Rechten en plichten komen voort uit normen en waarden die algemeen gelden.
Rechtsregels: regels die zijn vastgelegd in bronnen.
Rechtsbron: vindplaats van het recht.
Recht brengt een doelmatige ordening aan in de samenleving. Recht stuurt het individuele gedrag
van burgers.
Recht is gericht op rechtvaardigheid.
4 soorten rechtsbronnen:
1. De wet- en regelgeving
2. De jurisprudentie
3. De gewoonte
4. Verdragen
Wet en regelgeving
Hoogste wetgever in Nederland is de Koning en de minister (Staten-Generaal).
Wettenbundel: verzameling van officiële wetboeken die door een uitgever zijn geselecteerd en
samen in een boek zijn opgenomen.
Grondwet: hoogste wet van Nederland.
Koninklijk besluit: Een regeling die afkomstig is van de regering, dus zonder de staten generaal erbij
betrokken is.
Algemene maatregel van bestuur: een koninklijk besluit dat regels bevat.
Ministeriële regeling: een regeling afkomstig van een minister.
Verordening: regeling van provinciale staten of gemeenteraad.
Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen: organen van de EU die verordeningen en richtlijnen
vaststellen die gelden in de gehele EU.
Wet: behoren wetten en lagere regelgeving in Nederland en de hogere regelgeving van de EU.
Jurisprudentie
Jurisprudentie: ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de overige regelgeving
moeten worden toegepast in individuele situaties, die vak heel verschillend zijn.
Vonnis, uitspraak of arrest: de uitspraak van de rechter.
Hoge raad der Nederlanden: hoogste rechter in Nederland, zijn uitspraak heet een arrest.
Rechtersrecht: wordt door rechters in een uitspraak vaak nieuw recht gevormd. (Blz. 19)
De gewoonte
Gewoonterecht: regels van gewoonterecht zijn niet ergens opgetekend maar ontstaan in de loop van
de tijd door het gebruik ervan in algemene kring.
Ze komen maar weinig voor.
Verdrag
Verdragen: afspraken tussen 2 of meer staten die op schrift zijn gesteld en die gelden in de staten die
partij zijn bij het verdrag. De staten moeten dit verdrag wel hebben geratificeerd.
Geratificeerd: ermee akkoord verklaren.
Verdragsregels staan boven de rechtsregels die in NL zijn gemaakt. Ze hebben vaak meteen werking
doordat je je meteen erop kan beroepen.
,Dwingend recht: rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken
Semidwingend recht: andere rechtsregels geven partijen de mogelijkheid om zelf dingen nader te
regelen. Mag allen ten gunste van andere partijen van worden afgeweken.
Aanvullend recht: regels die alleen gelden als specifieke afspraken ontbreken.
De laatste 2 komen vooral voor bij rechtsregels die betrekking hebben op het sluiten van een
overeenkomst.
Als de rechter 1 van de 2 partijen wilt beschermen wordt de regel van dwingend recht vastgelegd.
In de 1e staan vooral woorden als moet, plicht of nietig.
Nietig: het beding (de voorwaarde) niet bestaat
Rechtskracht: is afhankelijk van het orgaan waarvan de regelgeving afkomstig is.
Regelingen bestaat in de volgende rangorde:
1. Verdragen
2. Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen
3. Grondwet
4. Overige wetten
5. Algemene maatregelen van bestuur
6. Ministeriële regelingen en richtlijnen
7. Provinciale verordeningen
8. Gemeentelijke verordeningen
Om 2 redenen is het van belang om deze rangorde te kennen:
Er wordt in de hogere regelgeving niet alles tot in detail geregeld
Bevat het recht in verdragen en in de almaar omvangrijker wordende Europese regelgeving
steeds vaker concrete, algemeen verbindende regels.
Objectieve recht: bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de rechtsbronnen zijn
vastgelegd. Alle geschreven en ongeschreven rechtsregels
Subjectief recht: recht dat aan iemand persoonlijk is toegekend.
Grondrechten: zijn de meest elementaire en onvervreemdbare rechten van een individu, die zowel
door de overheid als door anderen gerespecteerd moeten worden.
Klassieke grondrechten: rechten van een individu waarop de overheid allen inbreuk mag maken als
de wet haar dat toestaat.
Rechtmatig: in overeenstemming met het recht
Sociale grondrechten: vormen een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat er in
Nederland onder andere een goede gezondheidszorg, voldoende woon en werkgelegenheid en
welvaartsspreiding is waarvan iedereen in beginsel gebruik kan maken.
Recht vormt enerzijds een kader waarbinnen de hulp en dienstverlening in het domein sociaal werk
plaatsvindt. Anderzijds bepaalt het recht de juridische (on)mogelijkheden van de cliënt om zijn
eigen welzijn vorm te geven.
Juridisering van de maatschappij: in regels vastleggen van veel situaties.
,Recht toets H2
Publiekrecht: verhouding tussen overheid en burger. De overheid oefent gezag uit over de burger.
Wordt onderverdeeld in:
Staatsrecht: hoe de wetgeving tot stand komt
Bestuursrecht: bevat regels voor organen van de overheid en andere organen die met
openbaar gezag zijn bekleed, voor het gebruik van hun bevoegdheden. Organen heten dus
ook bestuursorganen.
Strafrecht: gedragingen die de wetgever strafbaar heeft gesteld.
