DEEL 1 : INLEIDING OP BENADERINGEN VAN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
LEERDOELEN
1. Je kent de essentiële kenmerken van wetenschap
2. Je kent het verschil tussen ontologische en epistemologiische uitspraken
3. Je kent twee wetenschapsparadigma’s binnen de sociale wetenschappen
4. Je kent het verschil tussen deductie en inductie
5. Je kent de gelijkenissen en verschillen tussen empirisch-analytische en interpretaieve benadering van onderzoek
6. Je kan fundamenteel van praktijkgericht onderzoek onderscheiden
7. Je kan pseudowetenschap onderscheiden van ‘echte’ wetenschap
1. INHOUD LES
1. Wat is goede wetenschap en hoe doe je dat?
2. Waar ligt de grens tussen (goede) wetenschap en pseudowetenschap?
2. WAT IS WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK?
3. WAT IS WETENSCHAP?
Wat is wetenschap?
– Het streven naar kennis en theorievorming
– Empirisch, gebaseerd op de waarneming
– Systematische benadering
Methodologische kenmerken (repliceerbaarheid…)
– Cumulatief
We zullen de kennis vermeerderen.
In eerste instantie wil men een kennisvermeerdering proberen doen, dus kennis zal men nastreven op basis van
waarnemingen (empirie). Volgens een bepaalde systematiek, men heeft vooral methodologische kenmerken, waarbij
men transparant is over uw eigen methode, zodanig dat andere personen jouw onderzoek opnieuw kunnen doen
(repliceerbaarheid).
Verschillende wetenschapsgebieden
– Natuurwetenschappen, gezondheidswetenschappen, sociale wetenschappen, humane wetenschappen…
– Welke uitspraken kan elk domein doen?
– Sociaalwetenschappelijk onderzoek:
Studie van de sociale werkelijkheid, sociale fenomenen…
Diverse thema’s:
– (Specifieke groepen binnen) de samenleving
– Belevingsonderzoek, evaluatieonderzoek, effectonderzoek
– …
Wij, als criminologen zullen vooral uitspraken doen over sociaalwetenschappelijk onderzoek.
Het bestuderen van sociale fenomenen.
We zullen dit doen op verschillende manieren, a.d.h.v. belevingsonderzoek, effectonderzoek…
1
,Is er een overeenstemming over de manier waarop onderzoek wordt gedaan?
– Niet echt, verschillen op het vlak van:
Hoe kijk je naar de sociale werkelijkheid, welke bril zet je op? Meerdere
benaderingen/wetenschappelijke paradigma’s met diverse voorkeuren van methodes
Fundamenteel versus praktijkgericht onderzoek
…
Iedereen heeft een bepaalde/andere bril waarop naar onderzoek wordt gekeken.
Deze visie kleurt het onderzoek.
4. ONTOLOGIE EN EPISTEMIOLOGIE
Wetenschapsfilosofie is nauw verwant met de ontologie en de epistemologie:
– Ontologie: (zijnsleer)
Het vraagt zich vooral af hoe de sociale werkelijkheid is opgebouwd (hoe of wat is het?)
o Objectivistische ontologie
= De sociale werkelijkheid is onveranderlijk, want iedereen beweegt zich objectief ten
opzichte van elkaar, waarbij sprake is van één geheel en dit blijft zo.
o Constructivistische ontologie
= De sociale werkelijkheid waarin de sociale actoren bewegen.
==> Deze twee zaken zullen elkaar voortdurend beïnvloeden.
– Epistemologie: (kennisleer)
“Hoe kunnen we kennis over die werkelijkheid opdoen?” (hoe is het te kennen?)
o Positivistische epistemologie
= Het dient zo objectief mogelijk bekeken te worden.
o Interpretatieve epistemologie
= Het begrijpen van hoe de processen in elkaar zitten, de wisselwerking.
==> Ontologie en epistemologie hangt samen met paradigma’s.
è BEPALEND voor jouw onderzoeksopzet !!!
5. WETENSCHAPPELIJKE BEGINSELEN: REDUCTIE EN UNIFICATIE
Wetenschap vertaalt zich in 2 beginselen:
– Reductie (reductionisme)
Een fenomeen verklaren door dat fenomeen op te delen in allemaal kleineree subonderdelen, zodat
men het beter kan begrijpen.
Men verwijst naar onderliggende processen en structuren, analyse van afzonderlijke bestanddelen…
– Unificatie
Men heeft allemaal kleine subonderdelen, dus deze tracht men te begrijpen door er 1 groot geheel
van te maken.
Eén maken, alle theoretische kennis vergaren in 1 overkoepelende theorie.
2
, Het is een voorbeeld van reductie => chemisch gedrag verklaren door het op te delen in kleinere chemische
structuren volgens atoomnummers.
6. WETENSCHAPPELIJKE WERKWIJZEN: DEDUCTIE EN INDUCTIE
Een deductieve methode:
– Het vertrekt vanuit algemene axioma’s/premisses.
