Hoorcollege 4 Concernverhoudingen
Inleidende opmerkingen
Afscheiding van aansprakelijkheid is een belangrijk motief voor concernvorming.
Moeder stelt zich vrijwillig aansprakelijk voor de schulden van de dochter.
Realiteit: een concern/groep is de regel.
Nederlandse wet (boek 2): heeft de alleenstaande vennootschap als het uitgangspunt. Dit is echter
niet de economische werkelijkheid, dit is dat rechtspersonen samenwerken in een groep. Veel
ondernemingen kunnen dan samen worden gebracht in verschillende rechtspersonen onder de leiding
onder het aandelenbezit van de holding.
Groep (art. 2:24b BW) een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen
organisatorisch zijn verbonden.
o Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep
zijn verbonden.
Toch klinkt het concern onvermijdelijk in de wet door: Vgl. uitzondering in functiecumulatieregeling
(art. 2:132a/2:242a lid 2 onder b BW): commissaris bij 10 groepsmaatschappijen is dus geen
probleem!
Vgl. NOW-regeling: waarborgen tegen misbruik in concernverband (Kamerstukken II, 2029/20, 35 430,
nr. 12)
De wetgever heeft bij de structuurregeling rekening gehouden met het concern.
De dochter van een structuurvennootschap is ook vrijgesteld.
Ook in art. 2:11 BW is rekening gehouden met het concern.
Belangrijkste motief concernvorming: aansprakelijkheidsafscherming en risicoafscherming. Door het
onderbrengen van een onderneming in 2 rechtspersonen kan de aansprakelijkheid van de ene rechtspersoon
worden afschermt als de andere failliet zou gaan.
Concernbegrippen
Art. 2:24b BW betreft het ‘economische’ groepsbegrip een economische eenheid waarin rechtspersonen en
vennootschappen organisatorisch zijn verbonden.
Namelijk: (1) economische eenheid, (2) organisatorische verbondenheid en (3) centrale leiding.
Franchiseorganisatie: heeft wel een organisatorische verbondenheid maar geen centrale
concernleiding. Verschillende zelfstandige ondernemers onder 1 vlag die zich contractueel om het
onderneming in te kleden als een bepaalde onderneming waarbij aan bepaalde eisen moet worden
voldaan. De ondernemers voeren hun bedrijf echter onder eigen risico zonder dat er sprake is van
centrale leiding.
Toepassing van de begrippen groep en groepsmaatschappij vind je bijv. terug in:
Art. 2:333a BW (juridische driehoeksfusie);
Art. 2:92a/ 2:201a BW (uitkoopregeling);
Art. 2:403 BW (groepsvrijstelling jaarrekening); en
Art. 2:406 (consolidatieplicht).
Art. 2:24a BW betreft het juridische groepsbegrip.
Juridisch groepsbegrip steekt achter dit artikel. De wet spreekt hier enkel van de dochtermaatschappij
en niet van de moedermaatschappij
, Dit betreft een harder en veel beter controleerbaar criterium. Zoals:
o De moeder heeft meer dan helft van de stemrechten in AVA van de dochter.
o De moeder heeft het benoemingsrecht van meer dan de helft van debestuurders of de
commissarissen dochter.
o De personenvennootschap waarvoor de moeder hoofdelijk aansprakelijk is, geldt ook als
dochter (lid 2).
Belangrijkste functie: vereenzelviging van de moeder en de dochter. Voorbeelden:
o Art. 2:95/ 2:205 jo. 2:98d/ 2:207d lid 1 BW (verbod nemen eigen aandelen NV/BV geldt ook
voor D); en
o Art. 2:98c lid 1 BW (steunverbod NV geldt ook voor de dochter).
Corporate governance concern
Moeder-dochter vennootschap veronderstelt een zekere gezagsverhouding. Dochter die behoort to de
economische en organisatorische eenheid van de groep moet uiteindelijke wel doen wat de moeder
vergt. Hiervoor bestondhet instructierecht van de moeder in wezen niet.
1 oktober 2012: “kleine revolutie” in het ondernemingsrecht (voordien Forumbankleer)
Invoering van art. 2:239 lid 4 BW alleen t.a.v. de BV.
o In de statuten kan worden bepaald dat het bestuur zich dient te gedragen naar de
aanwijzingen van een ander orgaan van de vennootschap. Het bestuur is gehouden de
aanwijzingen op te volgen, tenzij deze in strijd zijn met het belang van de met haar
verbonden onderneming.
Nog belangrijker: instructiemacht en ontslagbevoegdheid (art 2:244 lid 1 BW). Gezag in een
concernverhouding loopt in praktijk niet zo zeer via concrete instructies, maar eerder via de
instructiemacht (dreigen met ontslag)
Cancún instructiebevoegdheid of –macht doet niets af aan (autonome) bestuurstaak (is dat zo?)
