1. Overgang personenvennootschap à BV/NV
Indien een persoonlijke onderneming in de zin van de IB wordt gestaakt, moet in beginsel o.g.v. art. 3.61 IB worden
afgerekend over de stakingswinst. Art. 3.65 voorziet echter in de mogelijkheid om de onderneming geruisloos door te
schuiven naar een BV/NV.
Niet-fiscale motieven voor overgang:
§ Beperking van de aansprakelijkheid;
§ Het continuïteitsmotief (na overlijden blijft onderneming voortbestaan);
§ Het kapitaalmotief;
§ Overdracht (het makkelijker een BV over te dragen)
Fiscale motieven voor overgang:
§ Tariefverschil IB en VPB;
§ Verschil in het belastbare object tussen de IB en de Vpb;
§ Uitstellen van belastingheffing door winst-oppotting;
De titel van de overdracht is ‘inbreng’ want de ondernemer stort zijn onderneming op de aandelen die hij van de BV koopt
(storting in natura); daarom moet bij de omzetting de waarde van de onderneming gelijk zijn aan het aandelenkapitaal.
2. Geruisloze overgang
In beginsel dient bij overgang te worden afgerekend over de totale winst van de overneming. Dit kan een bezwaar zijn
indien de liquide middelen hiervoor niet voor handen zijn. Art. 3.65 IB heeft hiervoor een doorschuifoptie geïntroduceerd.
Het gaat dan om een geruisloze overgang bij inbreng in een NV of BV. Indien aan de voorwaarden is voldaan, wordt de
onderneming geacht niet te zijn gestaakt en treedt de BV in plaats van de ondernemer. De fiscale IB-claim wordt
doorgeschoven als een latente VPB- en IB-claim.
3. Overgangstijdstip
Voordat de BV officieel is opgericht is er geen rechtspersoon om een aanslag VPB aan op leggen. Er zou dus een gebroken
boekjaar ontstaan. Om dit te voorkomen is er de Achtste Standaardvoorwaarde. In de toelichting hierop zijn een aantal
versoepelingen toegewezen, zodat onder bepaalde voorwaarde toch een aanslag VPB over het gehele boekjaar kan worden
opgelegd. Het boekjaar daarna valt dan samen met het kalenderjaar.
In de jurisprudentie is aangegeven dat zonder verdere voorwaarden het overgangstijdstip mag worden terug gewenteld
naar het moment van registratie van de intentieverklaring.
Op voorwaarde dat geen incidenteel voordeel wordt behaald, bepaald 12.1.2 dat indien binnen 9 maanden na het begin
van het boekjaar de voorovereenkomst wordt gesloten, het overgangstijdstip mag worden teruggebracht naar het begin
van het kalenderjaar. Op deze manier wordt over de hele winst in het betreffende jaar een aanslag VPB opgelegd. Op die
aanslag zal wel worden aangegeven welk deel betrekking heeft op de voor-voor periode, voorperiode en het eerste
boekjaar. Het volgende boekjaar begint voor de VPB dan op 1 januari van het nieuwe jaar.
Voor-voorperiode Voorperiode 1e boekjaar
BV i.o. BV (kort)
Casus
- Op 1 januari 2011 wordt begonnen met een personenvennootschap
- In 2011 €100.000,- winst
- In eerste helft 2012 €125.000,- winst
- Winst met ingang van 2012 aan de op te richten BV
- Bereken uit te geven aandelenkapitaal
- Stel de verkrijgingsprijs van de aandelen vast
- Stel de commerciële en fiscale beginbalans van de BV op
Pagina 2 van 38
, 1. Wat indien de onderneming werd gestaakt?
