet zou
inroepen.
Overzicht van eisen voor bescherming ex art. 3:86
Vereist voor bescherming van 3:86 lid 1 is steeds:
- Het object van verkrijging is een van de in 3:86 opgesomde goederen
- Naast beschikkingsbevoegdheid is aan de overige eisen van overdracht voldaan
- De derde heeft anders dan om niet verkregen
- De derde is te goeder trouw
Ondanks aanwezigheid van de vereisten, blijft rechtsgeldige overdracht aan de derde toch achterwege indien:
- De gedepossedeerde bestolen is en gebruik kan worden gemaakt van de bescherming tegen diefstal ex 3:86 lid 3-4
- Het gaat om een opvordering van staatswege van een cultuurgoed op grond van 3:86a lid 1 dan wel 3:86b of een revindicatie door de
eigenaar van een cultuurgoed op grond van 3:86a lid 2
- De derde de 'wegwijsplicht' van 3:87 schendt
Vereiste aard van het goed
3:86 beschermt geen verkrijging van registergoederen en vorderingen op naam. Dit komt omdat de legitimatie van 3:86 komt van de schijn van
beschikkingsbevoegdheid door feitelijke macht.
Bij registergoederen is de toestand van registers van wezenlijk belang en bij vorderingen op naam is er geen feitelijke macht die kan legitimeren.
De bescherming van 3:86 valt ook ten deel aan de verkrijger van een aandeel in (3:96) of een beperkt recht op (3:98) een in 3:86 lid 1 genoemd
goed.
De bescherming van 3:86 geldt niet voor de verlening van persoonlijke rechten en creatie van absolute rechten met betrekking tot voortbrengselen
van de menselijke geest. Hier is geen sprake van beschikking en kan ook geen sprake zijn van bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid (bij
de overdracht van dergelijke rechten voor zover die althans overdraagbaar zijn, kan zich wel de bescherming van 3:88 doen gelden).
Eisen van art. 3:83-84 afgezien van beschikkingsbevoegdheid
Het gaat hier om overdraagbaarheid (3:83), een rechtsgeldige titel, een rechtsgeldige goederenrechtelijke overeenkomst en leveringshandeling
(3:84) of vestigingshandeling (3:98 jo. 3:84).
Bovendien gelden voor de leverings- vestigingshandeling nadere eisen: namelijk bezitsverschaffing dan wel verschaffing van de feitelijke macht
(3:86 lid 1 jo. 3:90, 91 en 93).
Art. 3:86 staat verder, mede gezien de verwijzing naar 3:91, niet in de weg aan bescherming van degene die onder eigendomsvoorbehoud heeft
verkregen.
3:86 staat evenmin in de weg aan bescherming van de verkrijger aan wie c.p. geleverd wordt. Maar er zijn andere bepalingen die deze bescherming
kunnen verhinderen: 3:111 en 90 lid 2.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isajumelet1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.