ZSA Ulceratieve SOA’s
H12.6 Chlamydia trachomatis en Lymphogranuloma venereum
Pathogenese
C. trachomatis heeft een voorkeur voor cilindrisch epitheel en het overgangsepitheel
van niet-verhoornend plaveiselepitheel naar cilindrisch epitheel van cervix, proctum
en urethra. De chlamydiabacteriën zijn zogenoemde obligaat intracellulaire
parasieten, dat wil zeggen dat ze zich uitsluitend binnen cellen kunnen
vermeerderen en daarna de cel dood achterlaten. In de ontwikkelingscyclus van C.
trachomatis zijn vier stappen te onderscheiden.
1. De eerste stap is het infectieuze stadium, het elementair lichaampje (EB). In deze
vorm kan de chlamydiabacterie buiten de gastheercel bestaan.
2. Na hechting en binnentreden in de cel door fagocytose verandert het EB in een
metabool actief en delend partikel, reticulair lichaampje (RB; reticular body) of
initieel deeltje genoemd.
3.
Ongeveer 18–24 uur na binnenkomst in de cel veranderen enkele van de RB’s in de
kleinere EB’s en neemt hun aantal toe. Deze intracellulaire cyclus speelt zich af in
het fagosoom, dat in grootte toeneemt.
4. Na ongeveer 48–72 uur treedt cellysis op en komen de infectieuze EB’s vrij.
, De verschijnselen van een chlamydia-infectie worden veroorzaakt door een combinatie
van de effecten van de chlamydiareplicatie (cellysis) en de immunologische reactie
van de gastheer. Een eindstadium van de infectie is littekenvorming in de aangedane
mucosa. Bij lokalisatie in de tubae kan dit tot infertiliteit en ectopische zwangerschap
leiden. Een kenmerk van C. trachomatis (en van de andere chlamydiasoorten) is de
mogelijkheid persisterende infecties te veroorzaken waarbij de geïnfecteerde cellen
niet worden gelyseerd en zich kunnen delen. De gastheercel wordt beschermd tegen
een cytotoxische immuunrespons doordat C. trachomatis in staat is apoptose van de
cel (geprogrammeerde celdood) te voorkomen. Vermoedelijk blokkeert C. trachomatis
het vrijkomen van apoptogene factoren uit de mitochondriën, waardoor eiwitten
(caspasen) die noodzakelijk zijn voor het in gang zetten van apoptose niet worden
gevormd. Daarnaast lijkt C. trachomatis een rol te spelen in de activatie van genen die
ervoor zorgen dat de cel resistent wordt voor apoptose. Isolaten van C. trachomatis
worden op grond van de klinische verschijnselen die zij veroorzaken onderscheiden in
zogenoemde biovars. Binnen deze biovars zijn serologisch nog verschillende typen te
onderscheiden (serovars of serotypen). De serovars D–K veroorzaken de veelal
asymptomatisch verlopende urogenitale en anorectale chlamydia-infecties, terwijl
serovars L1, L2 en L3 lymphogranuloma venereum veroorzaken. Dit verschil in
symptomatologie wordt verklaard doordat infecties met serovars D–K zich beperken
tot de mucosa, terwijl de L-typen invasiever zijn en de dieper gelegen lagen
infecteren, wat leidt tot een heftiger immuunreactie en symptomatologie.
Epidemiologie
Infecties met C. trachomatis zijn na infecties met humaan papillomavirus (HPV) de
meest voorkomende SOI in Nederland en andere westerse landen. Een
prevalentiestudie in 2003 onder een representatieve steekproef van 15- tot 29-jarige
Nederlandse mannen en vrouwen liet een prevalentie van 2,1 % zien. De prevalentie
was hoger in de grote steden (3,2 %) dan in plattelandsgebieden (0,6 %). Onder
bezoekers van soa-poliklinieken was de prevalentie 12,6 % in 2014. Urogenitale
chlamydia-infecties zijn geassocieerd met een laag opleidingsniveau, Surinaamse
of Antilliaanse etniciteit, meerdere voorafgaande sekspartners en geen
condoomgebruik tijdens het laatste seksuele contact. Andere risicogroepen voor
urogenitale chlamydia-infectie zijn MSM en jongeren onder de 25 jaar.
Lymphogranuloma venereum (LGV) is een SOI die vooral in de tropen en
subtropen voorkomt en in Nederland alleen bekend was als ‘import’-SOI. In 2003 werd
echter een cluster van LGV-infecties onder MSM gerapporteerd in Rotterdam.
Sindsdien worden ook in de rest van Nederland en andere westerse landen LGV-
infecties gerapporteerd onder MSM, van wie het merendeel hiv-geïnfecteerd is. Omdat
LGV gepaard gaat met ulcera, bestaat er een verhoogd risico op de transmissie van
hiv, hepatitis B en hepatitis C.
Kliniek
C. trachomatis, biovar LGV (serovars L1, L2 en L3), veroorzaakt LGV. LGV heeft twee
specifieke klinische presentaties,
1. het klassieke inguïnale syndroom —> wordt gekenmerkt door genitale ulcera. Deze
zijn meestal klein en worden vaak niet als zodanig opgemerkt. Daarna treedt
inguïnale lymfadenopathie op, die gepaard kan gaan met de vorming van bubo’s.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller donnavaneijden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.