Samenvatting bij de module Voedingsleer van de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de NTI.
In deze module wordt niet het gehele boek behandeld, dus in de samenvatting missen enkele hoofdstukken.
Aan het eind van de samenvatting staan nog enkele schematische overzichten van o.a vitamines, mineral...
6671 Samenvatting Voedingsleer - The Science Of Nutrition
All for this textbook (1)
Written for
Hogeschool NTI (NTI)
Voeding en Diëtetiek
Voedingsleer
All documents for this subject (18)
Seller
Follow
aeluth
Reviews received
Content preview
Samenvatting voedingsleer
Hoofdstuk 1
Spijsvertering: het afbraakproces van voedsel dat in het maag-darmkanaal plaatsvindt.
Stofwisseling: het proces waarbij de spijsverteringsproducten in het lichaam worden omgezet tot
bruikbare stoffen en eventueel afgebroken worden tot afbraakproducten.
Nutriënten: voedingsstoffen die nodig zijn voor groei en gezondheid.
Macronutriënten: voedingsstoffen die het lichaam in relatief grote hoeveelheden nodig heeft.
(koolhydraten, vetten, proteïnen, water)
Micronutriënten: voedingsstoffen die het lichaam in relatief kleine hoeveelheden nodig heeft.
(vitamines, mineralen)
Nutritie: de wetenschappelijke studie van voedsel en hoe dit het lichaam voedt en gezondheid
beïnvloed.
Chronische aandoening: een aandoening die gekarakteriseerd wordt een geleidelijk en langdurig
verloop. De symptomen zijn vaak moeilijk te herkennen en reageren vaak slecht op medicatie.
Organisch: een substantie of voedingsstof die de elementen koolstof en waterstof bevat.
Anorganisch: een substantie of voedingsstof die geen koolstof en waterstof bevat.
Energie wordt gemeten met de aanduiding Kilocalorie. 1 kilocalorie is de hoeveelheid hitte dit
nodig is om 1 kg water met 1°C te verwarmen.
Koolhydraten zijn een brandstof voor het lichaam, voornamelijk voor neurologische processen en
lichamelijke activiteit. Koolhydraten komen voor in: rijst, granen, groenten, fruit, peulvruchten,
noten, zaden, melk(producten).
Vetten worden ook als brandstof gebruikt. Het is een organische stof, maar bevat wel veel minder
zuurstof en water dan koolhydraten. Dit is ook de reden waarom vet minder energie per gram
afgeeft dan koolhydraten of proteïnen. Voedsel dat vet bevat speelt een belangrijke rol bij de
opname van vetoplosbare vitamines.
Proteïnen (eiwitten) ondersteunen de weefselgroei, -reparatie en -onderhoud, ondersteunen de
metabolisme en vochtbalans. Proteïnen bevatten ook koolstof, waterstof en zuurstof, maar bevatten
daarnaast ook stikstof. Binnenin de proteïnen zorgen deze vier elementen voor de vorming van
aminozuren.
,Malnutrition: een voedingsstofstatus die uit balans is. Een persoon krijgt of te veel of te weinig van
een bepaalde voedingsstof binnen gedurende een significante periode.
Overvoeding: een persoon krijgt te veel energie binnen gedurende langere periode. Dit resulteert in
obesitas, hart- en vaatziekten of voedingsstofvergiftiging.
Ondervoeding; een persoon krijgt te weinig voedingsstoffen binnen gedurende langere periode. Dit
resulteert in (extreem) gewichtsverlies en voedingsdeficiëntie.
Primaire deficiëntie: een tekort dat optreedt bij te lage inname van een bepaalde voedingsstof.
Secundaire deficiëntie: een tekort dat optreedt als het lichaam niet voldoende van een bepaalde
voedingsstof kan opnemen, er teveel van uitscheidt of niet optimaal kan verwerken.
Subklinische deficiëntie: een deficiëntie in zijn beginfase; er zijn geen tot weinig aanwezige
symptomen.
Covert (verborgen): een teken of symptoom is verborgen voor een patiënt. Er zijn testen nodig om
ze te vinden.
Overt (openlijk): een teken of symptoom is openlijk aanwezig. (pijn, blauwe plek, vermoeidheid,
etc.)
, Hoofdstuk 2
Een gezond dieet bevat voldoende energie, voedingsstoffen en vezels om alle lichaamsprocessen en
gezondheid in stand te houden. Een gezond dieet is persoonlijk, niet iedereen heeft hetzelfde
gezonde voedingspatroon.
Een gezond dieet bevat de juiste combinatie voor energie en voedingsstoffen, is adequaat voor die
persoon, gemiddeld (niet te veel – niet te weinig), heeft de juiste verhouding voedingsstoffen, is
uitgebalanceerd en gevarieerd.
Hoofdstuk 3
Honger: een fysiologische sensatie die ervoor zorgt dat we gaan eten. Elk soort voedsel volstaat.
Trek (appetite): een psychologische verlangen naar specifiek eten.
Prikkels die tot eten kunnen leiden:
sensorische data: zicht, geur, smaak, textuur, geluid van eten
sociale en culturele signalen: speciale gelegenheden, bepaalde locaties en activiteiten,
samenzijn met anderen, tijd van de dag, omgevingsgeluiden en -zicht die geassocieerd
worden met eten, emoties die getriggerd worden door externe factoren (stress, verdriet, etc.)
aangeleerde factoren: familiaire, religieuze, culturele, omgevingsgerelateerde eetgewoonten.
Ook het leren van nieuwe eetgewoonten door vrienden, kennismaking met andere culturen,
voedingseducatie, etc.
Hypothalamus: een gebied in de hersenen, waar honger en dorst gereguleerd worden. Dit gebeurt
door signalen vanuit de zenuwcellen en bepaalde hormonen.
Hormoon: een chemische boodschapper die afgegeven wordt aan de bloedstroom door één van de
vele endocriene klieren. Chemische boodschappers die door een hormoonklier worden aangemaakt
en vervolgens via het bloed naar de plaats gebracht worden waar ze hun werking uitoefenen.
Hormonen zijn opgebouwd uit eiwit- of vetmoleculen.
Insuline en glucagon worden geproduceerd in de pancreas (alvleesklier). Onderhouden de
bloedsuikerspiegel.
Glucose is de meest beschikbare energiebron.
Honger → bloedsuiker (glucose) daalt → insuline daalt → glucagon stijgt → hypothalamus geeft
signaal af om te eten → hypothalamus registreert uitzetting van maag en dunne darm →
bloedsuiker stijgt → insuline stijgt → glucagon daalt → gevoel van verzadiging.
Ghreline: hormoon wordt geproduceerd door de maag. Meteen na de maaltijd zijn de waarden laag.
Naar mate de tijd verstrijkt na een maaltijd, beginnen de waarden te stijgen. Verhoogde
ghrelinewaarde zet de hypothalamus aan om ons te laten eten.
Cholecystokinine: hormoon dat geproduceerd wordt in de dunne darm als reactie op voedsel. Dit
hormoon stimuleert het verzadingscentrum.
Leptine: (eiwit)hormoon dat geproduceerd wordt door de vetcellen. Hoe meer vetcellen, hoe meer
leptine. Leptine stuurt signalen naar de hypothalamus om het hongergevoel te onderdrukken en de
stofwisseling en energie-afgifte te verhogen. (ongelukkigerwijze blijken mensen met obesitas
leptine-resistent te zijn)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aeluth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.06. You're not tied to anything after your purchase.