Tentamenvragen PB0312 Inleiding in de arbeids- en
organisatiepsychologie Open Universiteit.
1. Welke stelling over betrouwbaarheid is juist?
A) Betrouwbaarheid meet wat het beoogt te meten.
B) Betrouwbaarheid hoeft niet consistent te zijn
C) Betrouwbaarheid meet telkens hetzelfde.
2. Welk van onderstaande disciplines hoort bij de theoretische psychologie?
A) Organisatiepsychologie.
B) Persoonlijkheidsleer.
C) Sportpsychologie.
3. Welk van onderstaande tradities houdt zich bezig met het meten van
iemands persoonlijkheidskenmerken?
A. Persoonlijkheidsleer.
B. Psychoanalyse.
C. Fenomenologie.
4. Onder welke traditie hoort mentoring voornamelijk bij?
A. De sociaal-cognitieve theorie.
B. Behaviorisme.
C. Psychoanalyse.
5. ‘Andere stellen dat de mens weliswaar deels het product is van zijn
omgeving, maar dat hij die omgeving ook kan beïnvloeden’ (Bandura). Dit
is het principe van...?
A. Zelfwerkzaamheid (self-efficacy).
B. Human relations.
,C. Wederkerige determinisme.
6. Bij welke theoretische traditie van de psychologie staat zelfrealisatie
centraal?
A. Fenomenologie.
B. Sociaal-cognitieve theorie.
C. Persoonlijkheidsleer.
7. ‘Een klein groep vrouwelijke arbeiders werd in een aparte ruimte
tewerkgesteld, zodat hun werkomstandigheden goed konden worden
gecontroleerd.’ Wat waren enkele algemene lessen van het Hawthorne
experiment?
A. Het is moeilijk om te experimenteren met mensen zonder onbedoeld
enkele condities te veranderen.
B. Het gedrag van mensen worden beïnvloed door hun interpretatie van wat
er gaande is.
C. Zowel A als B zijn juist.
8. Welke veranderingen in de wereld van werk is onjuist?
A. Overbevolking zorgt voor tekort aan banen.
B. Toenemende werkdruk voor werkende.
C. Gekrompen, platter gemaakte en geoutsourcete organisaties.
9. Wat is een gevolg voor de arbeidspsychologie als mensen op afstand gaan
werken?
A. Werknemers krijgen meer last van burn-out en geestelijke
gezondheidsproblemen.
B. Het heeft impact op werkprestaties en werktevredenheid.
C. Het heeft niet veel invloed op de arbeidspsychologie als mensen op afstand
gaan werken.
,10. Wat houdt de term arbeidsintensivering in?
A. Langere werktijden en hogere werkdruk.
B. De noodzaak van levenslang bijscholing en bereidheid om van baan te
veranderen.
C. Zowel A als B zijn juist.
11. Welke baan sluit zich goed bij het Taylorisme aan?
A. Accountmanager
B. Callcentermedewerker.
C. HR-medewerker.
12. Welke stelling over geslacht op de arbeidsmarkt is onjuist?
A. De loonverschillen tussen mannen en vrouwen zijn in Nederland gemiddeld
ruim 17%.
B. Vrouwen die gemiddeld hoger zijn opgeleid dan mannen hebben lager
geschoolde en/of slechter betaalde banen dan mannen.
C. Er zit een opvallend verschil tussen mannen en vrouwen voor wat betreft
vermogens en persoonlijkheid, daarom hebben mannen vaker
leiderschapsfuncties.
13. Wat houdt de quotumwet in?
A) De werkgever mag vrijwillig mensen met een beperking aannemen in ruil
voor een vergoeding van de overheid.
B) Werkgevers met een personeelsbestand met meer dan 25 medewerkers zijn
verplicht om een bepaald percentage van hun personeelsbestand te laten
bestaan uit mensen met een beperking.
C) Werkgevers met een personeelsbestand met meer dan 50 medewerkers zijn
verplicht om een bepaald percentage van hun personeelsbestand te laten
bestaan uit mensen met een beperking.
, 14. Als jij als arbeidspsycholoog wordt ingehuurd door een bedrijf wat
discriminatie in het bedrijf wil minderen. Welk advies is het minst nuttig?
A. Supportgroepen, mentoring en netwerken voor minderheidsgroepen
voorstellen.
B. Multiculturele workshops geven om het begrip voor en de communicatie
tussen de leden van verschillende groepen te bevorderen.
C. Functieanalyses, competentieprofielen en organisatieanalyses maken om te
kijken wat de organisatie nodig heeft om te groeien.
15. Wat is een betrouwbare voorspeller voor arbeidsprestaties?
A. g-factor.
B. Werkervaring.
C. Persoonlijkheidstesten.
16. Wat is het verschil tussen de praktische intelligentie test van Sternberg en
de traditionele intelligentie test.
A. De praktische intelligentie test van Sternberg richt zich op het oplossen van
praktische problemen op de werkvloer en de traditionele intelligentie test
meet alleen het numerieke vermogen.
B. De praktische intelligentie test van Sternberg is een voorspellende factor
voor een significante hoeveelheid variantie in academische en
beroepsprestaties, meer dan door IQ-tests alleen kan worden verklaard.
C. De praktische intelligentie test wordt alleen gebruikt om vast te stellen of
een medewerker geschikt is voor een beroep, maar er is geen bewijs dat de
praktische intelligentie test van Sternberg echt werkt.
17. Welke onderstaande stelling is juist over gekristalliseerde intelligentie?
A. Het vermogen om abstract te denken.
B. Het ontwikkelt zich tot 30-40 jaar.
C. Het betreft het vermogen om te leren van ervaringen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marieke123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.01. You're not tied to anything after your purchase.