Boom Juridische studieboeken - Jaarrekeninglezen voor juristen
Samenvatting van het volledige boek Jaarrekeninglezen voor juristen, tiende druk. Het is een uitgebreide samenvatting, met de belangrijkste artikelen, begrippen, formules en voorbeelden.
Hoofdstuk 1: De jaarrekening: balans & winst-en-verliesrekening
§1.1 De inleiding
De belangrijkste groepen die geïnteresseerd zijn in de financiële gang van zaken van een onderneming
zijn:
1. Het management
a. Interne stukken worden opgemaakt. Dit zijn de cijfers om analyses op te baseren en
om jaarstukken nader te kunnen begrijpen.
b. Deze gebruikt men om de onderneming draaiende te houden
c. Deze cijfers geven een beeld van de sterke en de zwakke punten van ondernemingen
2. De fiscus
a. Het doel van de fiscus is de grondslag te berekenen waarover belasting geheven wordt.
b. De ondernemer wil zoveel mogelijk de winst naar beneden bijstellen om een lagere
belasting te bewerkstellingen
3. De externe belanghebbende, uitgezonderd de fiscus
a. Deze kunnen hun informatie verkrijgen uit de jaarstukken die door een groot aantal
ondernemingen op grond van de wet gepubliceerd dienen te worden.
§1.2 De balans en de winst-en-verliesrekening
Een jaarrekening bestaat uit een balans, een winst-en-verliesrekening en een toelichting.
- Deze geeft inzicht in de financiële positie en het resultaat van de onderneming
- Voor de meeste rechtspersonen geldt de verplichting om de jaarrekening te publiceren bij de
Kamer van Koophandel.
§1.2.1 De balans
De balans bevat een overzicht van het op een bepaald tijdstip in de onderneming vastgelegde
vermogen. Het is een momentopname en valt onder te verdelen in debet en credit.
- Debet: (linkerkant) staat het geld dat is geïnvesteerd in verschillende bezittingen van de
onderneming. Debet noemt men ook wel activa of bedrijfsmiddelen.
o Activa kan onderscheiden worden in vaste en vlottende activa.
Het onderscheidende criterium is de tijd dat een actief dienstbaar is aan de
onderneming.
Vaste activa gaan in de regel langer mee dan een productieproces.
o Bijv. bedrijfspand, inventaris
o Vaste activa is niet snel om te zetten in geld, maar bedoelt om
duurzaam ten dienste te moeten staan van de onderneming.
Vlottende activa gaan in de regel een productieproces mee
o Bijv. voorraden, vorderingen en banktegoeden.
o Vlottende activa is snel om te zetten in geld.
- Credit: (rechterkant) staan de bronnen van het vermogen. Hier staat het antwoord op de vraag
hoe de activa zijn verkregen; de wijze van financieren.
o Credit valt de onderscheiden tussen vreemd en eigen vermogen
Het vreemd vermogen is het vermogen dat door derden is verschaft.
Eigen vermogen wordt door de eigenaren ingebracht
Bijv. de storting van geld van de privérekening van de ondernemer op
een bankregeling die is bedoeld voor zijn onderneming
Bijv. een aandelenkapitaal dat door de aandeelhouders van een
besloten vennootschap in de onderneming is gestort.
De wijze van financieren wordt onder meer bepaald door de aard van de activa, dus door de
samenstelling van de debet kant van de balans.
§1.2.2 Het boekhoudkundig evenwicht
De balans is in evenwicht. Debet staat de aanwending van het ondernemingsvermogen in de vorm
van verschillende bezittingen. Het vermogen staat zowel debet (de investeringskant) als credit (de
financieringskant). Er is evenwicht omdat elke bezitting moet zijn gefinancierd.
1
,Evenwicht kan als volgt worden uitgedrukt:
Bezittingen = eigen vermogen+ vreemd vermogen
Eigen vermogen = bezittingen−¿−vreemd vermogen
Bezittingen en het vreemd vermogen vormen de samenstellende bestanddelen die de omvang van
het eigen vermogen bepalen; het eigen vermogen vormt het sluitstuk.
