Deze samenvatting bevat Hoofdstuk 1 Leven en Hoofdstuk 2 Evolutie en Selectie. Groene tekst delen zijn extra informatie gegeven tijdens de hoorcolleges. Het is een compacte samenvattingen met begrippen en mogelijk samenhangen. Voor voorbeelden verwijs ik naar de cursus SVAA.
Hoofdstuk 1 Leven
Homeostase: het behouden van gelijke staat intern van het organisme
Definities voor leven:
1. Zelfstandig chemisch mechanisme
2. Organisatie van macromoleculen
3. Eigen metabolisme
4. Interactie met de omgeving
5. Mogelijkheid tot reproductie aan de hand van genetische informatie
6. Onderdanig aan evolutie
Belangrijk voor het ontstaan van leven:
1. Water
2. Koolstof, waterstof, stikstof, zuurstof en zwavel
3. Stabiel klimaat
4. Energie
Stappen bij het ontstaan van leven:
1. Organische structuren
2. Rangschikking van structuren binnen een membraanstructuur
3. Informatiedragers
abiogenese: het ontstaan van organische verbindingen in afwezigheid van levende organismen
protocellen: liposomen die inwendig chemische reacties hebben.
RNA: RNA zal mogelijk de eerste informatiedrager zijn. Met verdere ontwikkeling is het DNA komen
te ontstaan. Mogelijk hadden organismen met DNA een evolutionair voordeel door de stabielere
kenmerk van het DNA.
Hoofdstuk 2 Evolutie en selectie
Evolutie: er is sprake van een evolutie als er verandering over de populatie met de generaties mee
gaat.
evolutie hoeft niet gepaard te gaan met natuurlijke selectie. Op het moment dat een verandering in
een individu gunstig is voor de populatie zal het meer voorkomen in de volgende generatie. Evolutie is
ook mogelijk als er geen selectie aanwezig is, alleen is het minder opvallend in de populatie.
- Geleidelijkheid
- Variatie
- Gemeenschap van afstamming
- Verandering over populatieniveau
Micro-evolutie: evolutie binnen een soort
Macro-evolutie: evolutie over soorten heen. Hier ontstaan er nieuwe soorten uit bestaande soorten.
Selectie: fenomeen waarbij een verandering in het gen voordelig is voor de voortplanting en dus
vaker zal voorkomen in de populatie. (zowel natuurlijk als kunstmatig).
, Beperkte middelen (ruimte en voedsel), predatie druk en beperkt aantal predator hebben invloed op
de (natuurlijke) selectie.
Survival of the fittest: fenomeen dat optreed als gevolg van de natuurlijke selectie waardoor
organismen met de beste adaptatie aan de omgeving beter overleefd en meer nakomelingen heeft.
Fenotype: kenmerken van het organismen (uitzicht, karakter, chemische samenstelling, gedrag, etc.).
Kan een plastische fenotype zijn, zowel reversibel als irreversibel.
- Abiotische factoren hebben invloed op het fenotype (temperatuur, voeding, etc.)
Genotype: erfelijke eigenschappen bestaand uit het genoom.
Fenotype wordt bepaald door het genotype en het milieu( luchtdruk, zwaartekracht, mechanische
krachten, voeding, temperatuur. Daglengte, seizoen, predatoren en interactie met soortgenoten.).
Dragers van variatie:
- Genetisch:
1. Nucleair DNA
2. Mitochondriaal DNA (alleen afkomstig van de moeder)
3. Epigenetische overerving: verandering in het genoom die niet op te merken zijn aan de
genetische code, maar tot uiting komen tijdens de expressie van de genen.
- Niet genetisch
1. Maternale effecten
2. Cultuur
Ontstaan van genetische variatie
- Mutatie( neutrale mutatie, gefixeerd, kiembaan mutatie, somatische mutatie) moet
aanwezig zijn op de geslachtscellen om doorgegeven kunnen worden.
- Geslachtelijke voortplanting en recombinatie (Crossing over)
- Gen chromosoom duplicatie of deletie
- Horizontale gentransfer( gentransfer zonder gemeenschappelijke voortplanting, bv. virussen)
Spaarzaamheid: het gebruiken van bestaande sequenties (bv. eiwitten die in code sterks op elkaar
lijken maar door het klein verschil sterk verschillen van functie).
- Duplicatie en divergentie
- Coöptatie (als hetzelfde gen of kenmerk gebruikt wordt voor een andere functie) (bv, de
zwemblaas als evenwicht in water of extra opname van zuurstof)
- Moleculaire spaarzaamheid( doormiddel van horizontale gentransfer)
Modulariteit: differentiatie van de genen.
- Heterotropie: gen komt tot expressie op een andere plaats
- Heterochronie: gen komt tot expressie op een andere tijdstip
- Heterometrie: gen komt in meer of minder mate tot expressie
Pedomorfisme: het behouden van kinderlijke kenmerken tijdens een adulte stadia.
- Progenese: versnelde ontwikkeling van de geslachtorganen
- Neotenie: kinderlijke kenmerken in adulte stadium.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thamarcachemir. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.