Dit zijn alle hoorcolleges van het vak Brein en Cognitie 1: Inleiding van de bachelor Psychologie. Deze zijn in het Nederlands geschreven, ik had zelf een 7.5 voor dit vak :)
Week 1 College 1 + 2
What are the nervous system’s functional units
Bouwstenen van het brein → Cellen → neuronen en gliacellen
Cellen van het nervous system
- neuronen visualiseren
- binnen andere organismen (algen), produceren eiwitten met fluorescerende
eigenschappen in het DNA
- neuronen uit een organismen met sterk licht laten die eiwitten laten hun kleur zien
(fluorescerende)
- om individuele neuronen zichtbaar te maken om ze te onderscheiden
2 perspectieven van cellen
Golgi:
- heeft neuronen zichtbaar gemaakt (binnen hersenweefsel + chemische behandeling)
- fotografische technieken (met licht)
- zijn idee: binnen realiseren van gedrag, al die cellen met elkaar verbonden waren
→ een stof die wordt doorgegeven door 1 lange buis
Cajal:
- gebruik van Golgi’s manier
- veel werk gedaan in het cerebellum
- is geen buizensysteem
- maar elk neuron is 1 gescheiden eenheid (1 celmembraan) - geen contact met elkaar
→ hij heeft gelijk
Structuur van een neuron
- dendrieten:
→ antennes (ontvangt info via andere cellen)
- cellichaam:
→ celkern
- axon:
→ minder vertakt dan dendrieten
→ signaal dat genereert wordt in de overgang tussen axon en cellichaam,
wordt doorgegeven (van presynaptische neuron)
→ aan het postsynaptische neuron
Neurons zijn de basis van informatie verwerking
- een functie (een gedrag, een cognitieve functie) kunnen niet toegeschreven worden
aan 1 neuron (type)
- functionele groepen van neuronen (neuronale netwerken) werken samen om de
functie uit te voeren
- neuronen zijn plastisch
- bijna alle neuronen zijn voor altijd bij ons voor het hele leven (BFF’s)
→ neuronen ontwikkelen zich, maar worden steeds minder
Structuren en functie van neuronen
- membraanspanning wordt overschreden → ionenkanalen open → cel vuurt
,Soorten neuronen
- zintuigelijke neuronen: brengt informatie naar het CZS
- Interneuronen: verbinden zintuiglijke en motorische neuronen
→ stellaire cel
→ piramidale cel
→ pukinje cel
- motorische neuronen: stuurt signalen van brein en CZS naar spieren
Excitatie en inhibitie
- Neuronen exciteren en inhiberen elkaar
- Inhibitie neuronen hebben groter bereiken
Gliacellen:
- Ependymcellen: verantwoordelijk voor productie van hersenvocht (CSF) in ventrikels
→ Hersenvocht beschermt hersenen, ruimt afvalstoffen op, juiste
temperatuur, voedingstoffen
- Astrocyten: ondersteunen bloedhersenbarrière, verwijding bloedvaten, helpen
neurone genezen, voedingsstoffen
→ extensies aan bloedvaten en voering hersenen, neuronen op plek
- Microgliacellen: zitten in bloed, afweersysteem van het brein, opruimen afgestorven
weefsel
- Oligodendroglial cell: vormen myeline in CZS (brein en spinal cord)
- Schwann cell: vormen myeline in PZS
→ myeline is isolatie van het membraan van het neuron
Astrocyten en microglia
Astrocyten
- astrocyten geven ondersteunen aan neuronen maar ook bloedhersenbarrière
→ afdichting van het brein, voor schadelijke stoffen
→ neuronen zijn gevoelig, heel erg afgedicht, → binnen de haarvaten met
de hulp van astrocyten kunnen er geen grote moleculen doorheen
(meestal schadelijk niet altijd)
→ voetjes van astrocyten drukken ze op de verbindingen van de cellen die
de wand van de haarvaten vormen
→ ze kunnen niet uit elkaar gaan omdat de astrocyten het bij elkaar
houden
Microglia
- hebben een beschermende functie, tegenhangers van immuunsysteem