Waar iedere ondernemer naar streeft is dat het eigen vermogen in de loop van de tijd toeneemt door
winst uit de onderneming.
- Van winst wordt gesproken als de opbrengsten van de ondernemersactiviteiten groter zijn dan
de kosten. Deze bedrijfsmatige veranderingen (opbrengsten en kosten) van het eigen
vermogen worden getoond in een winst-en-verliesrekening.
o Deze winst-en-verliesrekening wordt ook wel resultatenrekening, exploitatierekening
of de staat van baten en lasten genoemd.
§1.2.3 De winst-en-verliesrekening
Deze rekening kan ook worden opgesteld zoals de balans. Debet staan de kosten, credit staan de
opbrengsten. Van winst is sprake als de opbrengsten groter zijn dan de kosten.
Het is gebaseerd op het boekhoudkundige evenwicht.
In de gepubliceerde jaarrekening wordt de winst-en-verliesrekening in staffelvorm opgezet. De
opbrengsten en de kosten staan onder elkaar waarbij de kosten van de opbrengsten worden
afgetrokken en als saldo het resultaat wordt berekend.
Opbrengsten zijn de vergoedingen die de ondernemer in rekening brengt voor geleverde goederen
of verleende diensten en worden ook wel de omzet genoemd.
- Het eigen vermogen stijgt hierdoor.
- In het jaarrekeningenrecht worden de opbrengsten ook wel baten genoemd.
Kosten zijn de doelmatige offers die de ondernemer moet brengen om de productie of de diensten te
kunnen leveren en de onderneming draaiende te houden.
- Kosten verlagen het eigen vermogen van de ondernemer.
- In het jaarrekeningenrecht worden kosten lasten genoemd.
De winst-en-verliesrekening geeft de bedrijfsmatige veranderingen weer in de omvang van het eigen
vermogen over een bepaalde periode.
- Waar de balans te vergelijken is met een foto, is de winst-en-verlies rekening te vergelijken
met een film.
De sluitpost op de winst-en-verliesrekening bestaat uit het resultaat.
- Dit is het verschil tussen de opbrengsten en kosten.
- Het resultaat kan een winst of een verlies zijn.
o Bij winst is het eigen vermogen gestegen
o Bij verlies is het eigen vermogen gedaald.
o Mochten de opbrengsten en kosten gelijk zijn, dan is er een break-even situatie.
Voor de winst-en-verliesrekening zijn er 2 soorten modellen:
1. De categoriale opstelling
a. Hierbij zijn de kosten naar categorieën ingedeeld
2. De functionele indeling
a. Geeft een indeling van de kosten naar functie.
§1.2.4 Privé-mutaties
Van een storting wordt gesproken als de ondernemer vanuit privé geld of geldswaarden in de
onderneming stort
De ondernemer moet met een eenmanszaak regelmatig gelden uit de onderneming onttrekken om
in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De ondernemer kan namelijk geen salaris uit zijn
onderneming genieten.
In de winst van de eenmanszaak zit daarom nog een component die men wel het
ondernemersinkomen noemt. Om op de lange duur levensvatbaar te zijn moet een
ondernemersinkomen uit de winst kunnen worden onttrokken.
Privé-mutaties zijn niet bedrijfsmatig en mogen daarom niet in de winst-en-verliesrekening worden
verantwoord.
2
,§1.2.5 Opbrengsten en kosten versus ontvangsten en uitgaven
Het accrualbeginsel (aangroeibeginsel of toerekeningsbeginsel) bepaalt dat opbrengsten en kosten
worden verantwoord in de periode waarop ze betrekking hebben, ongeacht of zij tot ontvangsten of
uitgaven in diezelfde periode hebben geleid. Opbrengsten en kosten zijn niet per definitie gelijk aan
ontvangsten en uitgaven.
