1.1 De kandidaat bepaalt voor een gegeven marktsituatie van welke marktvorm sprake is:
kopersmarkt, verkopersmarkt, monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie of
volledige mededinging.
kopersmarkt: meer aanbod is dan vraag.
verkopersmarkt: veel meer vraag is dan aanbod.
monopolie: Monopolie (wanneer er slechts één aanbieder actief is op de markt)
Oligopolie (wanneer er slechts enkele aanbieders actief zijn
Monopolistische concurrentie (wanneer er veel aanbieders actief zijn met een uniek maar
makkelijk vervangbaar product)
Volledig vrije mededinging (wanneer er heel veel aanbieders actief zijn met allemaal een
klein marktaandeel).
1.2 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welke vorm van marketing sprake is
zoals consumentenmarketing, detaillistenmarketing, business to business marketing (B2B),
handelsmarketing, detailhandelsmarketing, dienstenmarketing, B2C, C2C, C2B of
not-for-profitmarketing.
consumenten marketing: Bij consumentenmarketing wordt marketing en promotie gericht
op eindconsumenten die producten of diensten niet (primair) zullen gebruiken voor zakelijke
doeleinden.
detaillistenmarketing: Marketingactiviteiten die zijn gericht op detaillisten.
handelsmarketing: Marketingactiviteiten van de producent gericht op de detaillist.
detailhandelsmarketing: Marketingactiviteiten die worden verricht door
detailhandelsbedrijven.
Onder de detailhandel vallen bedrijven die fysieke goederen voor persoonlijk gebruik aan de
consument leveren. In de spreektaal gaat het dus om winkels. Denk hierbij aan
kledingwinkels, bakkerijen, supermarkten, bouwmarkten, meubelwinkels, enzovoorts.
dienstenmarketing: richt zich specifiek op de marketing van diensten.
C2C; Het is een verkoopmodel waarbij consumenten producten of diensten verkopen
aan andere consumenten
,C2B; Het is een verkoopmodel waarbij consumenten diensten verkopen aan
bedrijven.
not-for-profit marketing: Het kan dus niet hun bedoeling zijn om winst te maken.
Business to Consumer (B2C): Producten en diensten worden verkocht aan de consument.
Business to Business (B2B): Producten en diensten worden verkocht aan andere bedrijven.
1.3 De kandidaat bepaalt voor een gegeven organisatie van welke concurrentiepositie
sprake is: marktleider, marktvolger, marktnicher of marktuitdager
marktleider: Een marktleider is de organisatie die de markt aanvoert in een bepaald
marktsegment.
marktvolger:
Volger (marktvolger)
De (markt)volger is de organisatie die geen marktleider is en haar marktpositie wil
verbeteren zonder de concurrentiestrijd met de marktleider aan te wakkeren. De strategie
van de volger is erop gericht om de kosten laag te houden en de kwaliteit en de service
hoog.
marktnicher: Kleine bedrijven die zich richten op één specifiek segment in de markt, en
binnen dit segment zeer nauwkeurig inspelen op de afnemerswensen, noemt men een
marktnicher.
Uitdager (marktuitdager)
De uitdager is de tweede of derde organisatie in de markt en deze is erop uit om haar positie
te verbeteren. Met prijsverlaging of overnames als strategie daagt men de marktleider uit.
C1000 is in de supermarktoorlog een uitdager van Albert Heijn..
, 1.4 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welk concurrentieniveau sprake is:
merk-, productvorm-, behoefteconcurrentie of generieke concurrentie.
merk concurrentie:: concurrentie tussen verschillende merken met een hetzelfde
product/assortiment.
productvorm concurrentie: Er is sprake van productconcurrentie wanneer er van een product
verschillende varianten op de markt zijn. Dit wordt ook wel productvorm- of
productconcurrentie genoemd.
behoefteconcurrentie: is concurrentie tussen verschillende behoeften van een bepaalde
afnemer. Heeft de consument gekozen voor de vervulling van een bepaalde behoefte, dan is
de volgende keuze die hij moet maken welk product of welke dienst hij kiest om in die
behoefte te voorzien.
generieke concurrentie:
Generieke concurrentie is concurrentie tussen aanbieders van verschillende soorten
producten die in eenzelfde behoefte van een bepaalde afnemer kunnen voorzien.
Zo concurreert een frisdrankfabrikant tegen een bierproducent of een autofabrikant tegen
openbaarvervoerbedrijven. Het gaat dus om de behoefte van de afnemer waarbij er
vergelijkbare alternatieven verkrijgbaar zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bospelt1515. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.