100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Allesomvattende samenvatting goederenrecht $11.27
Add to cart

Summary

Allesomvattende samenvatting goederenrecht

 20 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle tutorial, hoorcolleges en lesstof. Vak afgerond met een 10.

Preview 4 out of 94  pages

  • October 17, 2022
  • 94
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
W1. ONDERSCHEID
GOEDERENRECHT EN
OVEREENKOMSTENRECHT
I. OUD RECHT
1. Voor 1905
Voor het arrest Blaauboer/Berlips werd aangenomen dat art 1354 BW (oud) een grondslag bood om
verbintenisrechtelijke verplichtingen in het leven te roepen in verband met een zaak (in de praktijk een onroerende
zaak) die ook de verkrijger onder bijzondere titel van die zaak zou binden. Een vorm van zakelijk effect derhalve.
Genoemd arrest maakte daar een einde aan. Alleen het kwalitatieve vorderingsrecht uit overeenkomst bleef
behouden (art 6:251 BW)/

 Persoonlijke rechten en verplichtingen t.a.v. een goed gingen bij vervreemding over op de verkrijger. Deze regel
was gebaseerd op een interpretatie van de Franse code civil.


2. Blaauboer/Berlips (1905)
In het oude recht werd art. 1354 BW (oud) overwegend in die zin geïnterpreteerd dat de bepaling wel de
mogelijkheid van bedongen kwalitatieve rechten openliet, doch zich tegen het aannemen van kwalitatieve
verplichtingen verzette. Voor het arrest auboer/Berlips werd aangenomen dat art 1354 BW een grondslag bood om
verbintenisrechtelijke verplichtingen in het leven te roepen in verband met een zaak, die ook verkrijger onder
bijzondere titel van die zaak zou binden (een vorm van zakelijk effect derhalve) Dat verplichtingen ter zake van een
goed niet overgaan op de rechtsopvolger onder bijzondere titel is door de Hoge Raad beslist in het bekende arrest
HR 3 maart 1905, W 8191 (Blaauboer/Berlips); nadien heeft het college deze leer steeds gehandhaafd. Sindsdien
behielp de rechtspraktijk zich met het kettingbeding om te bereiken dat opvolgers worden gebonden aan obligatoire
verplichtingen die weren aangegaan door de voorganger met betrekking tot een zaak.

Feiten  de broers Berlips verkopen percelen en verplichtten zich om op het terrein tussen de verkochte percelen
een openbare weg aan te leggen. De broers verkopen het middenstuk aan Maks.

Rechtsvraag  is de verbintenis overgegaan op Maks?

Rechtsregel
 Er wordt geen goederenrechtelijke werking toegekend aan een persoonlijke verplichting ten aanzien van
een goed, waardoor deze verplichting bij vervreemding niet overgaat op de verkrijger.
o Ratio  als er goederenrechtelijke werking zou worden toegekend dan
 Vervaagt het onderscheid tussen het goederen- en verbintenissenrecht
 Is dat in strijd met het stelsel van erfdienstbaarheid, aangezien dit stelsel in beginsel
slechts negatieve verplichtingen tot dulden en niet-doen toelaat (5:71)  als positieve
verplichtingen via erfdienstbaarheid niet mogen, dan mag dat ook niet via een omweg.

,  Is dat in strijd met het beginsel van openbaarheid en dus rechtszekerheid, aangezien
deze verbintenisrechtelijke aanspraken in beginsel niet kunnen worden ingeschreven en
de koper dit dus niet van tevoren kan zien.
o De verplichting is niet overgegaan op Maks. Berlips kan echter niet meer nakomen, want hij is
geen eigenaar meer. Blaauboer kan schadevergoeding vorderen op grond van wanprestatie
 Echter, als een partij een persoonlijk recht ten aanzien van een goed heeft bedongen, dan geldt dat niet
alleen voor deze partij en zijn erfgenamen, maar ook voor verkrijgers onder bijzondere titel.
o In het nieuw BW heet dit een kwalitatief recht.
o Een overeenkomst geldt dus niet voor een derde, tenzij dit hem een voordeel oplevert.


3. Kettingbeding
Een kettingbeding is een overeenkomst waarbij de verkoper een verplichting tot enige prestatie overeenkomst
met de koper en verder zodanige bedingen maakt dat die verplichting tekens zal worden opgelegd aan de opvolger
bij verkoop van de onroerende zaak, bij wijze van derdenbeding ten gunste van de eerste verkoper en alles
versterkt met boetebedingen. Een kettingbeding is bij de tweede en volgende overdracht dus een derdenbeding ten
guste van de eerste verkoper/schuldeiser. Bij de introductie van art 6:252 BW is de mogelijkheid gebruik te maken
van kettingbedingen behouden gebleven.

