Voeding: het zich voeden of gevoed worden, het proces van het kiezen en het nuttigen van voedsel,
het verwerken daarvan door het menselijk lichaam en het effect daarvan op de gezondheid.
Voedsel: het samenstel van voedingsmiddelen.
Voedingsmiddel: een product bestemd om gegeten of gedronken te worden, onverschillig of het gaat
om een product in z'n oorspronkelijke staat of om een bewerkt product of een samengesteld
product.
Voedingspakket: het totaal aan voedingsmiddelen, dat door de mens, een bevolking of een
bevolkingsgroep gebruikt wordt.
Voedingsstof: een chemisch definieerbaar bestanddeel van een voedingsmiddel, dat voor opbouw, in
stand houding en/of voor de levensverrichtingen van het lichaam kan worden gebruikt.
Voedingstoestand: gezondheidstoestand voor zover die door voeding wordt beïnvloed.
Deficiëntieziekte: gebrekziekte, een aandoening die het gevolg is van een tekort in het lichaam aan
één of meer voor het normaal leven noodzakelijke stoffen(voedingsstoffen). Primair of secundair.
Welvaartsziekte: ziekte die optreedt t.g.v. veranderende voedingsgewoonten door de toegenomen
welvaart.
Te kort aan jodium; schilklier gaat groeien
Te kort aan vitamine D: O/X benen
Overgewicht: teveel energie - tekort lichaamsactiviteit
Functies van voeding
1. fysiologische functie (biologische functie; opbouw en het in stand houden van ons lichaam)
Handhaving gezondheid: fysiek en mentaal
Groei
Gezond nakomelingschap
2. geneeskundige functie (dieetvoeding)
3. sociale functie
Genotfunctie / gastronomische functie: eten omdat we het lekker vinden
Culturele functie: voeding als middel om de eigen identiteit te benadrukken van een groep mensen
of van een heel volk
Religieuze functie: rondom voedsel bestaan verschillende religieuze symbolen
Voeding als communicatiemiddel: sociaal contact, zowel binnen als buiten het gezin
Voeding als statussymbool: de consumptie van bepaalde voedingsmiddelen kan een bijdrage
leveren tot een zeker aanzien van de gebruiker
Voeding als machtsmiddel: voedselboycot, hongerstaking, anorexia nervosa, relatie met kind
4. psychologische functie
Verdriet en eenzaamheid: de eetlust kan wegvallen of juist opgewekt worden
Bepaalde gerechten staan je tegen, omdat ze verbonden zijn met onplezierige herinneringen, of
juist het tegenovergestelde met plezierige herinneringen
Bij baby's: voedsel is verbonden met liefde, geborgenheid en veiligheid
Verliefdheid: niet kunnen eten
, HOOFDSTUK 1 VOEDINGSPATRONEN
1.1 Voedingspatronen en voedingsgedrag
Het voedingsgedrag vertoont een bepaalt gedrag. Dit geldt niet alleen voor individuen, maar ook
voor groepen. Een voedingspatroon kan worden omschreven als de wijze waarop een individu, een
groep of een volk zich gewoonlijk voedt. Het geeft antwoord op de vraag: wie eet wanneer en wat in
welke hoeveelheid, waar en hoe? Allerlei factoren beïnvloeden het voedingspatroon en het
voedingsgedrag.
Voor hulpverleners in de gezondheidszorg is het van belang inzicht te hebben in bestaande
voedingspatronen en in de factoren die leiden tot een bepaald voedingsgedrag om:
Gezondheidsrisico’s bij bepaalde individuen en groepen te kunnen signaleren
Voedingsvoorlichting te kunnen geven, ook in het kader van preventie
Mensen – gezond of ziek – individueel te kunnen adviseren over gezonde voeding en leefstijl
1.2 Factoren bij het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag
Het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag wordt bepaald door een aantal factoren.
Deze factoren zijn te onderscheiden in:
Omgevingsfactoren: geografische, klimatologische, technologische, economische en politieke
factoren die bepalen welk voedsel beschikbaar is.
Sociaal-culturele factoren: factoren die bepalen welk voedsel gekozen wordt en welke betekenis
eten heeft in de omgang met elkaar.
Persoonsgebonden factoren: fysiologische en psychologische factoren die bepalen wat de
voedselbehoefte is en wat voeding voor iemand betekent.
Het voedingspatroon is het stabiele component van voedingsgedrag. Deze twee worden door elkaar
beïnvloed.
