SAMENVATTING REGIONALE PLANNING
BASISBOEK RUIMTELIJKE ORDENING EN PLANOLOGIE
HOOFDSTUK 3 – VRIJE TIJD IN DE BINNENSTAD
PARAGRAAF 3.1
De binnenstad of het stadscentrum is van oudsher het hart van de stad en het brandpunt van de
streek daaromheen. Hier bevinden zich de meest belangrijke voorzieningen.
De binnenstad is levendig en dynamisch.
Kenmerk binnenstad: functiemix: wonen, werken, winkelen en uitgaan.
Edge city: een stad waarbij alle functies, wonen, werken en voorzieningen, naar de goed bereikbare
randen getrokken waren en het hart van de stad als een leeg, nietszeggend gebied achterbleef.
Een verwaarloosde open ruimte heeft als gevolg het kelderen van de waarde van de omliggende
panden.
Door suburbanisatie kromp de stedelijke bevolking en verloren de binnensteden voor een groot deel
hun woonfunctie.
Met cityvorming trachtten gemeenten te zorgen voor een meer zakelijke inrichting van de
binnenstad, zodat deze meer geschikt was voor economische functies.
Gentrification: een buurt wordt opgewaardeerd waardoor lagere inkomensgroepen weggedrukt
worden omdat het wonen onbetaalbaar wordt.
A-locatie: een locatie die goed bereikbaar is met het openbaar vervoer.
Pop-upwinkels: tijdelijke winkels die opgestart worden uit marketingoverwegingen of als
probeerwinkel van een creatieveling of webwinkelier.
Openbare ruimte: ruimte die voor iedereen toegankelijk is en die in het bezit is van de overheid.
Semi-openbare ruimte: plekken die ook algemeen toegankelijk zijn, maar in particulier eigendom.
Publieke ruimte: een ruimte die voor het publiek toegankelijk is. Omvat de openbare en de semi-
openbare ruimte. Heeft vaak een bepaalde functie voor de bevolking. Het is de ruimte van het volk,
heeft er dus zeggenschap over.
Eisen aan de verblijfskwaliteit:
- Levendig (zorgt vaak voor conflicten)
- Veiligheid
- Aantrekkelijk (vereist voldoende openheid en een bepaalde spanning)
,Sociale veiligheid: mensen voelen zich niet bedreigd door het handelen van andere mensen.
De uitstraling van de openbare ruimte wordt in grote mate bepaald door het materiaal en
vormgeving van de verhardingen en het straatmeubilair.
Vervoerssysteem: alle infrastructuur en alle vervoermiddelen die ingezet kunnen worden voor
verplaatsingen, zowel van mensen als van goederen.
PRT: personal rapid transport system: onbemande voertuigen die als horizontale liften mensen
van elke gewenste plek naar elke gewenste plek kunnen brengen.
Bij ketenmobiliteit gaat het om deur-tot-deurverplaatsingen waarbij voor elk deel van de
verplaatsing de juiste vervoerswijze gepakt wordt. (welke vervoerswijze juist is, hangt vooral sterk af
van de ruimtelijke omstandigheden.
Auto +: flexibel
--: neemt veel ruimte in, stoot veel ongezonde stoffen uit.
Fiets +: minder ruimte nodig, flexibel
--: geschikt voor kortere afstanden.
Openbaar vervoer +: neemt per persoon weinig ruimte in, kan op alle afstanden ingezet worden
--: beperkt tot vaste routes, frequenties en tijden en vaste op- en
afstappunten. Moet een minimaal aantal instappers zijn om kosten te dekken.
Transferia: overstappunten waar mensen de auto kunnen parkeren en verder kunnen reizen met
hoogwaardig openbaar vervoer.
De openbare ruimte kan door drie partijen worden beheerd:
- Overheid
- Private eigenaar
- Burgers
Placemaking: burgers moeten een stem krijgen in de inrichting van de openbare ruimte.
PARAGRAAF 3.2
Redenen dat ‘vrije tijd en toerisme (VT&T)’ vaak recreatie wordt genoemd:
- VT&T is als activiteit vaak te divers om op een kaart in te tekenen.
- Er is sprake van gescheiden werelden.
Toeristisch recreatieve netwerken/toeristische recreatieve complexen : een op het gebied
afgestemd samenstel van toeristische diensten.
De gemeente legt steeds meer verantwoordelijkheden bij de ondernemers neer, ook op het gebied
van het beheer van de openbare ruimte.
,Citymarketing: het beleid dat gericht is op het aantrekken en behouden van specifieke doelgroepen
voor een stad. Belangrijke instrumenten:
- Slogans
- Beroemde personen
- Evenementen
- Architectuur en design
Een goede citymarketeer zet alle instrumenten gelijktijdig en strategisch in en zorgt dat ook de
ruimtelijke inrichting op het toerisme aansluit.
