Samenvatting recht
Week 1 + 2
De basisstructuur van het recht: rechtsregels ordenen de samenleving en het leven van het
individu binnen de samenleving.
Een rechtsregel moet worden nageleefd en dit kan ook afgedwongen worden.
Rechtsregels zijn te herkennen aan:
- Normen stellen;
- Uitsluitend menselijk en uitwendig gedrag regelen;
- Algemeen en onpersoonlijk zijn. Het onpersoonlijke zorgt ervoor dat de burgen tegen
willekeur wordt beschermd.
Objectief recht: is het totaal aan rechtsregels, zowel de geschreven als ongeschreven
rechtsregels. De rechtsregels zelf.
Subjectief recht: De rechten en plichten die voortkomen uit de rechtsregels.
Rechtsobject: Is datgene wat voorwerp is van jouw rechten en plichten.
Rechtszekerheid: De rechtsregels moet zo duidelijk mogelijk geformuleerd zijn, zodat er
geen meningsverschillen over ontstaan.
Rechtsgelijkheid: De rechtsregel moet in dezelfde situaties op dezelfde manier worden
toegepast.
Doordat de samenleving geordend wordt door rechtsregels wordt:
- Kunnen belangentegenstellingen overbrugd worden;
- Kan eigenrichting voorkomen worden;
- Kan bepaald gewenst gedrag afgedwongen worden.
Burgerlijk recht: een privaatrechterlijke regel heeft als kenmerk dat de rechtsrelatie tussen
burgers onderling centraal staat.
- Vaak op geld waardeerbaar.
Het burgelijkrecht worden onderscheden in:
- Natuurlijk personenrecht (personen- en familierecht);
- Rechtspersonenrecht;
- Vermogensrecht.
Natuurlijk personenrecht
In het natuurlijke personenrecht gaat het om de rechtsregel die de positie:
- Van de persoon zelf;
- De persoon in relatie tot zijn familie, of;
- De persoon in relatie tot zijn levenspartner bepaalt.
,Rechtspersonenrecht: Gaat hierbij om een organisatievorm waardoor de organisatie net als
een natuurlijk persoon aan het rechtsverkeer kan deelnemen.
Vermogensrecht: Hierbij staat de op geld waardeerbare rechten en plichten centraal.
Strafrecht: een gebod of verbod wordt tot het strafrecht gerekend als de wetgever het
naleven van deze geboden en verboden zo belangrijk vindt dat de rechter bij een niet-
naleving een straf mag opleggen.
Bestuursrecht: geven het juridische kader voor de actieve overheidsbemoeienis met het
maatschappelijk leven.
Staatsrecht: Belangrijke thema’s die geregeld worden
- De staatsorganen: Zoals koning, minister etc.
- De grondrechten: Deze moeten door de overheid geëerbiedigd worden.
- De wijze waarop burgers invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de
staatsorganen: het gaat dan om het kiezen en gekozen kunnen worden.
Publiekrecht: Het strafrecht, bestuursrecht en staatsrecht valt hieronder. Het is burger vs.
Overheid.
Rechtsregels kunnen geordend worden naar thema.
- Materieel recht: Rechtsregels die beschrijven wanneer je recht op iets hebt.
- Formeel recht: De rechtsregels zelf en welke weg bewandeld dient te worden als
deze overtreden worden. Het proces wordt beschreven.
Dwingend recht: Hierbij mag niet worden afgeweken. Toch afwijken? Dan is de
overeenkomst nietig en heeft hij nooit bestaan.
Aanvullend recht: Als partijen zelf een regeling hebben gemaakt en deze aanvullend van
aard is, gaat deze zelfgemaakte regel voor de wettelijke regeling.
Semidwingend recht: Afwijken mag, maar alleen met schriftelijke toestemming en niet in
nadeel van iemand.
Rechtsbronnen:
- De wet
- Het verdrag: rechtsregels tussen verschillende landen
Rechtsbronnen van ongeschreven regels zijn de gewoonte en jurisprudentie:
- Gewoonte: gewoonte kunnen ongeschreven rechtsregels zijn.
- Jurisprudentie: rechtsregels die door de rechter gevormd zijn naar aanleiding van een
gerezen conflict dat door partijen aan de rechter is voorgelegd.
De rechtsbronnen waar staatsrechtelijke rechtsregels te vinden zijn:
- De grondwet;
- Andere wettelijke regelingen;
- Bepaalde internationale verdragen;
- Het staatsrechtelijk gewoonterecht.
,Machtenscheiding: elk orgaan houdt zich met een bepaalde macht bezig.
