1. Instrumentele functie Bestuursrecht geeft overheid middelen om in te grijpen in
samenleving. Het geeft de mogelijkheid aan bestuursorganen om dingen te doen.
Bestuursrecht wordt gebruikt om bepaald beleid uit te voeren. Heeft ook vaak te maken met
dat dingen goedkoper / efficiënter worden.
2. Legitimerende functie Bestuursrecht geeft regel waaraan het bestuur zich moet houden
bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Komt vooral tot uiting doordat het
bestuursorganen in het leven roept, daar bevoegdheden aan toekent en normen stelt voor
de uitoefening van deze bevoegdheden. Het bestuursorgaan his daardoor gelegitimeerd om
op te treden. = Juridische grondslag voor bestuursoptreden Legaliteitsbeginsel.
3. Waarborgfunctie Bestuursorganen moeten bij het uitoefenen van hun bevoegdheden
bepaalde juridische grenzen in acht nemen. Het bieden van waarborgen voor burgers en
bedrijven tegen het handelen van de overheid.
Optimaliseringsgebod = Bestuur heeft de plicht (gebod) om te zorgen dat aan alle drie functies op
een optimale manier recht wordt gedaan.
Ook bestuursrecht heeft te maken met Europees recht en doorwerking daarvan.
Art. 1:1 Awb geeft aan wie er bestuursorgaan zijn. Er zijn a en b organen (lid 1 sub a en b):
A-orgaan Orgaan van een rechtscollege die krachtens publiekrecht is ingesteld.
- Organen van openbare lichamen, zoals ministers, college van B&W, burgemeester, enz.
B-orgaan Ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
- Privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon.
- Openbaar gezag: De bevoegdheid publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
Twee manieren om openbaar gezag te verkrijgen:
1. Krachtens wettelijk voorschrift. Met basis in wet.
2. Buitenwettelijk Arrest stichting Silicose.
Altijd bij a-orgaan beginnen. Is het geen a-orgaan, dan naar b-orgaan kijken! Om toe te komen bij de
silicose criteria moet je eerst noemen dat er sprake is van een b-orgaan en dat er geen openbaar
gezag is verkregen via een wettelijk voorschrift.
Art. 1:2 Awb Belanghebbende is:
Adressaat van een besluit.
Derde belanghebbende. Dan OPERA-criteria aflopen:
- Objectief bepaalbaar Belang wat niet alleen in iemands eigen belevingswereld bestaat
en niet door andere kan worden gedeeld. Het moet niet alleen maar in de persoonlijke
belevingswereld bestaan. Dat het niet louter in de persoonlijke belevingswereld speelt.
(Andere personen in die positie die zouden niet dat belang hebben?)
- Persoonlijk Je moet je onderscheiden van willekeurige anderen. Dat je je onderscheidt
van de grote massa.
- Eigen Je moet voor je eigen belang opkomen.
, - Rechtstreeks Je mag geen afgeleid belang hebben. Relatie tussen persoon en besluit
moet rechtstreeks zijn. In principe dat je direct wordt geraakt, zonder tussenschakel als
een overeenkomst.
- Actueel Geen toekomstige onzekere gebeurtenissen.
Art. 1:2 lid 3 Awb gaat over de statutair belanghebbenden Dit zijn instellingen / rechtspersonen
die zich inzetten voor de belangen van anderen. Twee vormen:
Algemene belangen Behartigen een boven individueel belang.
Collectieve belangen Behartigen de belangen van de bundeling van individuen.
Vereisten voor rechtspersonen om als belanghebbende aangemerkt te kunnen worden:
1. Rechtspersoonlijkheid.
2. Algemene of collectieve belangen behartigen.
3. ‘In het bijzonder’ Op basis van een kenbare, specifieke doelstelling.
4. ‘Feitelijke werkzaamheden’ Behartiging moet blijken uit feitelijke werkzaamheden (niet bij
collectieve belangen!!).
5. ‘Finaliteitsvereiste’ Er moet een relatie zijn tussen het belang dat men in casu behartigt en
de doelstelling van de rechtspersoon.
Hierna OPERA-criteria nog doorlopen. Alleen niet het vereiste ‘eigen belang’!
(Mocht het gaan om een informele vereniging dan eerst de eisen voor informele vereniging
doorlopen:
- Organisatiestructuur en leden. Zie je aan het feit dat er bv een bestuur of voorzitter is. een
vergadering is enz.
- Als eenheid deelnemen aan rechtsverkeer Er moet naar buiten toe blijken dat ze
bestaan. ).
Week 2:
Art. 1:3 lid 1 Awb: Besluit = Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een
publiekrechtelijke rechtshandeling. Dus elementen:
Schriftelijk.
Beslissing.
Bestuursorgaan Zie art. 1:1 lid 1 Awb.
Publiekrechtelijk Het eenzijdig vaststellen van een anders rechtspositie. Krachtens
wettelijk voorschrift toegekende exclusieve bevoegdheid
Rechtshandeling Handeling gericht op enig rechtsgevolg.
Op verschillende plaatsen heeft de wetgever bepaalde handelingen van bestuursorganen gelijk
gesteld met een besluit. Op twee manieren:
1. Handeling over hele linie met besluit gelijkstellen.
2. Handeling alleen voor de rechtsbescherming met een besluit gelijkstellen.
Zie art. 6:2 Awb!
Strategisch besluitbegrip = Handelingen die door de rechtspraak zijn gelijkgesteld met besluiten,
terwijl ze niet aan de definitie van Art. 1:3 lid 1 Awb voldoen. Dit kan zijn:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudjuhhh21. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.12. You're not tied to anything after your purchase.