- functie: schade aan neuronen om de gevolgen op te ruimen (of stervende neuronen)
= fagocytose
- bewegen binnen het brein om dat op te zoeken
,Glial cellen en neuronen repair
- Schwann cellen helpen met herstellen neuronale schade
naar oorspronkelijke vorm
- cel gaat proberen een nieuwe axon te vormen, op
exact dezelfde plek → Schwann cellen
- Schwann cellen geleiden de axon uitstulpingen naar de
andere kant, tussen de schwann cellen, en maken daarna
myeline aan
- lukt alleen bij PZS en niet CZS
Interne structuur van een cel
cellen kunnen eiwitten maken: selectieve communicatie tussen
neuronen
- celkern: DNA, chromosomen bevinden
- endoplasmatisch reticulum: ribosomen, zorgen voor polypeptide kettingen
- mitochondria: transporteren en slaan energie op
- microtubule: transport van eiwitten van celkern naar synapsen
- golgi lichamen; transporten van eiwitten
Celmembraan:
- scheiding tussen binnen en buiten van de cel
- dubbele laag fosfolipiden: fosfaatgroep en een vetgroep
→ fosfaatgroep: trekt water aan (ionen opgelost → spelen een rol in het
elektrische spanning)
→ vetgroep: stoot water af (geen water er doorheen)
Nucleus en protein synthesis
- chromosoom: elke chromosoom is een doublestranded molecule van DNA
- Adenine (A) — Thymine (T), Guanine (G) — Cytosine (C)
1. mRNA: leest DNA af (ipv T wordt Uracil)
2. gaat daarna uit de celkern en gaat naar het endoplasmatisch reticulum
3. ribosomen leest mRNA af en maakt een polypeptide (reeks aminozuren)
4. polypeptide is de eerste fase van een eiwit
Aminozuren:
- elk aminozuur bestaat uit een
- Aminogroep: stikstof + 3 waterstofmoleculen
- Carboxyl groep: 2 zuurstof + koolstof
- verbinding van waterstof en koolstof
- en een R-groep (onderscheid de verschillende aminozuren)
Vorm eiwit
- polypeptide (primary structure)
- pleated sheets (secondary structure)
- sheets and helices fold to form a protein (tertiary structures)
- complex protein, number of different protein (quatemary structure)
, Eiwitten naar hun plaats gebracht
- eiwitten zijn in ER, gaan in de golgi lichamen, plakt een adres op het eiwit en stuurt
het weg op de microtubules
- elk eiwit zit aan een motor moleculen en gaan langs de microtubules
3 soorten dingen wat het eiwit kan doen
1. opgenomen in het membraan (belangrijkste) → kanalen, gesloten kanalen,
pompen
2. in de cel blijven als enzyme fungeren
3. uit de cel worden gescheiden (exocytose)
Eiwitten kunnen van vorm veranderen
- interactie met een andere molecuul, op een receptor plek, verandert hij van vorm
Door de cel gaan
- Kanaal:
→ Ionen kunnen erdoor heen, maar andere stoffen kunnen er niet
doorheen (te groot)
- Sluisjes:
→ als een molecuul eraan bindt, verandert van vorm waardoor een ion er
doorheen kan
- pomp:
→ actieve transport mechanismen, Kalium naar binnen, en Natrium naar
buiten
Chromosomen
- 23 paar: 1 t/m 22: autosoom, 23e paar geslachtschromosoom (XX, XY)
- elk chromosoom: 2 allelen dominant en recessief
- een paar chromosoom heeft 2 kanten die beide een X vormen
Tay-sachs
- ziekte alleen krijgen als beide recessieve allelen krijgt (dus beide chromosomen)
- drager x normaal
→ 50% drager
→ 50% normaal
- drager x drager
→ 25% normaal
→ 50% drager
→ 25% Tay-sachs
Huntington
- ziekte krijg je al als je 1 chromosoom als de ziekte hebt (dominant)
- drager x normaal
→ 50% Huntington
→ 50% normaal
- drager x drager
→ 75% Huntington
→ 25% normaal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller inezvandenhomberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.23. You're not tied to anything after your purchase.