Als de onderneming wordt gestaakt moet worden afgerekend over de stille reserves (meerwaarde), fiscale reserves en de
goodwill. Deze bedraagt in casus:
§ Winkelpand: €300.000 -/- €250.000 = €50.000,-
§ Voorraden: €100.000 -/- €60.000 = €40.000,-
§ FOR: = €9.500,-
§ HIR: = €5.000,-
§ Goodwill: = €150.000,-
Stakingswinst = €254.500,-
Hij heeft stakingsaftrek o.g.v. art. 3.79 IB, en vervolgens de lijfrentefaciliteiten van art. 3.128 IB en art. 3.129 IB.
2. Wat als er wordt doorgeschoven?
Indien de onderneming o.g.v. art. 3.65 IB wordt doorgeschoven moet worden getoetst aan de voorwaarden. Dhr. Gijn dient
hierom te verzoeken.
2a. Fiscale oudedagsreserve
O.g.v. art. 3.85 lid 2 geld lid 1 niet t.a.v. de fiscale oudedagsreserve. T.a.v. de FOR eindigt de onderneming dus wel. De FOR
valt dat vrij o.g.v. art. 3.70 lid 1 sub b onder 1. Hij heeft ten aanzien van dit bedrag dan recht op de stakingsaftrek en op de
lijfrentefaciliteit van art. 3.128 IB.
Dhr. Gijn wil de lijfrente bedingen bij de nieuwe BV waarvan hij zelf aandeelhouder is. In dit geval geldt art. 3.126 lid 1 sub
a onderdeel twee. O.g.v. dit artikel kan hij de lijfrente inbrengen onder de nieuwe BV. De komt dan als lijfrenteverplichting
op de commerciële en de fiscale balans te staan.
2b. Auto en PC
Met betrekking tot de auto en de pc wordt onder 4.1.1. bij de standaardvoorwaarden bepaald dat vermogensbestanddelen
die geen zelfstandig onderdeel vormen van de onderneming mogen worden onttrokken voordat de onderneming wordt
doorgeschoven. Over de onttrokken vermogensbestanddelen dient wel te worden afgerekend.
Dhr. Gijn kan voor deze onttrekking geen stakingsaftrek benutten omdat er niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat er
een gehele onderneming wordt gestaakt. Hij kan wel met de winst die wordt behaald met deze onttrekking een lijfrente
bedingen o.g.v. art. 3.129 IB.
2c. Latente VPB-schuld
De latente IB-claim op de stille en de fiscale reserves wordt niet gerealiseerd, doch doorgeschoven naar de BV en omgezet
in een VPB claim, door handhaving van de boekwaarden en van de fiscale reserves.
3. Overgangstijdstip
Op 1 september 2012 wordt de intentieverklaring van Gijn om een BV op te richten officieel geregistreerd. Op dat moment
is er nog geen BV – die ontstaat pas op 30 november 2012. Dit betekent dus in beginsel dat het boekjaar vanaf 30
november 2012 begint te lopen. In de jurisprudentie is echter aangegeven dat zonder verdere voorwaarden het
overgangstijdstip mag worden terug gewenteld naar het tijdstip van registratie van de intentieverklaring, dus 1
september.
Onder de voorwaarde dat geen incidenteel fiscaal voordeel wordt behaalt is er daarom een versoepeling die stelt dat,
indien de intentieverklaring binnen 9 maanden na afloop van het laatst afgelopen boekjaar is geregistreerd, het
overgangstijdstip mag worden teruggebracht naar het begin van het kalenderjaar, dus 1 januari 2012. Het volgende
boekjaar begint voor de VPB door toepassing van deze regeling gewoon op 1 januari 2013.
* Gestort kapitaal = totaal – schulden – lijfrenteverplichting – latente VPB-schuld
** Lijfrenteverplichting = gelijk aan bedrag FOR art. 3.126 lid 1 sub a onder twee
*** Latente VPB-schuld = stille reserves + pand + voorraden + goodwill + HIR × 20%
SVW 5: alle aandelen moeten bij dhr. Gijn worden geplaatst en worden volgestort.
Pagina 3 van 38
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller UMstudent1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.39. You're not tied to anything after your purchase.