Samenvatting Scheikunde Chemie Overal ANTWOORDEN H4 Zouten en Zoutoplossingen
51 views 0 purchase
Course
Scheikunde
Level
VWO / Gymnasium
Dit document bevat de officiële antwoorden van scheikunde H4 Zouten en Zoutoplossingen. De antwoorden zijn afkomstig van de Noordhoff uitgevers en zijn dus volledig. Ik verkoop de antwoorden een stuk goedkoper.
4 Zouten en zoutoplossingen
4.1 Kristallen 4.2 Zouten
B 1 A 2
a Keukenzout is opgebouwd uit de atoomsoorten a De elektrovalentie van kalium is 1+, die van
natrium (Na) en chloor (Cl). broom 1-.
b Deze deeltjes heten ionen. b Broom heeft een elektrovalentie van 1-. Om te vol-
c De elektrovalentie van een atoom geeft de grootte doen aan de octetregel zal het broom een elektron
van de lading aan van het ion dat uit het atoom kan moeten opnemen.
ontstaan. c Dit is een ionrooster.
d Een natriumion heeft een lading 1+ (Na+) en een d Dit is een ionbinding.
chloride-ion heeft een lading 1- (Cl).
e Een natriumion bevat 11 protonen in de kern en A 3
11 − 1 = 10 elektronen in de elektronenwolk. Een a Ionbinding, vanderwaalsbinding, waterstofbrug
chloride-ion bevat 17 protonen in de kern en b Vanderwaalsbinding, waterstofbrug, ionbinding
17 + 1 = 18 elektronen in de elektronenwolk.
f Natriumchloride wordt gebruikt als smaakversterker in B 4
gerechten en als conserveermiddel in levensmiddelen De ionbinding in zouten is veel sterker dan bindingen
om bacteriegroei tegen te gaan (gezouten vlees of tussen moleculen zoals de waterstofbrug of de van-
vis). In de winter wordt het gebruikt als strooimiddel derwaalsbinding. Daardoor ligt het smeltpunt van
op gladde wegen. Als oplossing kan het gebruikt wor- zouten veel hoger dan van moleculaire stoffen, met als
den om je neus te spoelen als je verkouden bent. gevolg dat zouten bij kamertemperatuur vaste stoffen
g Deze scheidingsmethode heet extraheren. zijn.
h Natriumchloride kom je tegen in zeewater.
i Natriumchloride is goed oplosbaar in water. In B 5
Noordzeewater is ongeveer 24 gram natriumchloride a CF4 en CCl4 zijn moleculaire stoffen, SnBr2 en PbI2
per liter opgelost. zijn zouten.
j Deze scheidingsmethode heet indampen. b In moleculaire stoffen komen atoombindingen voor
k Kalium staat in de vierde periode, eerste groep; jood in moleculen en vanderwaalsbindingen tussen mole-
staat in de vijfde periode, zeventiende groep. culen, in zouten ionbindingen.
l Kalium behoort tot de metalen en jood tot de niet- c Het smelt- en kookpunt van CCl4 is hoger dan dat
metalen. Daaruit kun je opmaken dat kaliumjodide van CF4 omdat CCl4 een grotere molecuulmassa
tot de zouten behoort. heeft.
m Elementen in dezelfde groep van het periodiek
systeem hebben overeenkomstige eigenschappen. C 6
Kalium staat onder natrium en kaliumionen zijn daar- a Op de acht hoekpunten van de kubus vind je
om ook 1+ (K+). Jood staat onder chloor en is daar- 1Na+-ion; dat is dus 8 × __
1
__ = 1 Na+-ion. In het midden
om ook 1- (I). 8 8
n De massa van een kaliumion is 39,10 u, van een van de zes zijvlakken vind je steeds een half Na+-ion;
jodide-ion 126,9 u. 1
dat zijn dus 6 × __
= 3 Na+-ionen. In de kubus bevinden
o Door na te gaan of de vaste stof de elektrische 2
stroom geleidt. Geleidt het materiaal elektrische zich dus in totaal vier Na+-ionen.