è Logische gevolgen/conclusies trekken (objectivistische ontologie).
– PROBLEEM : Je vertrekt vanuit een foute theorie, waardoor jouw conclusie dus ook fout is.
Voorbeeld:
Premisse 1: Alle mensen (x) zijn sterfelijk (y)
Premisse 2: Donald Trump is een mens (x)
Conclusie: Donald Trump is sterfelijk (y)
Voorbeeld:
Premisse 1: Alle vogels (x) zijn wit (y)
Premisse 2: Een kraai is een vogel (x)
Conclusie: Een kraai is wit (y)
Een deductieve methode leidt een specifieke conclusie af uit algemene aannames of premisses/theorie.
Het is belangrijk dat de algemene theorie juist is, want anders zijn de conclusies al fout.
Inductieve methode:
– Het vertrekt vanuit specifieke waarnemingen of feiten om er vervolgens algemene/universele conclusies uit
af te leiden (sluit vooral aan bij constructivistische ontologie, interpretatieve epistemologie).
– PROBLEEM : Je maakt veralgemeningen terwijl men te weinig waarnemingen heeft.
Voorbeeld:
We stellen vast dat een bepaalde vogel in het Citadelpark, een zwaan, wit is. De tweede zwaan die we in het park
zien, is ook wit. Alle zwanen die we daarna in het Citadelpark zien, zijn wit.
Algemene conclusie: Alle zwanen in het Citadelpark zijn wit.
Wat is het nu het probleem?
Azteken:
– Een menselijk offer op dag 1, zorgt dat de zon op dag 2 opkomt
– Een menselijk offer op dag 2, zorgt dat de zon op dag 3 opkomt
– …
– Een menselijk offer zorgt ervoor dat de zon dagelijks opkomt
Hun inductieve veralgemening blijkt te kloppen, want de zon komt elke dag op.
Hoeveel zwanen we ook gezien hebben, men kan nooit de algemene conclusie trekken dat alle zwanen wit zijn.
Oplossingen:
1. Toetsing van de inductieve waarnemingen (logisch positivisten):
– Duidelijk aangeven onder welke condities een veralgemening “alle zwanen zijn wit” waar is
= De verificatiemethode
Binnen die inductieve waarnemingen moet je wel een beetje van het positivistische toevoegen.
3
, 2. Hypotheses en falsificatie volgens Popper:
– Niet zoeken naar bevestiging of verificatie van algemene uitspraken maar zoeken naar zaken die de
algemene uitspraak weerleggen.
– Starten met een hypothese “alle zwanen zijn wit” en via falsificatie de hypothese trachten te weerleggen
– Wanneer het lukt “deze zwaan is zwart”, verwerpen we de foute hypothese en starten opnieuw
– Bijvoorbeeld “Alle knobbelzwanen zijn wit”, “De zwarte zwaan is dat niet”
è Wetenschappelijke vooruitgang via Popper
7. DRIE WETENSCHAPPELIJKE PARADIGMA’S
// Epistemologie //
Belangrijk om te komen tot onze wetenschappelijke paradigma’s.
Vormen van onderzoek
1. Empirisch-analytische benadering
2. Empirisch-interpretatief onderzoek
3. Kritisch emancipatoir onderzoek
– Deze vorm van onderzoek wordt niet vaak gebruikt.
Methodestrijd versus pragmatische aanpak?
Archetypes en ingesteldheden
1. Empirisch-analytisch onderzoek:
– Empirisme
Alle kennis moet gebaseerd zijn op observaties/systematische waarneming/harde kennis en feiten.
– Analytisch
Aanwezigheid logische onderbouw en definitie van afzonderlijke begrippen, waarnemingen vertalen
in logische, heldere en consistente uitspraken.
Zoeken naar samenhang en regelmatigheden in verschijnselen
- Objectivistische ontologie
- Positivistische epistemiologie
– Belangrijke uitgangspunten:
De herhaalbaarheid van het onderzoek.
De controleerbaarheid van de omstandigheden.
– Het vinden van wetten in verschijnselen (als…dan…)
• “Water kookt bij 100° C”
• “Mannen plegen meer delicten dan vrouwen”
– Kenmerken van onderzoekseenheden (bvb een groep) in kaart brengen (bvb geslacht, geboortejaar,…)
Reductionistisch -> Mensen worden teruggebracht tot waarden op variabelen
– Vooral fundamenteel onderzoek, kwantitatief en deductief (van algemene theorie naar concrete empirie)
– Favoriete methoden: experiment, survey…
Geen ruimte voor subjectieve meningen: eigen voorkeuren worden vermeden.
2. Empirisch-interpretatief onderzoek
– Verzet tegen een oriëntatie op de natuurwetenschappen
– Er is immers een verklaring maar geen “begrip” (cconstructivistische ontologie)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller J200000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.68. You're not tied to anything after your purchase.