Dit is een samenvatting voor de kennistoets van Grondslagen 2. Dit document bevat een samenvatting van alle literatuur, betreft ontwikkelingspsychologie die aanbod komt in de kennistoets.
uitgangspunten verschillende psychologische perspectieven
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Utrecht (HU)
Social Work
Grondslagen 2 (ASWV1GROND217_1_V)
All documents for this subject (16)
Seller
Follow
safiaphoto
Content preview
Samenvatting Grondslagen 2
Drie begrippen die je moet kennen:
1) Het Id (ES) behoefte bevrediging (Drink nou alcohol)
2) Het Ego ( bemiddeld tussen ID en superego)
3) Het Superego (een kind leert wat wel en niet mag.
Nurture ( zorgen): Omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen. Hoe jij bent en wat je
wordt komt door die dingen die je mee maakt en hoe je opgevoed wordt.
Nature: Context van eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun
ouders ervan. Vooral de biologische psychologie. Alles wat we doen en ons gedrag is
erfelijk.
Psychodynamische perspectief:
Gestart met Sigmund Freud
hoe jij tegen dingen aankijkt verschilt per persoon
ervaringen uit de eerste levensjaren zijn vaak bepalend voor later gedrag ( Nurture).
Wij zijn geen baas in eigen brein.
elke mens heeft behoefte om te overleven doe je door te eten bijvoorbeeld etc. en
agressie.
elk mens heeft normaal als gestoord gedrag. Alle mensen hebben iets raars en iets
normaals.
Behavioristisch perspectief ( nurture, Gedragspsychologie)
Objectieve kennisverwerving staat centraal: waarneembaar gedrag.
Leerprocessen: verklaren het gedrag. Niks komt van binnen uit alles komt van buiten.
Alles wat je leert.
Geen principieel onderscheid tussen mensen en dieren
Een kind komt onbeschreven ter wereld. Alles wat ze worden wordt aangeleerd. Alles
kun je beïnvloeden.
Complex gedrag kun je opknippen in kleine stukjes.
Het cognitieve perspectief
De cognitieve ontwikkeling ( piaget)
De mens is een actief, cognitief wezen dat kennis niet krijgt maar construeert.
Cognitieve ontwikkeling omvat vier perioden met verschillende stadia. In vaste
volgenorde maar variërende tempo.
Het systemisch perspectief:
Kijkt naar de relatie tussen indiuen en hun fysieke cognitieve, persoonlijkheids- en
sociale wereld.
Gaat ervan uit dat op elke andere plek je je anders gedraagt. Verschillende rollen.
,De socioculturele theorie van Vygotsky
Een kind kan zich alleen ontwikkelen door interactie met andere. Door de spelen met
andere bijv leren kinderen om te gaan met andere.
Babyfase 0-2 jaar
Erfelijkheid:
Elke cel heeft 46 chromosomen (23 paar), een chromosoom bestaat uit genen met
DNA materiaal ( DNA strengen)
Het 23e paar in elke cel is bij mannen het XY chromosoom en bij vrouwen XX
chromosoom
Gameten: geslachtscellen van de moeder en vader die een nieuwe cel vormen tijdens de
bevruchting
Zygote: de oercel, het begin van de cel.
Genotype: genetisch materiaal dat aanwezig is op ene chromosoom (uiterlijk niet altijd
zichtbaar)
Fenotype: het kenmerk dat je daadwerkelijk ziet bijv. kleur van de ogen.
Temperament ( nature): aangeboren gedragsstijl van een baby. Individuele stijl van
reageren op de omgeving.
Multifactoriële overerving: eigenschappen worden bepaald door genetische en
omgevingsinvloeden. Combinatie van nature en nurture.
Teratogeeneffect ( nurture): omgevingsfactoren die tijdens de zwangerschap van invloed
kunnen zijn en die een geboorteafwijking veroorzaken.
Reflexen: niet aangeleerde responsen die automatisch optreden bij de aanwezigheid van
een stimulus.
Leervermogen; leren door gewenning:
Klassieke conditionering: hierbij leert een organisme op een bepaalde manier reageren bij
het zien van een stimulus. Denk aan het voorbeeld met de hond, eten en de bel.
Operante conditionering: een vorm van leren waarbij een respons vrijwillig wordt verstrekt
of verzwakt wordt om bepaalde dingen voor elkaar te krijgen. VB: Baby die huilt en dan
opgepakken wordt, zal de volgende keer weer huilen als hij opgepakken moet worden.
Gewenning: als een baby geleerd heeft om een stimulus te herkennen en die te
onderscheiden van nieuwe andere stimulus. De oriëntatiefase is dan voorbij. VB: Kind
schrikt bijvoorbeeld niet meer zoals de eerste keer maar is gewend eraan
Hersen ontwikkeling:
, Plasticiteit: is tijdens de eerste levensjaren het grootst. De maat waarin een zich
ontwikkelde gedragspatroon veranderbaar is. Zonder plasticiteit is het onmogelijk om
informatie op te slaan.
De plasticiteit (hersenen zijn nog in ontwikkeling en zijn gevoelig voor
omgevingsfactoren) bij
hersenen relatief groot
Bij de geboorte is het hoofd ¼ van het lichaam.
De hersenontwikkeling gaat vanzelf, maar moet wel geprikkeld worden.
Gevoelige periode: specifieke tijd, meestal vroeg in het leven waarin iemand het meest
gevoelig is voor omgevingsfactoren die betrekking hebben tot de ontwikkeling.
Rapid Eye movement ( REM-slaap): De periode tijdens de slaap van oudere kinderen en
volwassene die geassocieerd wordt met dromen.
Fysieke vaardigheden:
Ademhalingsstelsel is goed ontwikkeld
Aanwezigheid reflexen, slikreflex, zuigreflex, zoekreflex met de mond, grijpreflex,
niezen, ogen en Knipperen
Reuk- en smaakzintuig zijn behoorlijk ontwikkeld
Kleuren worden onderscheiden
Na 6 maanden voorkeur voor visuele prikkels
Failure-to-trive- syndroom: kinderen stoppen met groeien door gebrek aan liefde en
emotionele ondersteuning van de ouders. Meestal bij 18 maanden.
Cognitieve ontwikkeling:
Schema’s: georganiseerde mentale structuren en patronen. Fundamentele bouwstenen hoe
wij de wereld zien.
Adaptie: de neiging van iemand om zich aan te passen aan de omgeving.
1) Assimilatie: iets nieuws plaatsen binnen het gene wat we begrijpen, eekhoorn vogel.
2) accommodatie: schema wordt gewijzigd door nieuwe informatie.
Sensomotorische stadia 0-2 jaar Piaget:
Bewustwording van de relatie tussen de eigen handelingen en de effecten daarvan
op de omgeving
Objectpermanentie (8-12 maanden)
Objectpermanentie: het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan,
ook als zijn ze onzichtbaar.
Circulaire reacties: herhaling van willekeurige motorische handelingen
Mentale representatie (18-24 maanden): innerlijke voorstelling van een
gebeurtenis of object
infantiele amnesie: aanwezigheid van herinneringen voor het 3e levensjaar
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller safiaphoto. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.