Week 1: Legaliteit en de structuur van het strafbare feit & straftheorieën
Er zijn drie theorieën met betrekking tot rechtvaardiging van de straf:
1) Retrubitvisme
- Vergelding als grondslag van de straf
- Retrospectief: rechtvaardiging ligt in het verleden (begane strafbare feit)
- Het is een absolute theorie:
Straf vindt legitimatie in begane misdrijf en staat dus los van het doel van
bestraffing
Staat los van het effect van de straf: er wordt gestraft omdat het misdrijf is begaan
Straf is verdiend
- Wel enige mate van proportionaliteit: straf is pas verdiend wanneer deze gelijk is aan
de schuld van de dader (evenredigheid straf en schuld/ernst feit)
- Gaat dus om een herstel van balans. Buitenproportioneel straffen is niet de bedoeling
- Twee varianten:
Positief retributivisme
Gerechtigheid eist bestraffing van de schuldige -> soort morele plicht
Emmanuel Kant
Negatief retributivisme
Vergelding is geen morele plicht, maar een bevoegdheid. Wel is van belang dat
alleen de daadwerkelijke schuldig wordt gestraft
2) Utilitarisme
- Verwachte nut als grondslag van de straf
- Prospectief: rechtvaardiging ligt in toekomst (beoogde doel van straffen)
- Het is een relatieve theorie:
Straf is legitiemer naarmate deze beter afstemt op het doel van de straf
Straffen is goed met betrekking tot nut van de straf (niet intrinsiek)
Dus gebonden aan effecten
- Straf is instrument om doel te bereiken:
Generale preventie
Speciale preventie
Rehabilitatie
Incapacitatie
Beveiliging
- Becceria: volk levert een stukje vrijheid in, ter bescherming van die vrijheden. Wel
proportioneel straffen want anders niet zo groot mogelijk geluk samenleving.
3) Verenigingstheorieën
- Verenigingstheorie 1: Utilitarisme als algemene rechtvaardiging, aangevuld met
negatief retributivisme
Uitgangspunt: straffen kunnen slechts gelegitimeerd zijn voor zover zij nuttig zijn
en bepaalde doelen verwezenlijken in de maatschappij (utilitarisme), maar deze
doelen mogen alleen worden nagestreefd op voorwaarde dat dit gebeurt ten
aanzien van degenen die schuldig zijn en hun straffen moet proportioneel zijn
(negatief retributivisme)
, - Verenigingstheorie 2: Retributivisme (vergelding) als algemene rechtvaardiging,
afgezwakt met utilitarisme.
Uitgangspunt: rechtvaardiging van de straf ligt in het verleden, namelijk in het
gepleegde onrecht. De straf moet proportioneel zijn aan de daden van de werkelijk
schuldige (retributivisme), maar binnen deze proportionaliteit mogen wel bepaalde
doelen worden nagestreefd (utilitarisme)
Dominante theorie in Nederland
In het artikel ‘Theoretische reflectie, De vergeten basis voor een bezonnen rechtspleging’
van J.W. de Keijser benoemt De Keijser twee verenigingstheorieën. Wat wordt bedoeld met
de term ‘verenigingstheorie’? Bespreek de twee verenigingstheorieën en welke dominant is
in Nederland.
Antwoord: Zie De Keijser, pp. 405-408; en Kelk/De Jong, 1.7.6 en 1.8.1.