1. De wetgevende macht
2. De uitvoerende macht
3. Rechterlijke macht
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Eenheidsstaat: geeft aan dat de overheidsfuncties centraal worden vervuld, tenzij
nadrukkelijk anders is bepaald.
- De bevoegdheden die door de centrale overheid naar lagere overheden
overgeheveld zijn, altijd door de centrale overheid kunnen worden teruggenomen;
- Hogere overheden controle uitoefenen op lagere overheden.
Kenmerken van een rechtstaat:
- Het legaliteitsbeginsel: elk overheidshandelen moet gebaseerd zijn op een wettelijke
grondslag.
- Het beginsel van de machtenscheiding: in principe mag een orgaan zich slechts met
het uitoefenen van een macht bezighouden.
- Het bestaan van grondrechten
- Onafhankelijke rechtspraak: In geschillen tussen overheid en burger kan door een
onafhankelijke rechter worden beslist.
Kenmerken van een parlementaire democratie:
- Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen.
- De mogelijkheid van rechtstreekse invloed van burgers:
o Petitierecht: het recht om bij officiële instanties zoals de regering een
verzoekschrift in te dienen.
o Het burgerinitiatief: Houdt in dat de kiesgerechtigde kan voorstellen om met
ondersteuning van 40.000 handtekeningen een bepaald onderwerp op de
agenda te zetten.
- Openbaarheid van besluitvorming en openbaarheid van besluiten.
- Vertegenwoordigde colleges
- Parlementair stelsel. De volksvertegenwoordiger heeft het laatste woord over de
vraag of de regering aan het bewind kan blijven.
- Het bestaan van vrije en onafhankelijke media.
De gemeente als openbaar lichaam kent de volgende bestuursorganen:
- De gemeenteraad
- Het college van B&W
- Burgemeester.
Mensen vormen de basis voor alle wetgeving en beleid van de overheid.
Klassieke grondrechten: Het betreft de aangelegenheden waarbij de overheid zich
terughoudend heeft op te stellen jegens de burger, dan wel niet met hem moet bemoeien
(art. 1-18 lid Gw en art. 23 Gw). Bijv. Vrijheid van meningsuiting of geen straf zonder
wettelijke bepaling.
Klassieke grondrechten gelden niet onbeperkt, er zijn beperkingsmogelijkheden:
, - Behoudens ieder verantwoordelijkheid volgens de wet;
- Bij de wet kan een recht in het belang van de openbare orde worden beperkt; dit
geldt bijv. voor het verschoningsrecht.
Sociale grondrechten: Hebben te maken met het ontstaan van de sociale verzorgingsstaat.
De overheid dient actief te zijn bij het voorzien van de sociale vooruitgang en het welzijn van
de burgers. Er wordt een zorgplicht verwacht.
Verticale werking: Grondrechten zijn primair opgesteld om de relatie tussen burgers en
overheid te regelen.
Horizontale werking: Burgers kunnen ook tegen elkaar aanspraak maken op grondrechten,
bijv. bij discriminatie.
Art. 10 Gw stelt eerbiediging van de persoonlijke sfeer centraal. Het grondrecht op
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer omvat meer dan de bescherming tegen
misbruik van persoonsgegevens.
AVG: Het doel van de AVG is waarborging van de bescherming van natuurlijke personen.
Bestaat uit 11 hoofdstukken.
Betrokkenen hebben onder de AVG meer rechten dan onder de Wbp:
- Het recht op transparante informatie
- Het recht op informatieverstrekking
- Recht op inzage
- Recht op vergetelheid
- Recht op dataportibiliteit.
Soorten rechtshandelingen
Eenzijdige rechtshandeling: Als de wilsverklaring van een persoon voldoende is om de
rechtshandeling tot stand te brengen.
Meerzijdige rechtshandeling: Is de wilsverklaring van meer dan een persoon noodzakelijk om
de rechtshandeling tot stand te brengen.
Handelingsbekwaam: Wil zeggen dat de persoon in staat is voor zichzelf rechtshandelingen
tot stand te brengen. In principe is elk natuurlijk persoon hier toe geschikt.
Handelingsonbekwamen kunnen zijn:
- Minderjarigen (art. 1:233 en 1:234BW)
- Onder curatele gestelden (art. 1:378 en 1:381 lid 2 BW)
Beide hebben een wettelijk vertegenwoordiger.
Handelingsbevoegd: Wil zeggen dat de persoon geldig een bepaalde rechtshandeling kan
verrichten.
Wilsverklaring: Wilsverklaring is een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). Wil en verklaring moeten met elkaar in
overeenstemming komen.
- Uitzondering: Als de wil en verklaring uiteenlopen, kan er toch sprake zijn van een
geldige rechtshandeling, op basis van opgewekte vertrouwen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tamaragroen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.