Bij kettingbedingen staat het volgende voorop. Wil een opvolgende partij – meestal: de rechthebbende van een
onroerende zaak – gebonden zijn jegens degene die het kettingbeding in het leven riep (de schuldeiser), dan moet
de betreffende verplichting opgelegd worden aan de opvolgende verkrijger (door de voorganger) en (als
derdenbeding) aanvaard worden (door de schuldeiser). Er is dus steeds een nieuwe rechtshandeling nodig. Dat is
per se een zwakke plek bij constructies met behulp van een kettingbeding.
 De zwakte doet zich minder voelen indien en in de mate dat, bij uitblijven van de 'doorgifte' van de
verplichting, de schuldeiser een vordering wegens onrechtmatige daad kan doen gelden tegen de opvolger
die van dat verzuim profiteert. Aan de mogelijkheid van een dergelijke vordering tegen de opvolger zijn in
de rechtspraak evenwel grenzen gesteld, in een wat verder verleden en nog weer meer recent.
 Betrof het kettingbeding een verplichting in verband met een onroerende zaak of een recht daarop dat
een registergoed is - en is voor overdracht van die zaak of dat recht derhalve notariële tussenkomst vereist
- dan werd veel van de genoemde zwakte weggenomen doordat de transporterend notaris zich het
doorgeven aan de verkrijger als een zorg moest aantrekken op grond van het notariële tuchtrecht.

Hoewel verplichtingen ten aanzien van een goed dus geen goederenrechtelijke werking hebben, kan dit wel
worden nagebootst door middel van een kettingbeding. Indien de weg van art. 6:252 BW niet openstaat, kan met
behulp van een kettingbeding een soortgelijk resultaat worden nagestreefd.
 In het oude recht, dat de mogelijkheid van bedongen kwalitatieve verplichtingen niet erkende, streefde men een soortgelijk resultaat
na door middel van een kettingbeding. Men denke aan het geval dat de koper van een stuk grond jegens de verkoper op zich heeft
genomen daarop niet te bouwen of het juist binnen een bepaalde tijd wél te bebouwen.
 De verkoper bedingt dan niet alleen dat de koper al dan niet zal bouwen, doch ook dat bij een eventuele latere eigendomsoverdracht
door de koper deze aan zijn opvolger eenzelfde verplichting zal opleggen en deze weer aan zijn opvolger, alles op verbeurte van een
boete ten behoeve van de oorspronkelijke verkoper (derdenbeding).


Uiteraard is een dergelijk kettingbeding zwakker dan een kwalitatieve verbintenis.
 Er is immers een rechtshandeling nodig om de verplichting door te geven aan de rechtsopvolger. Wordt
deze achterwege gelaten, dan kan de schuldeiser jegens de eigenaar die zijn verplichting niet nakomt,
weliswaar aanspraak maken op schadevergoeding wegens wanprestatie c.q. op de verbeurde boeten,
doch daarmede bereikt hij niet waar het hem om te doen was, terwijl de aanspraak bovendien

, gefrustreerd wordt indien de nalatige schuldenaar insolvent is, en misschien zelfs om deze reden is
ingeschoven teneinde de ketting straffeloos te verbreken. Indien de verkrijger ten tijde van de koop te
kwader trouw is, is denkbaar dat de schuldeiser uit onrechtmatige daad tegen hem kan optreden en bij
wijze van schadevergoeding in natura oplegging van het beding aan hem kan bewerkstelligen (art. 6:103
BW), doch dit zal wel tot de uitzonderingen behoren
 Voorts zal de ketting verbroken worden indien de zaak wordt geëxecuteerd door een schuldeiser (met
name een hypotheekhouder) of door een faillissementscurator, die in beginsel niet aan het beding
gebonden zijn.

Verdient derhalve de kwalitatieve verplichting krachtens art. 6:252 BW de voorkeur boven het kettingbeding, dit
laatste zal zeker niet geheel worden verdrongen, gezien de beperkingen waaraan de kwalitatieve verplichting
blijkens lid 1 en 5 onderhevig is. Zo kunnen bijvoorbeeld voorschriften die tot bebouwing verplichten, en
beperkingen van de vervreemdingsbevoegdheid (men denke aan de bekende ‘antispeculatiebedingen’ die door
gemeenten aan kopers van met subsidie gebouwde woningen worden opgelegd, niet als kwalitatieve
verbintenissen worden ingericht, zodat waar derdenwerking wordt beoogd, de kettingbedingen hiervoor in gebruik
zullen blijven

In een dergelijk beding verplicht de koper zich om
 Een bepaalde verplichting op zich te nemen; en
 Om deze verplichting door te geven aan zijn rechtsopvolger; en
 Om deze doorgeefplicht op te leggen aan zijn rechtsvolger.