De toeristische poorten zijn de plaatsen waar de bezoekers het gebied binnenkomen.
Het regisseren van de stromen is een belangrijke methode om de overlast te verminderen.
Ruimtelijke inrichtingseisen voor toerisme en recreatie:
- Aandacht voor toeristische poorten
- Regisseren van stromen
- Grootte van het attractiegebied
- Beperken of verspreiden van de overnachtingsmogelijkheden
- Creëren van rustgebieden
PARAGRAAF 3.3
Het cultureel erfgoed omvat alles wat wij vanuit het verleden hebben gekregen en waar we zorg
aan (willen) besteden. Hier vallen roerende zaken onder (schilderijen, boekwerken), immateriële
zaken (tradities) en onroerende zaken, zoals monumenten en (stads)landschappen.
Waarde van erfgoed:
1. Esthetische waarde: de stad als kunstwerk
2. Educatieve waarde: opdat we niet vergeten
3. Persoonlijke waarde: zorgt ervoor dat mensen hun kennis en tijd willen inzetten voor het
cultureel erfgoed.
4. Maatschappelijke waarde
a. Monumentenwet 1988: monumenten moeten beschermd worden.
b. Beschermde stads- en dorpsgezichten: worden aangewezen op grond van
Monumentenwet 1988. Groepen van gebouwen en andere onroerende zaken.
c. Cultuurhistorische waardekaarten: kaarten waarop een provincie of gemeente
aangeeft waar zich waardevolle objecten en elementen bevinden.
d. Unesco Werelderfgoedlijst: enkele elementen kennen zo’n uitzonderlijke
universele waarde dat zij op basis van het Werelderfgoedverdrag bescherming
verdienen.
5. Economische waarde
PARAGRAAF 3.4
Visie in het vakgebied van de fysieke leefomgeving gewenst toekomstbeeld.
De omgevingsvisie moeten het Rijk, de provincie en de gemeente verplicht vaststellen voor hun
grondgebied.
, Kenmerken concept:
- Een vertaalstap van een abstracte doelstelling naar een concreet uitvoerbaar plan. Nog niet
uitvoerbaar.
- Communicatieve waarde: een concept moet eenvoudig te begrijpen en liefst wervend zijn.
- Duidelijkheid die het concept schept rond de wijze waarop gehandeld moet worden.
Doelen concepten:
- Ze vergroten de aantrekkelijkheid van een gebied
- Concepten worden gebruikt door actoren die de inrichting van een gebied willen
beïnvloeden.
- Concepten kunnen gebruikt worden om verschillende belangen toch in één gebied te kunnen
verenigen.
Inrichtingsconcepten:
- Spreiden (heeft te maken met de nabijheid van een bepaalde functie)
- Bundeling (het bij elkaar zetten van functies) en concentratie (bij elkaar plaatsen en
verdichten van functies)
- Buffers (gebieden om kwetsbare functies heen waar bepaalde activiteiten worden
tegengegaan)
- Zonering (wordt gebruikt om elkaar slecht verdragende functies uit elkaar te houden)
- Cascobenadering (hoogdynamische en laagdynamische functies worden van elkaar
gescheiden)
- Netwerken (het verbinden van functies)
- Functiemenging (verschillende functies combineren/mengen)
- Meervoudig ruimtegebruik (wanneer verschillende functies met elkaar gecombineerd
worden op één en dezelfde plek). Manieren:
a. Derde dimensie (in verticale richting gecombineerd)
b. Volgtijdelijk gebruik maken van gebieden en plekken voor verschillende functies
c. Integreren
- Contouren (grenzen van een gebied waar iets niet kan door de aanwezigheid van overlast of
gevaar)
Sprawl duidt op een ongecontroleerde en steeds verdergaande stedelijke uitspreiding over het
landschap.
PARAGRAAF 3.5
Bestuurlijke effi ciëntie: het met zo weinig mogelijk kosten tot een goede bestuurlijke
dienstverlening komen.
Autonomie: gemeenten mogen zelf hun beleid bepalen.
Medebewind: er zijn bepaalde beleidslijnen die door de gemeente concreet moeten worden
uitgevoerd.
Gemeenten zijn financieel sterk afhankelijk van het Rijk.
Welke gemeenten hoeveel krijgt, wordt bepaald in overleg met de Vereniging Nederlands
Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
Doeluitkeringen: geld dat de gemeente ontvangt dat bestemd is om het beleid van het Rijk uit te
voeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Balkie03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.62. You're not tied to anything after your purchase.