Verenigingstheorieën zijn morele theorieën die een rechtvaardiging beogen te bieden voor
het bestaan van het instituut strafrecht waarin elementen uit de retributivistische theorie en
de utilistische (of consequentionalistische) theorie worden gecombineerd. In
verenigingstheorieën worden de scherpe kanten van beide eerder genoemde benaderingen
afgeslepen. Twee spiegelbeeldige varianten: · Utiliteit (bevorderen van het algemeen
welzijn) als algemene rechtvaardiging voor de praktijk. Het negatief retributivisme wordt
daar overheen gelegd als een rem (beperking) op het strafrecht met preventief oogmerk:
alleen de schuldigen mogen gestraft worden en alleen in evenredigheid met de ernst van het
feit en de schuld van de dader. · Vergelding (retributie) als algemene rechtvaardiging voor de
praktijk. Retributieve eisen aan de straf worden afgezwakt op basis van utilitaristische
overwegingen. Hoewel retributie de algemene rechtvaardiging vormt, is het uitdelen van
straf aan plegers van delicten tot de bovengrens van het negatieve principe niet langer een
(morele) plicht. Utilitaire overwegingen staan toe dat er minder gestraft wordt en zelfs dat
er, waar dat opportuun geacht wordt, van straf afgezien mag worden. Het tweede type is
dominant in het Nederlandse strafrecht. Vooral de naam van Willem Pompe is hieraan
verbonden. In zijn visie moet een straf erop gericht zijn om het verantwoordelijkheidsbesef
van de veroordeelde aan te wakkeren: een straf is vergelding van begaan onrecht en in de
tenuitvoerlegging van de vergeldende straf moet de veroordeelde de mogelijkheid worden
geboden om de vertrouwensbreuk (en daarmee vredebreuk) die hij met zijn misdaad heeft
veroorzaakt, ongedaan te maken. De vergelding staat dus voorop, maar binnen de
bandbreedte van de proportionele vergelding kunnen en mogen meer specifieke strafdoelen
worden nagestreefd die, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, de toegemeten
straf mede kunnen rechtvaardigen.
Soorten delicten:
1. Misdrijven en overtredingen
Bij misdrijf altijd opzet of culpa vereist
2. Materieel en formeel omschreven delicten
Materieel: gevolg staat centraal (bijvoorbeeld doodslag)
Formeel: gedraging staat centraal (Bijvoorbeeld diefstal)
3. Commissie- en omissiedelicten
Handelen - nalaten
4. Krenkings- en gevaarzettingsdelicten
5. Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten
Gekwalificeerd: strafbaarder dan basisdelict (moord t.o.v. doodslag
Geprivilegieerd: minder strafbaar (hout meenemen uit bos diefstal)
,Het onderscheid tussen formele en materiële delicten ziet op de wijze waarop de strafbare
handeling of gedraging is omschreven in een wettelijke delictsomschrijving. Bij formele
delicten wordt een bepaalde gedraging als zodanig getypeerd/omschreven en strafbaar
gesteld. Voorbeelden daarvan zijn o.a. te vinden in de WVW en Opiumwet: doorrijden na
aanrijding (art. 7 WVW 1994) en invoeren van heroïne (art. 2 Opiumwet) Bij materiële
delicten is de gedraging omschreven als het veroorzaken van een bepaald gevolg. De
wetgever is op zichzelf niet geïnteresseerd in de wijze waarop het gevolg is bewerkstelligd.
Duidelijke voorbeelden zijn de levensdelicten: moord (art. 289 Sr), doodslag (art. 287 Sr) en
dood door schuld (art. 307 Sr).
In HR Melk en Water wordt de strafuitsluitingsgrond AVAS geïntroduceerd. Wanneer
schuld geen voorwaarde vormt in de delictsomschrijving (bestanddeel), is schuld toch een
impliciet vereiste. Schuld in de zin van verwijtbaarheid wordt dus als element aangenomen.
In HR Huizense Veearts wordt het element wederrechtelijkheid geïntroduceerd. De
wederrechtelijkheid was hier niet opgenomen in de delictsomschrijving. Hoewel de veearts
dus wel aan de gehele delictsomschrijving voldeed, handelde hij niet wederrechtelijk. De
Hoge Raad oordeelde dat hij niet strafbaar was, omdat de wederrechtelijkheid als element een
onderdeel vormde.
