Verhaalanalyse samenvatting
Aya Ahlalouch
VERtelduivels samengevat
HOOFDSTUK 1: VOOR EN ROND HET STRUCTURALISME
De meest gebruikte en verspreide verteltheorie = structuralisme = een
wetenschapsopvatting die gebaseerd is op Ferdinand de Saussure’s Cours de linguistique
générale (1916). De Saussure gaat ervan uit dat individuele taaluitingen onderworpen
zijn aan een systeem van vastliggende regels waarvan de gebruikers zich doorgaans niet
bewust zijn.
Narratologie = de studie van de verhalende tekst.
Een verhaal = een aaneenschakeling van gebeurtenissen. = een voorstelling van
zinvol gerelateerde gebeurtenissen. Een verhaal bestaat uit minimaal 3 elementen:
1) een initiële toestand
2) een actie of gebeurtenis
3) finale toestand
In een verhaal maken we onderscheid tussen story en plot (ook wel fabel en sujet).
- Story = fabel = geschiedenis
- Plot = sujet = verhaal = discourse
De story is het verhaal in logisch chronologische opeenvolging.
Het plot is het verhaal zoals die in het boek gepresenteerd wordt.
We kunnen in een verhaal onderscheid maken tussen enerzijds de gebeurtenissen en
de realiteit en anderzijds de narratieve voorstelling daarvan.
Op het toneel kun je bepaalde gebeurtenissen directer laten zien, in een roman vaak
niet. Dit is een onderscheid tussen wat Plato aanduidde als mimesis en diëgesis:
● Mimesis ⇒ evoceert een realiteit door deze op te voeren. Denk aan toneel, maar
ook dialogen (letterlijk geciteerde conversaties). → Ook wel ‘showing’.
● Diëgesis ⇒ vat gebeurtenissen en conversaties samen. Hier hoor je altijd de
stem van de verteller. → Ook wel ‘telling’.
Je mag in een boek een auteur nooit verwarren met de verteller. In een boek zijn altijd 3
fenomenen betrokken:
1. Auteur
2. Verteller
, 3. Hoofdpersoon
We onderscheiden 2 soorten vertellers: impliciet en gedramatiseerd:
1 Implied author = de bron van het geheel van normen en opvattingen dat de
ideologie van een tekst vormt.
Hoe dichter de uitspraken van de verteller aansluiten bij de ideologie van de
geïmpliceerde auteur, hoe betrouwbaarder de verteller is. → Als lezer moet je echter
zowel de implied author als de betrouwbaarheid van de verteller construeren.
2 Dramatized author = een verteller die wel aanwezig is, omdat hij in de ik-vorm
vertelt. Hij treedt niet op als personage, maar enkel als verteller.
3 Dramatized narrator = een verteller die ook als personage in het verhaal
aanwezig is. Ik-verteller die ook belevend-ik is.
4 Undramatized narrator = een verteller die niet gedramatiseerd is, omdat hij
niet in de ik-vorm schrijft. Hij weet echter wel exact wat de personages voelen, beleven
en meemaken.
Let op: Ook als de verteller nauwelijks zichtbaar is, wil dat niet zeggen dat hij afwezig is.
Verteller en lezer
Elke tekst zou een bepaald soort lezer voor ogen hebben, die zou de tegenhanger zijn
van de implied author. Hij fungeert als alter ego van de auteur.
- = mock reader/voorgewende lezer.
- = een abstractie die niet zichtbaar of hoorbaar is in de tekst.
De narratee is de aangesprokene van het verhaal. Dit kan (wanneer hij niet
gedramatiseerd aanwezig is) de voorgewende lezer zijn, maar hoeft zeker niet.
Daarnaast kan een verhaal zich in briefvorm richten tot iemand die verder (al dan niet)
optreedt. Dit is niet hetzelfde als de voorgewende auteur.
, Bewustzijnsrepresentatie = de weergave van gedachten en gesprekken.
We onderscheiden 3 soorten manieren van een verteller om iets weer te geven:
Wanneer de verteller in eigen woorden verwoordt wat de personages zeggen en/of
denken, noemen we dat indirecte rede/psycho-narration. We krijgen dus geen
rechtstreekse blik in het innerlijk van het personage.
In gevallen waarin personages zelf hun gedachten verwoorden, spreken we van een
innerlijke monoloog. We onderscheiden deze wijze van vertellen in twee soorten:
1. directe rede → hierin verwoorden personages zelf hun gedachten of uitspraken.
2. vrije indirecte rede: erlebte rede → dit is een mengvorm waarin de verteller
dicht aansluit bij de gedachten van het personage, maar toch ook zelf bijdraagt
aan de formulering ervan.
a. ‘Waar ging hij nu toch heen? Hij was nog zo jong, hij zag er zo knap uit… Hij
was toch háár man?
b. Waar gaat hij nu toch heen? Hij is nog zo jong, hij is nog zo jong, hij ziet er
zo knap nog uit.. Hij is toch mijn man?
Er kan ook indirecte rede plaatsvinden waarin een verteller vertelt over zijn eigen
gevoelens en gedachten die hij op een bepaald moment had. Ook dit is indirecte rede,
maar dan self-narration. (Deze kan eventueel overgaan in vrije indirecte rede,
waardoor het self-narrated monologue wordt).
Consonantie = wanneer de verteller geen eigen stem of inbreng geeft. Hij geeft de
gedachten en bespiegelingen van het personage weer zonder sporen van kritiek. ⇒
Geciteerde monoloog.
Dissonantie = wanneer de verteller wel zijn eigen stem of kritiek geeft. = Vertelde
monoloog. Dit is het geval bij vrije indirecte rede.
Je leest een verhaal altijd met een point of view: het vertelstandpunt. Er zijn volgens
Friedman 7 mogelijke standpunten:
1) de alwetende auctoriële verteller = alwetend ik waarvan je zijn oordeel duidelijk
ziet en die zich vaak ook duidelijk tegenover het publiek richt.
2) neutrale alwetendheid = verteller richt zich niet tot het publiek en presenteert
zich niet in de ik-vorm, maar presenteert wel de verhaalwereld en je ziet nog
duidelijk zijn oordeel over de gebeurtenissen.
3) I-witness = een ik die enkel waarneemt. (Niet alwetend),
4) I-protagonist = een ik die ook deelneemt aan het verhaal. (Praat over zichzelf).
5) Meervoudige personale verteller = alwetende verteller die zich niet ‘ik’ noemt. Hij
wisselt van personage om de gevoelens en personages van iemand uit te
drukken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ayaahlalouch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.25. You're not tied to anything after your purchase.