Bij het voedingspatroon gaat het om vaste, stabiele factoren. Bij voedingsgedrag spelen minder
stabiele, toevallige factoren een rol.
De geografische en klimatologische factoren bepalen welke voedingsmiddelen van nature
beschikbaar zijn. In de poolstreek is geen landbouw mogelijk. In een gematigd klimaat is zowel
dierlijk als plantaardig voedsel beschikbaar en in tropische streken wordt vooral plantaardig voedsel
geproduceerd. Door de wereldeconomie is de beschikbaarheid van voedsel veel ruimer dan wat
lokaal geproduceerd wordt, maar de geografische en klimatologische factoren beïnvloeden in hoge
mate het voedingspatroon. Bij voedingsgedrag kan ‘het weer’ ook een rol spelen in de keus van
gerechten.
Door de technologische ontwikkelingen op het gebied van productie, bewerking, transport en opslag
is het voedselaanbod enorm uitgebreid. Economische en politieke factoren hangen nauw samen,
omdat de prijs van voedingsmiddelen wordt beïnvloed door het overheidsbeleid.
De Warenwet en enkele andere wetten zijn belangrijke instrumenten om een zo veilig mogelijk
voedselpakket te waarborgen.
Wat en hoe iemand eet, is sterk cultureel bepaald. Cultuur heeft invloed op de bereiding van het
eten en de combinatie van voedingsmiddelen. Ook religie kan een belangrijke rol spelen bij het
voedingsgedrag.
, De sociale factoren van voeding zijn legio. Voedsel kan ook als machtsmiddel worden gebruikt.
Kinderen worden door ouders of verzorgers vaak beloond of gestraft door het geven of juist niet
geven van voedsel.
Honger en dorst zijn fysiologische signalen waardoor je gaat eten en drinken. Hoeveel voedsel je
nodig hebt, hangt af van allerlei factoren zoals leeftijd, hoeveelheid lichaamsbeweging en bijzondere
situaties, zoals groei, zwangerschap en herstel na ziekte. Er zijn dagelijks allerlei prikkels waardoor je
gemakkelijk meer eet dan je nodig hebt, we noemen dit een obesogene omgeving.
Voedsel bevredigt niet alleen de fysiologische behoeften, maar ook bepaalde psychologische
behoeften. Hierbij gaat het om de smaak en de beleving van voedsel, het genieten van lekker eten,
dit noemen we de hedonistische eigenschappen van voedsel. Er zijn vijf basissmaken: zout, zoet,
bitter, zuur en umami. Deze worden met de smaakpapillen in de mond geproefd. Maar veel meer
smaken worden met de neus ‘geproefd’. Bij de ontwikkeling van de smaak gaat het niet alleen om
hoe een kind het eten waarneemt met smaakpapillen en reuk, maar ook om de associatie die het
kind ervaart van voedsel met bepaalde personen of gebeurtenissen. Voedsel wordt verbonden met
liefde, troost en veiligheid.
1.3 Ontstaan van het huidige voedingspatroon
De industriële revolutie bracht veranderingen in het voedingspatroon. De volgende factoren kwamen
hierbij kijken:
De groeiende welvaart
De gewijzigde woon- en werkomstandigheden
De vernieuwingen in landbouw en veeteelt
Het ontstaan van een voedingsindustrie
De opkomst van de moderne voedseldistributie
Ee kwaliteitscontrole door de overheid
In de tweede helft van de twintigste eeuw groeide de welvaart sterk. Gezinnen geven 10-15% van het
besteedbaar inkomen uit aan voedsel. Hiervoor was dit een stuk meer. In de periode na 1950
kwamen er meer luxe voedingsmiddelen. De voedingsmiddelenindustrie groeide en er kwamen meer
bewerkte producten in de winkels.
In de tweede helft van de negentiende eeuw gingen veel mensen in fabrieken werken wegens de
lage lonen. Rond 1960 hadden de meeste huishoudens een koelkast. Er was dus een gewijzigde
woon/werk omstandigheden.
Omstreeks 1880 stortte de binnenlandse graanhandel in door de invoer van grote hoeveelheden
goedkoop Amerikaans graan. Ook de veeteelt kwam in de problemen door concurrentie vanuit het
buitenland en de opkomst van de margarine-industrie. De landbouwprijzen voor graan, melkvetten
en vlees daalden. Omstreeks 1900 zien we een geheel andere landbouw uit deze crisis tevoorschijn
komen. Er ontstonden meer coöperaties, waardoor schaalvergroting mogelijk werd. Boeren konden
hierdoor bijvoorbeeld gebruikmaken van landbouwmachines. Ook ontstonden er fabrieken voor het
bereiden van kaas, boter en andere melkproducten. De verbouw van graan maakte plaats voor de
verbouw van groente en fruit.
