Samenvatting van de hoorcolleges van accounting week 4 t/m 6 (Management Accounting). De hoorcolleges en de slides/filmpjes zijn hierin meegenomen. Zo staan er in dit document ook een paar oefenvragen.
Accounting week 4 Van Financial Accounting naar Management Accounting
Financial accounting =
- externe rapportage en boekhouding gericht op verantwoording naar
aandeelhouders/stakeholders.
- Kijkt primair naar het verleden.
- Voornamelijk financiële informatie over de hele organisatie.
- Betrouwbaarheid en consistentie belangrijk (audit): waarheidsgetrouw beeld van prestaties
en positie.
Management Accounting =
- interne rapportage en informatie voor management.
- Kijkt primair naar de toekomst.
- Financiële en niet-financiële informatie over delen van de organisatie.
- Geen regels of verplichte audit – bruikbaarheid voor planning, beslissingen en control staat
voorop.
3 algemene functies van management:
1. Plannen: vooruit kijken en doelen stellen.
2. Sturen: implementeren van doelen.
3. Beheersen (control): zorgen dat activiteiten leiden tot doelrealisatie.
Bij alle drie de functies is accounting informatie ondersteunend en dus essentieel.
De waarde van goede kosteninformatie kan niet worden overschat. Als we goede kosteninformatie
hebben dan helpt dat het management om goede beslissingen te nemen. Bijvoorbeeld ten aanzien
van:
- Productie- en prijsbepaling (=bepalen productievolume en verkoopprijzen)
- Evalueren van efficiëntie (bijv. vergelijken van productiemethoden- en locaties) (zelf
produceren vs. Uitbesteden/Outsourcing)
- Informatie voor control (plannen uitvoeren, relatie met budget)
- Evalueren van prestaties (vraag je bijvoorbeeld af: wat is de toegevoegde waarde van de
producten/diensten?)
Verschillende typen kosten
Productiekosten: kosten noodzakelijk voor het produceren van producten/uitvoeren van diensten
(toerekenen aan voorraad, costs of goods manufactured’)
- Direct materiaal/grondstoffen
- Directe arbeid
- Productie overhead (indirecte productiekosten)
Indirect materiaal (bv smeerolie, elektra..)
Indirecte arbeid (bv toezicht, onderhoud..)
Voorbeelden: afschrijvingen, verzekeringen, factory repairs, indirect labor, factory utilities.
Periode kosten: zijn niet gerelateerd aan omvang van de productie, maar ze matchen met de periode
- Marketing en verkoopkosten
- Algemene en administratiekosten
Simpel voorbeeld: cost of goods sold
,Kostentoewijzing
2 typen kostensystemen waarbij wij kijken naar de aard van het productieproces van de organisatie:
1. Job order costing
= kosten van een specifiek product (of serie producten)
- Het zijn unieke producten: bijvoorbeeld vastgoed ontwikkeling (een serie huizen bouwen) of
consultancy
Je wil hier eigenlijk niet de kosten van de organisatie uitsmeren over alle producten, vandaar dat je
het per product of service doet en bekijkt wat je daar voor kosten voor maakt.
2. Process costing
= kosten van processen of afdelingen over een periode zonder toewijzing aan 1 product want over
het algemeen zijn de producten nagenoeg hetzelfde.
- Serie productie: chemische producten, laptops. Voedingsproducten.
Veel organisaties gebruiken een combinatie van job order en process costing.
Kosten categorieën
- Grondstoffen: directe materialen – gebruikt voor het maken van producten
Bij gebruik: crediteren van Voorraad grondstoffen en debiteren van Voorraad onderhanden
werk.
- Directe arbeidskosten: salaris, secundaire arbeidsvoorwaarden, extra’s (bv. Bonussen)
Bij gebruik: crediteren van arbeidskosten en debiteren van Voorraad onderhanden werk.
- Indirecte productiekosten: kosten van productie die niet eenvoudig tot te wijzen zijn aan
een specifiek product (denk aan onderhoud machines, loon supervisor). Niet te verwarren
met algemene overhead (algemene en administratiekosten – dat zijn periode kosten).
- Directe kosten: kunnen worden toegewezen aan een kostenobject (bv. Product of dienst).
Bv. Directe arbeid, directe materialen.
- Indirecte kosten: kunnen niet (gemakkelijk) worden toegewezen. Bv. Machine onderhoud,
energieverbruik, HR, management.
Maar je kan ook kijken naar kosten gedrag:
- Vaste kosten: veranderen NIET wanneer de productie verandert.
- Variabele kosten: veranderen WEL wanneer de productie verandert.
Het kunnen en vaste (in)directe en variabele (in)directe kosten zijn.
Voorbeeld gebruik materialen
Stel, gebruik is 24.000 euro aan directe materialen en 6.000 aan indirecte kosten verbruikt daaraan.
Voorbeeld gebruik arbeid
Stel, gebruik is 28.000 directe arbeidskosten en 4.000 indirecte arbeidskosten (onderhoud machines).
Alloceren van indirecte kosten (=verband tussen kosten en product is niet gemakkelijk
waarneembaar).
Daarom gaan we zoeken naar een goede verdeelsleutel voor het gebruik van indirecte kosten (bv.
Directe machine- of arbeidskosten).
Bereken het bedrag (“gebudgeteerde overhead rate”):
, Totale indirecte kosten
- voor elke euro arbeidskosten die wij gebruiken
Verwac h te directe arbeidskosten
rekenen
we wat indirecte kosten met deze ratio.
Stel: totale indirecte kosten 280.000 euro en verwachte directe arbeidskosten = 350.000
- Opslagtarief = gebudgeteerde overhead rate = 0.80 per euro directe arbeidskosten
- Dus stel: directe arbeidskosten van product A zijn 100.000. Dan alloceren we 80.000 aan
overheadkosten aan de productie.
Je ziet hier 3 jobs, dus misschien drie machines die zijn
gebruikt. Je ziet dat bij direct labor dus 0.80 cent per
euro direct labor gerekend wordt voor de
manufacturing overhead.
Van onderhanden werk naar gereed product
Als een product klaar is, zie job 101 hierboven, dan wordt het uit Voorraad onderhanden werk
geboekt naar Voorraad gereed product.
Van gereed product naar kosten verkopen
Het product wordt, op krediet, verkocht voor 50.000
Vragen uit hoorcollege:
Begin voorraad = 80. Eindvoorraad = 60. Cost of Goods Manufactured = 100. Cost of Goods sold?
120
Stel: grondstoffen worden gebruikt in een job order cost system. Het is dan juist om:
Voorraad grondstoffen te crediteren. Manufacturing overhead te debiteren. En voorrad onderhanden
werk (WIP) te debiteren.
Maar het is onjuist om:
Voorraad gereed product te debiteren.
Overhead rate: 60% x directe arbeid. Arbeid: 200.000 euro direct + 50.000 indirect. Werkelijke
overhead: 125.000 euro. Allocatie naar Onderhanden werk?
120.000
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maritboelens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.