Bedrijfseconomische beginselen rekenen de opbrengsten en kosten toe in de tijd:
- Het realisatiebeginsel rekent opbrengsten toe aan de periode waarin een goed of een dienst
wordt geleverd (prestatie). Het staat dus los van de ontvangsten.
o Wordt er niet contant betaald dan ontstaat er en vordering op de afnemer (debiteur)
en die vordering heeft waarde en wordt dan op de balans opgenomen.
o Pas op het moment van betaling is er sprake van een ontvangst. Dit is niets anders dan
een wijziging binnen de activa op de debetzijde van de balans: een vordering
verdwijnt; het saldo op de bank neemt toe.
Voor de winst-en-verliesrekening heeft dit geen consequentie, daarin is de
opbrengst reeds verantwoord, vanaf het moment dat de levering heeft
plaatsgevonden.
- Het matchingbeginsel houdt in dat de uitgaven die samenhangen met de omzet als kosten
worden verantwoord in dezelfde periode als waarin deze omzet is gerealiseerd. Als de uitgaven
eerder zijn gedaan dan op het moment waarop de omzet wordt gerealiseerd dan worden die
uitgaven geactiveerd op de balans.
- Het voorzichtigheidsbeginsel stelt dat de ondernemer zich niet rijker mag rekenen dan hij is.
o Dit is een rem op de toepassing van het realisatie- en het matchingbeginsel.
o Winsten worden pas genomen als in beginsel zeker is dat ze zijn behaald.
o Verplichtingen die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar worden in
acht genomen. Verliezen die oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar
kunnen in acht worden genomen.
§1.3 Verwerking van financiële feiten
Het tijdstip van toerekening van opbrengsten en kosten valt niet altijd samen met het moment waarop
de geldstromen zich voordoen. De volgende varianten (met voorbeelden) komen vaak voor:
1. Ontvangsten geen opbrengsten
a. Storting leidt tot een stijging van het eigen vermogen maar heeft geen invloed op de
winst-en-verliesrekening. De onderneming heeft nog geen activiteiten verricht. Het is
een ontvangst maar geen opbrengst.
2. (Geen) uitgaven geen kosten
a. Uitgaven geen kosten: geld wordt uitgegeven terwijl de ondernemer daar niet armer
van wordt. Het ene activum (geld) wordt gedeeltelijk omgezet in een ander activum
(inventaris). Indien een vlottend actief omgezet is naar een vast actief (bijv. de
inventaris) heet dat een investering.
b. Geen uitgaven geen kosten: ondernemer krijgt een schuld aan de leverancier maar
daar staat de verkrijging van de voorraad fietsen tegenover. De leverancier wordt een
crediteur van de ondernemer.
3. Opbrengsten tegelijkertijd ontvangsten
a. Als een verkoopovereenkomst wordt afgesloten ontstaan er 2 verbintenissen: de koper
moet betalen, de verkoper moet leveren. Als de verkoper minder opoffert dan de
waarde van de tegenprestatie door de koper dan maakt hij winst. De opbrengst is
gerealiseerd nu de fietsenhandelaar heeft geleverd. Dit is het realisatiebeginsel. De
fietsenhandelaar moet ook laten zien wat hij opoffert. Dit zijn kosten op grond van het
matchingbeginsel. De kosten zijn op dit moment geen uitgave.
4. Kosten tegelijkertijd uitgaven
a. Voorbeelden hiervan zijn de betaling van bedrijfskosten (zoals salaris, huur etc.) die
betrekking hebben op de periode waarin de uitgave plaatsvindt.
5. Opbrengsten geen ontvangsten
a. Bijvoorbeeld verkoopt de ondernemer en levert 3 fietsen met een verkrijgingsprijs van
2.500 euro per stuk voor een verkoopprijs van 4.500 per stuk. De koper ontvangt de
rekening en zal pas later betalen. Het realisatie- en het matchingsbeginsel gelden hier
ook. Het eigen vermogen is dan met 6000 euro toegenomen. Dit is de winst van de
verkoop. De winst is al genomen, terwijl er nog niets is ontvangen. Het
realisatiebeginsel gaat ervan uit dat de opbrengst genoten is omdat de
fietsenhandelaar een vordering heeft gekregen op de afnemer.
