Hoofdstuk 4 paragraaf 1: Patronen: welvaart en welzijn.
Er zijn 3 indicatoren die de mate van ontwikkeling van een land bepalen: 1. Bruto
binnenlands product per hoofd (bbp/hoofd). Alle inkomsten van een land gedeeld door het
aantal inwoners. Maar enkele bezwaren: -waarde van dollar verschilt tussen landen. Dus
wordt bbp/hoofd uitgedrukt in koopkracht.- alleen inkomsten van de formele sector wordt
in de statistieken meegenomen. -het is een gemiddeld getal. 2. Welvaart meten door te
kijken naar de samenstelling van de beroepsbevolking. Primaire, secundaire en tertiaire
sector. Hoe meer mensen in de formele dienstensector en hoe minder mensen in de
landbouw hoe hoger het ontwikkelingspeil. 3. Welzijn; door VN-ontwikkelingsindex. Index is
op basis van koopkracht, anaflabetisme en levensverwachting, deze indicatoren hangen
samen met de voedselsituatie, toegang tot schoon (drink)water, toegang tot onderwijs en
gezondheidszorg.
Landen waren vroeger kwetsbaar omdat de wereldeconomie
vooral bestond uit mijn- en landbouw want de oogst kan
mislukken en de prijzen op de wereldmarkt kunnen sterk
variëren. De vraag naar grondstoffen en de prijzen zijn sterk
gegroeid sinds 2000 door de gestegen welvaart en de
economische groei van landen zoals China, India en Brazlië.
Maar vanaf 2014 daalde de prijzen weer. Door globalisering
verandert de internationale arbeidsverdeling. Een deel van de
maakindustrie en van de diensten is uitgeschoven van de
centrumlanden naar de lagelonenlanden.
Centrum landen: rijke, vooral westerse landen. Semiperiferie: landen die de
laatste twintig jaar een flinke groei hebben doorgemaakt. Periferie: armste
landen. Samen vormen zijn een economisch wereldsysteem. In het centrum-
periferiemodel zijn de rijke landen dominant en de arme landen afhankelijk. Als gevolg
hiervan ontstaat er tussen centrum en periferie een ongelijke uitwisseling van goederen,
arbeid en kapitaal. BRICS-landen maken na 1980 een snelle economische ontwikkeling door.
Het noorden: centrum landen. Zuiden: 1. Opkomende landen. 2. Middengroep: armere
semiperifere landen. 3. Achterblijvers: allerarmste landen vooral ten zuiden van de Sahara.
Opdrachten:
-Hoe hoger de welvaart, hoe minder mensen in de landbouw werken.
-Jemen is armer dan andere landen in de regio omdat het veel minder oliebronnen heeft.
-Nadelen van het bbp/hoofd: 1. Het is een gemiddelde voor een hele land dus je ziet
hierdoor niet de regionale ongelijkheid.
-Ongelijkheid is in Brazilië afgenomen door dat linkse regeringen veel meer aandacht
besteden aan armoedebestrijding.
-De internationale arbeidsverdeling verandert doordat in het zuidoosten van Brazilië een
industrie-regio ligt met een kerncentrale en technopool want de industriële productie
verschuift van de centrumlanden naar de semiperiferie.
-In 2015 werd Venezuela meer geraakt in de crisis want het heeft een eenzijdige export.
-Waarom verschil in levensstandaard kleiner is tussen NL & India: 1. Verschil in koopkracht.
2. Informele sector; niet in statistieken.
, Paragraaf 2: bevolkingsgroei en -spreiding.
3 factoren die de bevolkingsspreiding over de wereld
verklaren. 1. Natuurlijke omstandigheden. Er wonen
meer mensen als er een geschikt klimaat, vruchtbare
bodem, beschikbaarheid van water is en wanneer het
niet te bergachtig is. 2. De ligging; gunstige ligging ten
opzichte van andere economische belangrijke
gebieden. 3. Koloniaal verleden: landen met een
koloniaal verleden hebben grote steden in de kustzone.
Waarom arme landen een hoog geboortecijfer hebben:
-demografisch, ze hebben een jonge leeftijdsopbouw dus veel vrouwen
die vruchtbaar zijn. -sociaal: vrouwen hebben vaak een laag
opleidingsgodsdienst. Wanneer in een land het opleidingsniveau van
meisjes stijgt en het analfabetisme daalt, daalt ook de vruchtbaarheid.
-gezondheidssituatie. Een hoge kindersterfte stimuleert het
geboortecijfer. -cultureel: cultuur kan het krijgen van kinderen
stimuleren. – economisch: als de welvaart toeneemt, daalt het
geboortecijfer.
In rijke landen is de bevolking aan het vergrijzen. Het demografisch transitiemodel is een
model dat de gefaseerde overgang laat zien van een hoog geboorte- en sterftecijfer naar een
laag geboorte- en sterftecijfer. Demografische druk is wanneer het niet-actieve deel van de
bevolking uitgedrukt als percentage groter is dan de actieve bevolking.
Er is sprake van een vestigingsoverschot wanneer in een land of regio er meer mensen zich
vestigen dan vertrekken. Dit is sociale bevolkingsgroei (migratie). Arbeidsmigranten vestigen
zich soms definitief maar soms tijdelijk in hun nieuw land. Op nationaal niveau overheerst in
arme landen de trek van het platteland naar de steden: verstedelijking. Megasteden: meer
dan 10 miljoen. 3 oorzaken van het hoge verstedelijkingstempo in arme landen: 1. Trek van
platteland naar stad. 2. Groei grote steden, ze slokken ook omringende plaatsen op. 3. Het
hoge geboorteoverschot in steden.
Pushfactoren zijn de reden om uit een gebied te vertrekken en de pullfactoren zijn de
redenen om je in een gebied te vestigen.
Opdrachten:
-4 redenen om in een perifeer de bevolking zal toenemen: 1. Jonge leeftijdopbouw. 2.laag
opleidingsniveau. 3. Armoede. 4. Cultuur en traditie.
-In europa zal de demografische druk het hoogst zijn want de bevolking zal afnemen dus de
bevolking vergrijst en dus verhoogde demorgrafische druk.
-Bevolkingsspreiding Australië: fysisch-geografisch: verschil in natuurlijke omstandigheden,
vooral droge gebieden dun bevolkt. Historisch: koloniaal verleden.
-landen met lage ontwikkeling hebben vaak ook hoge vruchtbaarheid.\
-Jongeren trekken vooral naar de stad, wanneer ze zich hebben gevestigd, stichten ze een
gezin (oorzaak). Hierdoor groeit de stadsbevolking extra en neemt de verstedelijkingsgraad
dus toe (gevolg).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller davidemedema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.24. You're not tied to anything after your purchase.