Strafbaarstelling:
- Artikel 348 Sv: formele voorvragen
- Artikel 350 Sv: Materiële vragen
1. Tenlastelegging bewezen? -> Vrijspraak (art. 352 Sv lid 1)
2a. Kwalificatie strafbaar feit -> OVAR (art. 352 Sv lid 2)
2b. Wederrechtelijkheid strafbaar feit -> OVAR (art. 352 Sv lid 2)
3. Verwijtbaarheid -> OVAR (art. 352 Sv lid 2)
4. Straf/maatregel -> art. 351 Sv; 9a Sr.
- Wederrechtelijkheid in DO -> 2b gaat naar 1
- Culpoos delict? Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zitten besloten in culpa, culpa
moet tenlastegelegd worden -> 2b en 3 gaan naar 1
- Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn verondersteld aanwezig, tenzij er een
beroep gedaan wordt op strafuitsluitingsgrond.
Rechtvaardigingsgrond neemt wederrechtelijkheid weg
Schulduitsluitingsgrond neemt verwijtbaarheid weg
Dus stel er is een culpoos delict, dan leidt een geslaagd beroep op strafuitsluitingsgrond dus
tot vrijspraak, want wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid gaan dan naar vraag 1.
HR Melk en Water:
In dit arrest werd de schulduitsluitingsgrond ́afwezigheid van alle schuld ́ ontwikkelt in de
rechtspraak. Verdachte heeft zonder schuld gehandeld en was slechts willoos werktuig van de
beklaagde. > Zie laatste ́O. hieromtrent. ́
HR Huizense veearts:
In dit arrest werd de wederrechtelijk geïntroduceerd. Dit is de niet strafbaarheid van het feit,
, ondanks vervulling van de delictsomschrijving. > Zie laatste ́o ́ linksonder en een na laatste ́o ́
rechts.
Deze twee arresten zorgen dus voor de introductie van de elementen wederrechtelijkheid en
verwijtbaarheid en de koppeling van strafuitsluitingsgronden aan beide elementen. Tot
hiervoor waren de voorwaarden voor strafbaarheid slechts dat er sprake was van een
gedraging die paste binnen een delictsomschrijving. Er was dus sprake van strafbaarheid,
tenzij sprake was van een wettelijke strafuitsluitingsgrond.
HR Zwarte ruiter:
In dit arrest is het schuld karakter te veel uit het oog verloren en werd een disproportionele
straf opgelegd die te veel was gericht op vergelding en werden andere doelen uit het oog
verloren aan iemand die verminderd toerekenbaar was. Terbeschikkingstelling werd door de
rechter gezien als onvoldoende ter beveiliging van de maatschappij.
HR Laadbak:
Normadressaat is de particuliere huurder en niet de professionele huurder. HR komt dus tot de
conclusie dat de betrokken huurders dus terecht hadden moeten staan. De HR oordeelt dat de
verhuurder zeggenschap mist die voor aansprakelijkheid wel is vereist.
HR Taxibus:
Doordat de chauffeur het teken van de moeder verkeerd heeft opgevat zijn ernstige gevolgen
ingetreden, waarvoor de man strafrechtelijk wordt vervolgd. Heeft te maken met moral luck.
De ernst van de gevolgen hebben in casu misschien te veel invloed gehad, omdat er slechts
sprake was van een kleine onvoorzichtigheid. Als het kindje daar niet was gevallen was er
misschien ook geen strafzaak geweest. De HR laat zich te veel leiden door de ernst van de
gevolgen.
Kennisclip
De dominante moraalfilosofie: morele verantwoordelijkheid voor resultaten van onze
handelingen hangt rechtstreeks af van de mate waarin die resultaten gewild zijn (Kant). Het is
de wil van iemand die goed of slecht is, dit staat los van toevallige uitkomsten van die
beslissingen. Wij veroordelen iemand voor de gedraging die iemand gewild heeft en niet voor
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annasofiaverreussel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.85. You're not tied to anything after your purchase.