Art 6:253  na de eerste overdacht neemt de verkrijger dus een verplichting jegens een derde op zich (nl. de
oorspronkelijke verkoper)  derdenbeding
 Een kettingbeding is, bij de tweede en volgende overdracht, dus een derdenbeding ten gunste van de
eerste verkoper/schuldeiser.
 A en B nemen een kettingbeding op in de koopovereenkomst. B draagt het goed over aan C en neemt
opnieuw het beding op. C heeft nu een verplichting jegens A.
o Als C zijn verplichting niet nakomt, dan pleegt hij wanprestatie jegens A. A kan nakoming of
schadevergoeding vorderen.
o Als B de doorgeefplicht niet nakomt, dan
 Pleegt B wanprestatie jegens A (en handelt hij eventueel in strijd met een boetebeding)
 Pleegt C in sommige gevallen een onrechtmatige daad.
 Eilandgebied Curaçao/Erven Boyé  grens gesteld aan hetgeen via een actie
uit onrechtmatige daad kan worden bereikt tegen de opvolger die niet werd
gebonden omdat het kettingbeding niet werd doorgegeven – de verplichting
niet werd opgelegd – door de voorganger.
o F  S draagt een stuk grond over aan H. In een kettingbeding staat dat
als er op het terrein delfstoffen worden ontdekt, er een bedrag aan S
moet worden betaald. Na een aantal overdrachten (waarin het beding
steeds wordt doorgegeven), voegt Boyé (vervreemder) een extra
verplichting toe (nl. dat ook aan hem moet worden betaald).
Uiteindelijk draagt AR-CU NV de grond over aan Eilandgebied zonder
de verplichtingen jegens Sprock en Boyé.
o RV  handelt het Eilandgebied onrechtmatig?

, o De Hoge Raad oordeelde dat door de uitspraak van het Hof, via een
vordering wegens onrechtmatige daad, een resultaat wordt bereikt
alsof de verplichting aan Eilandgebied was opgelegd en door deze
aanvaard, en dit alles louter vanwege het feit dat Eilandgebied het
kettingbeding kende (uit de aankomsttitel). Een dergelijk resultaat is in
strijd met het obligatoire karakter van het kettingbeding, volgens de
Hoge Raad.
o RR  of het Eilandgebied onrechtmatig handelt, kan slechts worden
vastgesteld aan de hand van de omstandigheden van het geval.
 In hoeverre Eilandgebied het beding kende en zij zich van zijn
strekking bewust was
 Pos/Van den Bosch  het enkele feit dat de
verkrijger weet dat de ketting doorbroken wordt,
maakt zijn handeling niet onrechtmatig.
 Eilandgebied Curaçao  kennis over het beding kan
(in combinatie met bijkomende omstandigheden)
alleen leiden tot onrechtmatigheid wanneer deze
kennis bestaat op het moment van de koop. Als deze
kennis pas bestaat op het moment van levering, kan
dit niet tot onrechtmatigheid leiden.
 In hoeverre een onderzoeksplicht rustte op Eilandgebied
 De ernst van het nadeel dat de erven Boyé door de
doorbreking van de ketting lijden
 In hoeverre dit nadeel op het moment van aankoop te
voorzien was
 In welke mate het Eilandgebied de wanprestatie van AR-CU
NV heeft beïnvloed en de rol die de mogelijkheid van het
profiteren daarvan voor Eilandgebied heeft gespeeld.
o Art 6:103  als de verkrijger een onrechtmatige daad pleegt, dan kan
de schuldeiser eventueel schadevergoeding in natura vorderen

Kettingbedingen worden nog steeds gebruikt voor verplichtingen die niet voldoen aan de eisen van 6:252

Bedingen als bedoeld in art. 6:252 BW en kettingbedingen (voor zover gekoppeld aan registergoederen) kunnen
door de rechter worden gewijzigd of geheel of gedeeltelijk ontbonden, indien het ongewijzigd voortduren van de
verplichting in strijd is met het algemeen belang of indien de schuldeiser bij de nakoming van de verplichting geen
redelijk belang meer heeft (art 6:259 BW).
 Wijziging of ontbinding op de eerstgenoemde grond kan pas plaatsvinden indien ten minste tien jaar na
het sluiten van de overeenkomst zijn verlopen.
 De bepaling beoogt een instrument te geven tegen verplichtingen die de exploitatie van een onroerende
zaak of een daarin uitgeoefende onderneming op een met het algemeen belang strijdige wijze
belemmeren.
 De rechter zal bij de toepassing van zijn bevoegdheid met alle omstandigheden van het geval rekening
moeten houden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lawandmarketing. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53920 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.27
  • (0)
Add to cart
Added