403-verklaring
Iedere NV en BV moet jaarlijks een jaarrekening publiceren die is ingericht volgens de eisen van titel 9 boek
2. Onder omstandigheden/voorwaarden kan de dochter worden ontheven van deze verplichting. Zij hoeft dan
geen eigenstandige rekening te publiceren, dit mag een interne regeling blijven (Groepsfaciliteit). Een van de
voorwaarden is dat de moeder zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de schulden van haar moeder.
Een 403-verklaring heft de afgescheiden aansprakelijkheid op. Art. 2:403 BW wordt aangeduid met de 403-
verklaring.
Groepsfaciliteit:
Kostenbesparing;
o Vrijstelling van het opstellen van een jaarrekening door de dochter.
o Geen accountantsverklaring
Concurrentievoordeel; (de concurrentie krijgt minder inzicht in de winstverdeling)
Vanuit de dochter beschouwd: versterking van het risicodragend vermogen.
D Dochter.
M Moeder.
Ratio: compensatie aan de schuldeiser van de dochter: hoofdelijke aansprakelijkheid van de moeder voor het
verlies aan inzicht van de verhaalsmogelijkheid bij de dochter.
, Achtergrond en strekking: Art 37 Richtlijn Jaarrrekening: lidstaten hoeven de voorschriften m.b.t. de inrichting
en publicatie van de jaarrekening niet op te leggen aan de dochtermaatschappijen (NV's en BV's!), op
voorwaarde dat: “the parent undertaking must have declared that it guarantees the commitments entered into
by the subsidiary undertaking”
Het gevaar van de 403-verklaring:
Een 403-verklaring heft het “schild” tegen aansprakelijkheid van de moeder ten dele op (vrijwillige
doorbraak);
o Vanaf het moment van intrekking kunnen nieuwe schuldeisers zich dus niet meer melden bij
de moeder (art. 2:404 BW).
o Ten dele: uit rechtshandeling voorvloeiende schulden van de dochter
De 403-verklaring wordt in de praktijk soms vergeten, zelfs als de dochter de groep al (lang) verlaten
heeft; en (aansprakelijkheid tot zij is ingetrokken op de juiste wijze, de moeder blijft aansprakelijk ook
als zij de moeder niet meer is
Beëindiging van de opgebouwde aansprakelijkheid is niet eenvoudig.
Art. 2:403 lid 1 sub f BW betreft dus een soort hoofdelijkheid (art. 6:10 e.v. BW).
De schuldeiser heeft niet alleen een vordering op de dochter maar ook een zelfstandige vordering op
de moeder. Beide vorderingen zijn separaat overdraagbaar en hebben hun eigen verjaringstermijnen
en stuitingen. Ook de moeder kan in theorie aldus eerst worden aangesproken
HR Akzo/ING, bevestigd in HR Bia Beheer:
o Een 403-verklaring is een eenzijdige, niet tot een bepaalde partij gerichte rechtshandeling, op
grond waarvan aansprakelijkheid van de moeder ontstaat;
o Geen borgtocht (= afhankelijk recht), maar een zelfstandig vordering; en
o De rechtspositie van de schuldeiser van de dochter tegenover de moeder wordt uitsluitend
bepaald door (uitleg van) de (letterlijke) tekst van de betreffende 403-verklaring (CAO-norm,
objectieve uitleg) en niet door artikel 2:403 BW.
Belangrijk onderscheid:
Intrekkingsverklaring (art. 2:404 lid 1 BW); vanaf nu kunnen schuldeisers van de moeder zich niet meer
op de 403 verklaring beroepen
Beëindigingverklaring (art. 2: 404 lid 2 BW); dit ziet op de overblijvende/opgebouwde
aansprakelijkheid, aansprakelijk tov schuldeisers van de dochter ontstaan gedurende de periode dat
de verklaring gedeponeerd was bij het handelsregister
Vereisten beëindigen "overblijvende aansprakelijkheid":
o De dochter moet de groep (hebben) verlaten;
o Publicatie KvK + dagblad;
o Verzettermijn van 2 maanden (kunnen vragen voor een vervangende zekerheid als ze de
betalingsvaardigheid van de dochter niet vertrouwen)
Temporele reikwijdte: (de wet schrijft niet voor hoe ver zulke verklaring moet terugwerken)
Meeste schrijvers en (lagere) rechters verlangen volledige TK B/D/O: beperkte TK is voldoende (tot
aanvang 1e boekjaar vrijstelling) Prejudiciële vraag aan Hoge Raad (art. 392 Rv)?
GOED ONDERSCHEIDEN:
o Vraag of sprake is van een "volwaardige" 403-verklaring, die vrijstelling oplevert.
Verklaring zonder beperkte terugwerkende kracht is geen volwaardige verklaring die geen
vrijstelling oplevert
o Vraag of schuldeiser uit de voorliggende 403-verklaring verhaal heeft op de moeder.
Schuldeisers van de dochter die de moeder tracht aan te spreken op basis van een 403-
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lawandmarketing. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.83. You're not tied to anything after your purchase.