De voedselproductie is zo sterk toegenomen dat Nederland inmiddels een belangrijk exportland is
geworden van voedsel (vlees, kip, eieren, zuivel en groente). De laatste decennia wordt de keerzijde
van deze intensieve voedselproductie steeds duidelijker. Er zijn zorgen om dierenwelzijn en het
milieu wordt sterk aangetast. De overheid en wetenschappers zoeken naarstig naar oplossingen voor
deze milieuproblemen.
, In de achttiende eeuw kochten mensen hun eten op de markt, rechtstreeks van de boer of van de
producent. In de negentiende eeuw kwamen er steeds meer kleine winkels: van slager, bakker en
groenteboer tot de kruidenier/ grutter, die van alles verkocht. De winkelier woog en verpakte alles
zelf. De weg van de producent naar de consument werd langer en onoverzichtelijker. Doordat de
concurrentie hevig was, werd er veel met het voedsel geknoeid. De steden stelden daarom
Keuringsdiensten van Waren in.
Tegelijkertijd zorgde de voedingsmiddelenindustrie zelf voor het ontstaan van merkartikelen die
werden geregistreerd en voorzien van een herkenbare verpakking. De opkomst van de reclame gaat
hiermee hand in hand. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde zich in Nederland de eerste supermarkt
naar Amerikaans voorbeeld. Dit was een nieuwe ontwikkeling; de supermarkt was een
zelfbedieningswinkel en je kon er alles kopen. Vanaf 1970 verdwenen steeds meer kleine winkels om
plaats te maken voor grote supermarkten. Een recente ontwikkeling is het online bestellen en laten
bezorgen van voedsel. Zo kan de consument de boodschappen efficiënt in huis halen. Dit is de
opkomst van de moderne voedseldistributie. Aan de andere kant wil de consument heel graag zien
waar het voedsel vandaan komt.
Pas aan het eind van de negentiende eeuw ging de overheid zich verantwoordelijk voelen voor de
kwaliteit van industrieel bewerkt voedsel. In 1919 werd de Warenwet van kracht. In de tweede helft
van de twintigste eeuw werd regelgeving in Europees verband belangrijker.
1.4 trends in het huidige voedingspatroon
In het huidige voedingspatroon zijn de volgende trends te zien:
1. Er wordt meer gesnackt en minder volgens een vast maaltijdpatroon gegeten.
2. Er is een toename van het kopen van kant -en- klaarvoedsel en het eten van fastfood.
3. De belangstelling voor zelf koken en bakken is toegenomen.
4. Er is sprake van een toenemende diversiteit.
5. De plaats van consumptie verschuift van thuis naar elders.
6. Er is sprake van een toegenomen belangstelling voor voeding en gezondheid.
Maaltijden worden minder belangrijk gevonden en worden overgeslagen. Verschil tussen een
maaltijd en tussendoortjes worden kleiner. Dit wordt snacken genoemd. Nadeel hiervan is dat
mensen te veel eten en zwaar worden. Bovendien worden gezonde voedingsmiddelen ingeruild voor
minder gezonde voedingsmiddelen. Dit soort voedsel wordt ook wel ultra-processed foods of
ultrabewerkt voedsel genoemd.
Een tweede trend is dat we meer gebruik maken van kant-en-klaasvoedsel.
Daarnaast is er meer belangstelling voor het zelf koken en bakken wegens sociale media.
De vierde trend is dat er veel diverser wordt gegeven. De van oorsprong buitenlandse gerechten
spelen een grotere rol.
De vijfde trend is dat er vaker buiten de deur wordt gegeten. De plek van consumptie is dus op
meerdere plekken.
De laatste decennia is de belangstelling voor gezonde voeding sterk toegenomen.
Redenen: overgewicht is een groeiend probleem, een gezonde voeding kan chronische ziektes
voorkomen of uitstellen en er bestaat ongerustheid over de huidige voedselproductie.
Er is steeds meer belangstelling voor de herkomst van voedsel en de industrie speelt een rol hierin
door extra informatie te geven over de herkomst van een product. Sommige fabrikanten
experimenteren met blockchain-technologie. Met deze techniek kan alle informatie van elke fase van
de producent naar de consument betrouwbaar worden opgeslagen en gereproduceerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lanavdr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.