Uitgebreide samenvatting van heel het nieuwe boekje wereldeconomie 3e druk van LWEO. Bevat aantekeningen uit lessen, videos, examenboeken en het boekje van LWEO zelf.
Wereldeconomie
H1: Internationale Handel
Internationale handel (de handel tussen landen) is afgelopen jaren gegroeid, dus de
import (het kopen van goederen en diensten) en export (het verkopen van goederen en
diensten) is ook gegroeid.
Waarom is er internationale handel?
In eigen land is sprake van:
Ontoereikendheid van grond- en hulpstoffen
Ongeschikt klimaat
Gebrek aan technologische ontwikkeling
Onvoldoende geschoold personeel
Hoge productiekosten (het buitenland is goedkoper)
Landen die gewilde grondstoffen hebben profiteren hiervan. Zij verdienen met export en
kunnen zo dus de import betalen.
Landen gaan zich specialiseren om zich te verzekeren van inkomsten. Ook al ben je
overal goedkoper in: handel geeft je voordeel.
Globalisering is het proces waarbij de productie steeds meer over de wereld wordt
verspreid.
Door internationale handel profiteren landen van absolute kostenvoordelen: als een land
meerdere goederen en diensten goedkoper kan produceren dan een ander land.
Volgens de theorie van de comparatieve kostenverschillen neemt de gezamenlijke
welvaart van landen toe als elk land zich specialiseert in die goederen en diensten,
waarbij dat land een comparatief kostenvoordeel (relatief kostenvoordeel) heeft. We
kijken hierbij naar de opofferingskosten.
Door comparatieve kostenvoordelen te benutten in de handel met andere landen, kunnen
landen over meer consumptiegoederen beschikken dan als landen alles zelf produceren.
Hoeveel extra goederen hangt af van de afgesproken ruilverhouding.
Internationale handel is ook belangrijk om de mate van de concurrentie in een land hoog
te houden, waardoor binnenlandse ondernemingen gaan innoveren.
Dankzij comparatieve kostenverschillen is internationale handel voor deze landen
voordelig. Landen zullen die goederen exporteren waar zij het laagste opofferingskosten
voor hebben in vergelijking met andere landen. Door internationale handel ontstaat
, internationale arbeidsverdeling: landen produceren goederen waar ze relatief goed in zijn
of waar de voorwaarden om te produceren gunstig zijn.
Dit leidt tot lagere prijzen meer koopkracht meer welvaart. Dit leidt ook tot een
andere verdeling van productiefactoren over de economische sectoren in een land,
waardoor sommigen werkloos raken en juist minder koopkracht hebben.
Oorzaken comparatieve kostenverschillen:
- Arbeid
- Grote bevolking prijs van arbeid laag
- Lage lonen + arbeidsintensieve productie
- Hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager de loonkosten en hoe beter
de internationale concurrentiepositie.
- Het menselijk kapitaal
- Technologische ontwikkelingen
- Kapitaal
- Natuurlijke hulpbronnen, aanwezige kapitaalgoederenvoorraad en
infrastructuur. Als een land een gunstige gelegen haven en luchthavens
heeft en dus goede verbinding met het achterland, zullen de
transportkosten en dus kostprijs relatief laag zijn.
- Schaalvoordelen zijn kostenvoordelen die ontstaan door productie op
grotere schaal.
- Verzonken kosten zijn kosten die als ze eenmaal zijn gemaakt niet meer
kunnen worden terugverdiend als een activiteit wordt gestaakt, omdat er
geen andere gebruiksmogelijkheden zijn.
- Totale factorproductiviteit
- De TFP geeft weer hoe productief arbeid en kapitaal in het productieproces
kunnen worden ingezet.
- Comparatieve kostenverschillen tussen landen ontstaan door verschillen in
de hoeveelheid en kwaliteit van arbeid en kapitaal. Nederland profiteert
bijvoorbeeld van hoogopgeleide beroepsbevolking, gunstige ligging en een
goede infrastructuur. Dit zijn comparatieve kostenvoordelen. De productie
in rijkere landen zijn meestal kapitaalintensief, omdat de bevolking
hoogopgeleid is en de kapitaalgoederenvoorraad hoog is. Arbeidsintensieve
productie vindt vaak plaats in arme landen.
- Y* = maximale productiecapaciteit of potentiële productie
Y*arbeid = a x L (a= arbeidsproductiviteit; L(labour) = aantal fulltime
werknemers)
Y*kapitaal = k x K (k= kapitaalproductiviteit; K= hoeveelheid geïnvesteerd
kapitaal)
Y* = A (K, L) (A=totale factorproductiviteit van zowel K als L)
Bij bijvoorbeeld auto’s is er sprake van productdifferentiatie: het geven van eigen
kenmerken aan een product met als doel het marktaandeel te vergroten. Het product
wordt heterogener.
De theorie van de comparatieve kosten gaat uit van homogeniteit (producten die in de
ogen van de consument gelijk zijn), terwijl in de praktijk veel producten heterogeen zijn.
Multinationals (mno’s) zijn grote ondernemingen die in meerdere landen economisch
actief zijn met de productie en/of verkoop van hun goederen en diensten. Zij moeten
vennootschapsbelasting betalen over de winst en niet in alle landen is het tarief
hetzelfde. Doordat mno’s wereldwijd opereren is het voor hen makkelijk om de winsten
verplaatsen naar landen met een laag tarief.
Als er sprake is van vrijhandel, kunnen landen vrij producten met elkaar verhandelen
zonder dat daarbij sprake is van protectionistische maatregelen zoals importtarieven. Dit
zijn speciale belastingen op geïmporteerde artikelen. Protectionistische maatregelen
zorgen ervoor dat het lastiger wordt om te handelen met andere landen. De oorzaak voor
deze maatregelen zijn om bijvoorbeeld binnenlandse producenten te beschermen,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Evavdtoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.74. You're not tied to anything after your purchase.