3
, 6. Kosten geen uitgaven
a. De uitgave die is gedaan ten tijde van de investering wordt over langere tijd als kosten
gespreid. Zo wordt telkens een klein deel van de kosten aan een periode toegerekend.
Dit is een voorbeeld van het matchingbeginsel. Een ander voorbeeld is als de
voorziening wordt getroffen om voor onzekere maar waarschijnlijke toekomstige
verplichtingen nu de kosten te nemen omdat deze kosten samenhangen met
gedurende deze periode gerealiseerde opbrengsten volgens het matchingprincipe. De
voorziening vormt samen met de schulden het vreemd vermogen.
7. Enkele geldstromen
a. Dit voorbeeld is een van ontvangst dat geen opbrengst is. De winst-en-verliesrekening
en het eigen vermogen veranderen niet. De bate is al genomen ten tijde van de
verkoop en levering toen de vordering ontstond (realisatiebeginsel). Daarnaast kan
ook een uitgave zijn die geen kosten vormt. Van het betalen van schulden wordt men
namelijk niet armer. Als laatste is een voorbeeld van onttrekking. De transactie heeft
geen invloed op de winst-en-verliesrekening.
Uit deze voorbeelden kan er een balansmutatiestaat opstellen. Het totaal aan veranderingen per
regel aan de debetzijde van de balans moet gelijk zijn aan dat de veranderingen aan de creditzijde van
de balans.
§1.4 Vermogensvergelijking
Het eigen vermogen volgens de eindbalans (eind eigen vermogen) kan worden berekend door uit te
gaan van het eigen vermogen op de beginbalans en daarbij alle mutaties in privé en alle mutaties die
leiden tot winst of verlies te verrekenen.
Het vermogensverschil dat ontstaat door van het eind eigen vermogen het begin eigen vermogen af
te trekken, bestaat uit privé-mutaties en uit het resultaat. Het resultaat kan worden bepaald door de
privé-mutaties te corrigeren op het eind eigen vermogen.
Privéstortingen en privéonttrekkingen worden samen ook wel genoemd: rechtstreekse mutaties in
het eigen vermogen. Nadeel van deze methode van resultaatberekening is dat geen inzicht wordt
verkregen in de oorzaken van het resultaat.
§1.5 kasstroomoverzicht
Om inzicht te krijgen in de geldstromen van een periode wordt vaak een kasstroomoverzicht
opgesteld.
§1.6 De administratie
De winst kan worden bepaald door de winst-en-verliesrekening op te stellen en door
vermogensvergelijking. Bij deze methode wordt in principe alleen een balans opgemaakt aan het einde
van een periode. Een kasboek kan zijn waarin de contante geldstromen worden geregistreerd. Voor de
actuele stand van de meeste bezittingen en schulden moet men gaan inventariseren.
Nadat men van alle bezittingen en schulden de actuele stand weet kan men een balans opstellen.
- Vervolgens kan het eigen vermogen vergelijken met het eigen vermogen van de vorige balans.
- Het verschil na correctie van de privé-mutaties is de behaalde winst tussen de twee balansdata.
o Het nadeel is dat men tussendoor nooit weet wat de hoogte van de bezittingen en
schulden is.
o Nadeel is dat men geen tussenstand heeft van het resultaat
Het grootste deel van de ondernemingen heeft een administratie waarbij zij de balans en winst-en-
verliesrekening continu bijhouden.
- Voordeel is dat bij deze methode dat men op elk gewenst moment kan zien wat de bezittingen
en schulden zijn, wat het eigen vermogen is en wat het resultaat van de onderneming is.
- Deze methode staat bekend als de methode van het dubbel boekhouden
§1.7 Dubbel boekhouden, de grootboekadministratie
§1.7.1 inventarisatie
Bij de start van deze wijze van administreren wordt een inventarisatie gemaakt van alle bezittingen
en schulden. Uit de inventarisatie kan men de beginbalans opstellen.
- Vervolgens wordt voor elke balanspost een grootboekrekening geopend.
- Uitgangspunt is het comptabel evenwicht.
§1.7.2 Verwerking van financiële feiten
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meeeerx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.16. You're not tied to anything after your purchase.