stroom, dan gaat het om een metaal, dus is het In het midden van de twaalf ribben van de kubus tref
goud. Geleidt het materiaal de elektrische stroom je steeds een kwart Cl-ion aan; dat zijn dus
niet, dan gaat het in dit geval om een zout, dus is het
12 × 1
__= 3 Cl-ionen. In het centrum van de kubus
pyriet. 4
, bevindt zich nog een heel Cl-ion. In totaal zijn dat i kaliumcarbonaat
dus vier Cl-ionen. j lood(IV)chloride
b Bij a heb je gezien dat er per vier Na+-ionen
vier Cl-ionen voorkomen. A 10
De verhouding Na+ : Cl = 4 : 4, ofwel 1 : 1. a (Na+)1(Br)1 NaBr
c In de kubus calciumfluoride bevinden zich b (Mg2+)1(O2)1 MgO
1 1 c (Hg2+)1(I)2 HgI2
8 × __
+ 6 × __
= 4 Ca2+-ionen en 8 × 1 = 8 F-ionen.
8 2 d (Zn2+)1(NO3)2 Zn(NO3)2
De verhouding Ca2+ : F = 4 : 8 oftewel 1 : 2. e (Cu2+)1(CH3COO)2 Cu(CH3COO)2
f (NH4+)2(SO32)1 (NH4)2SO3
1+ 1 × 1 =
In de kubus titaanoxide bevinden zich 8 × __
8 g (Al3+)2(SO42)3 Al2(SO4)3
1 h (Ca2+)3(PO43)2 Ca3(PO4)2
2 Ti4+-ionen en 4 × __
+ 2 × 1 = 4 O 2-ionen.
2 i (K+)2(CO32)1 K2CO3
De verhouding Ti4+ : O2 = 2 : 4, ofwel 1 : 2. j (Pb4+)1(Cl)4 PbCl4
B 7 A 11
a De magnesiumionen onderling stoten elkaar af, de a Na+ en SO42 Na2SO4
oxide-ionen onderling stoten elkaar ook af. De mag- b Cu2+ en CO32 CuCO3
nesiumionen en de oxide-ionen trekken elkaar aan. c Al3+ en S2 Al2S3
b Elektrostatische krachten zijn onder meer afhankelijk d Mg2+ en ClO3 Mg(ClO3)2
van de grootte van de ladingen. De aantrekkings- e Li+ en OH LiOH
kracht tussen de magnesium- en de oxide-ionen is f Na+ en HCO3 NaHCO3
dan ook aanzienlijk groter dan de aantrekkingskracht g NH4+ en NO2 NH4NO2
tussen natrium- en chloride-ionen. h Ag+ en C2O42 Ag2C2O4
c Smeltpunt NaCl: 1074 K, smeltpunt MgO: 3125 K. i Fe3+ en SO32 Fe2(SO3)3
De ionbinding in MgO (met ionladingen 2+ en 2-) is j Sr2+ en NO3 Sr(NO3)2
veel sterker dan die in NaCl, met als gevolg een
groot verschil in smeltpunt. A 12
a NH4+ en SO42 ammoniumsulfaat
C 8 b Pb2+ en NO2 lood(II)nitriet
c Ca2+ en H2PO42 calciumdiwaterstoffosfaat
1+ 6 × 1
In de kubus cupriet bevinden zich 8 × __ __
=
8 2 d Ag+ en CrO42 zilverchromaat
4 Cu+-ionen en 2 × 1 = 2 O2-ionen. De verhouding e Ba2+ en F bariumfluoride
Cu+ : O2 = 4 : 2, ofwel 2 : 1. f Na+ en HPO4 natriummonowaterstoffosfaat
g Mg2+ en HCO3 magnesiumwaterstofcarbonaat
h Cu+ en O2 koper(I)oxide
i Mn2+ en OH mangaan(II)hydroxide
4.3 Namen en formules j Fe2+ en PO43 ijzer(II)fosfaat
van zouten B 13
a mangaan(IV)oxide MnO2
b zilver(I)nitraat AgNO3
A 9 c lood(IV)oxide PbO2
a natriumbromide d kaliumcarbonaat K2CO3
b magnesiumoxide e kaliumnitraat KNO3
c kwik(II)jodide f ammoniumcarbonaat (NH4)2CO3
d zinknitraat
e koper(II)acetaat
f ammoniumsulfiet
g aluminiumsulfaat
h calciumfosfaat
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FrederiqueHensen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.