Belangrijke bevoegdheid van de gemeenteraad is het stellen van regels voor zijn burgers in
plaatselijke verordeningen.
Bestuursrecht
Besturen: nemen van besluiten
Beschikking: zij verlenen in individuelen gevallen een recht of een plicht.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb):
1. Zorgvuldigheidsbeginsel: bestuursorgaan moet besluit zorgvuldig voorbereiden.
2. Rechtszekerheidsbeginsel: vereist dat burgers erop kunnen vertrouwen dat hun rechten en
plichten niet zomaar veranderen, zodat zij weten waar ze aan toe zijn.
3. Gelijkheidsbeginsel: bestuursorgaan moet gelijke gevallen gelijk behandelen.
4. Verbod van misbruik van bevoegdheid: verbiedt een bestuursorgaan om zijn bevoegdheid
voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor e bevoegdheid gegeven is.
5. Motiveringsbeginsel: bestuursorgaan moet zijn besluiten goed motiveren, aangeven wat de
reden ervan is en hoe hij hiertoe gekomen is.
Rechtsbescherming van de burger tegen de overheid: mogelijkheid van bezwaar en beroep. Ook kan
je altijd een klacht indienen bij het bestuursorgaan als iets niet goed is. Als dat niet werkt kan je naar
de nationale ombudsman, de aanbeveling die hij doet wordt bijna altijd opgevolgd.
Strafrecht
Tuchtrecht: is bedoeld om bepaald gedrag af te dwingen binnen een bepaalde beroepsgroep, zoals
artsen en verpleegkundigen, door het opleggen van strafmaatregelen.
Privaatrecht: rechtsverhouding tussen burgers onderling, personen of rechtspersonen.
Uitgangspunt voor de rechtsverhouding: de gelijkwaardigheid van personen of rechtspersonen.
Rechtspersonen: organisaties die volgens de wet net als personen rechten en plichten hebben en
daarmee zelfstandig kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer. Zoals een woonstichting en een
persoon die er een woning huurt.
De gemeente valt hier ook onder.
Privaat recht is ook wel: burgerlijk recht en civiel recht.
Functionele rechtsgebieden: rechtsgebied met regels over een bepaald onderwerp
Materiële recht: bevat de materie, de inhoud van de rechten en plichten
Formele recht: bevat de wijze waarop iemand zijn recht kan halen en heeft betrekking op de manier
waarop het recht kan worden gehandhaafd. Bevat procedureregels waardoor het ook wel
procesrecht genoemd wordt.
, De inhoud van materiele recht is de zogeheten alimentatieplicht voor personen. Als diegene zijn
plicht niet wilt nakomen dan zijn er regels van formeel privaatrecht nodig om dit af te dwingen.
Uitgangspunt in het Nederlandse procesrecht is geschillenbeslechting in 2 instanties: een geschil op
verzoek kan altijd een 2e keer inhoudelijk worden beoordeeld door een andere rechter.
Rechtelijke macht bestaat uit 3 lagen (Hoog naar laag):
1. Hoge raad
2. Gerechtshof
3. Rechtbank met sector kanton
Onderste laag bestaat uit arrondissementen rechtbanken: arrondissement is het gebied dat bij een
bepaalde rechtbank hoort.
Elke rechtbank heeft een sector kanton waar kantonrechters oordelen over bepaalde geschillen.
Gerechtshof: hier kunnen partijen beroep instellen als zij iet tevreden zijn met het vonnis van de
rechtbank.
Hoge raad: hoogste rechter in Nederland en deze speelt een beslissende rol bij de vorming van de
jurisprudentie en civiele en strafzaken.
Als je het niet eens bent met het vonnis in hoger beroep kun je in cassatie gaan bij de hoge raad.
Beoordelen of de lagere rechters bij hun rechtspraak het recht goed hebben toegepast en trekt dan
een eindconclusie.
Absolute competentie: bevoegdheid van de rechter om te oordelen over privaatrechtelijke,
strafrechtelijke of bestuursrechtelijke geschillen.
1e aanleg: de rechtbank is bevoegd om te oordelen over privaatrechtelijke geschillen en
strafrechtelijke geschillen en bestuursrechtelijke. Kanton rechter kan oordelen over vorderingen tot
25000 euro over huur en arbeidsgeschillen
2e aanleg: gerechtshof, civiele en strafzaken
Cassatie: bepaalt de absolute competentie van de hoge raad als cassatierechter.
Relatief competent: bevoegdheid van een bepaalde rechtbank, gerechtshof of een bestuursrechter
om over een geschil te mogen oordelen.
In veel gevallen kan iemand zonder advocaat voor de rechter verschijnen. Niet verplicht als de
bestuursrechter de zaak behandelt of de kantonrechter. Ook in strafzaken kan dit, maar hier kan je
beter wel een advocaat hebben.
Advocaat verplicht: bij privaatrechtelijke geschillen waarbij bedragen worden gevorderd die boven
de 25000 liggen, behalve als het om huur of arbeid gaat.
Ook verplicht als het om personen en familierecht bij civiele zaken in hoger beroep en cassatie gaat.
Terechtzittingen zijn openbaar behalve als zaken zijn waarin privébelang van betrokkenen zwaar
weegt. (kinderen, echtscheiding en alimentatie)
Rechter moet rechtsregels interpreteren en toepassen op het individuele geval. (blz. 44)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noavink1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.