HR ABN Amro
Het bepalen van de strategie van een vennootschap en de met haar verbonden
onderneming is in beginsel een aangelegenheid van het bestuur van de vennootschap.
Daarop houdt de RvC toezicht en de AV kan haar opvattingen ter zake tot uitdrukking
brengen via de aan haar door wet en statuten ter beschikking gestelde rechten en
bevoegdheden. Het bestuur moet verantwoording afleggen over het beleid, maar is niet
verplicht de AV vooraf in de besluitvorming te betrekken als het gaat om handelen
waartoe het bestuur bevoegd is.
De verkoop van een onderdeel van de onderneming is in beginsel een aangelegenheid van het
bestuur. Omstandigheden zoals het aanwezig zijn van andere potentiële bieders maakt niet dat
de AV een goedkeuringsrecht verkrijgt of dat het bestuur de AV alsnog vooraf in de
besluitvorming moet betrekken.
Het bestuur moet bij de vervulling van zijn bij wet of statuten opgedragen taken het belang
van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming vooropstellen en de
belangen van alle betrokkenen, waaronder die van de aandeelhouders, bij zijn
besluitvorming in aanmerking nemen (hieruit blijkt het heersende stakeholdermodel).
HR ASMI I
Het bestuur van de vennootschap behoort bij de vervulling van zijn bij wet of statuten
opgedragen taken het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden
onderneming voorop te stellen en de belangen van alle betrokkenen, waaronder die van de
aandeelhouders, bij zijn besluitvorming in aanmerking te nemen. De door de vennootschap
te volgen strategie is derhalve in beginsel een aangelegenheid van het bestuur en het is
aan het bestuur, onder toezicht van de RvC, te beoordelen of, en in hoeverre, het wenselijk is
daarover in overleg te treden met externe aandeelhouders.
Het bestuur van de vennootschap heeft weliswaar aan de AV verantwoording af te leggen
van zijn beleid maar is, behoudens afwijkende wettelijke en statutaire regelingen, niet
verplicht de AV vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen
waartoe het bestuur bevoegd is.
Uit het feit dat externe aandeelhouders het oneens zijn met het beleid van het bestuur en de
RvC, volgt niet zonder meer dat het bestuur gehouden is op de visie van die externe
aandeelhouders in te gaan en door dat niet te doen blijkt geeft van een defensieve en gesloten
opstelling. Uit vaststaande feiten blijkt genoegzaam dat het bestuur de dialoog is aangegaan
met de externe aandeelhouders, op hun argumenten is ingegaan en deze met goed
onderbouwde en verdedigbare tegenargumenten heeft verworpen, waarbij het bestuur het
belang van alle betrokkenen bij de vennootschap op lange termijn in aanmerking heeft
genomen, hetgeen in overeenstemming is met de in Nederland heersende algemene
rechtsovertuiging (ergo: de Nederlandse Corporate Governance Code), welke mede inhoud
geeft aan (1) de eisen van redelijkheid en billijkheid ex art. 2:8 BW omtrent hoe betrokkenen
bij de vennootschap zich jegens elkaar moeten gedragen en (2) de eisen die voortvloeien uit
een behoorlijke taakvervulling waar elke individuele bestuurder ex art. 2:9 BW toe gehouden
is.
Hof Amsterdam (OK) AkzoNobel
,De positiebepaling van een doelvennootschap in reactie op voorstellen van een potentiële
bieder behoort tot het bepalen van de strategie van de vennootschap. Het bepalen van de
reactie van
AkzoNobel op de voorstellen van PPG behoort tot het primaat van het bestuur van
AkzoNobel, onder toezicht van de RvC. Zij kunnen in beginsel volstaan met het (achteraf)
afleggen van verantwoording aan de AV over de ingenomen positie. Voor de te hanteren
maatstaf bij de positiebepaling geldt het volgende. De OK verwijst naar de Cancun-regel die
zegt dat het bestuur zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden
onderneming dient te richten. Er bestaat volgens haar geen algemene rechtsregel die een
doelvennootschap ertoe verplicht inhoudelijke besprekingen te voeren met een serieuze
potentiële bieder die ongevraagd een serieus overnamevoorstel doet. Of inhoudelijke
besprekingen of onderhandelingen geboden zijn, hangt af van de omstandigheden van het
concrete geval. In een geval als het onderhavige – AkzoNobel had op het moment dat PPG
zich aandiende niet het strategische besluit genomen om het stand alone-scenario te verlaten –
zullen als gezichtspunten, naast de voorgestelde biedprijs, onder meer een rol spelen wat de
strategische bedoelingen van de potentiële bieder zijn, wat naast de prijs de inhoud van de
voorstellen is, in hoeverre de doelvennootschap de voorstellen kan beoordelen zonder
inhoudelijke besprekingen met de potentiële bieder en de inhoud en het verloop van de
overige interactie tussen de doelvennootschap en de potentiële bieder.
De omstandigheid dat inhoudelijk overleg met PPG kan bijdragen aan de oordeelsvorming
door AkzoNobel over de voorstellen van PPG en aan het vermogen van AkzoNobel om haar
aandeelhouders en andere stakeholders uit te leggen waarom zij de voorkeur geeft aan haar
eigen stand alone-strategie vestigt op zichzelf geen verplichting tot onderhandelingen of
inhoudelijke besprekingen met PPG. Jegens de potentiële bieder bestaat geen verplichting
tot onderhandelen. De rechtsverhouding tussen de doelvennootschap en potentiële bieder
wordt weliswaar in zoverre door de redelijkheid en billijkheid beheerst dat het bestuur van de
doelvennootschap onder omstandigheden gehouden is de gerechtvaardigde belangen van
potentiële (“serieuze”) bieders te respecteren en zich te onthouden van maatregelen die
mogelijke biedingen kunnen frustreren en die de belangen van de desbetreffende bieders
onevenredig kunnen schaden (ABN Amro), maar dat geeft degene die ongevraagd een
voorstel tot overname doet geen aanspraak op onderhandelingen met de doelvennootschap.
Vaststaat dat de reactie van AkzoNobel op de voorstellen van PPG telkens heeft berust op
unanieme besluitvorming in zowel de raad van bestuur als de RvC van AkzoNobel en dat dit
ook duidelijk is gecommuniceerd. Tegen die achtergrond ligt het voor de hand dat het
agenderen van het ontslag van Burgmans als commissaris in wezen niet beoogt zijn
individuele functioneren ter discussie te stellen, maar bedoeld is als middel om AkzoNobel te
bewegen tot onderhandelingen met PPG, gericht op een overname door PPG. Gegeven het
uitgangspunt dat het aan het bestuur, onder toezicht van de RvC, is om te beoordelen of en in
hoeverre het wenselijk is over de strategie in overleg te treden met de aandeelhouders
(ASMI), kan naar het voorlopig oordeel van de OK in de gegeven omstandigheden de
afwijzing van het Shareholder Request niet worden aangemerkt als een gegronde reden om
aan een juist beleid en juiste gang van zaken te twijfelen.
Aandeelhouders hebben recht op en belang bij het afleggen van verantwoording door
AkzoNobel van het door haar gevoerde beleid en het op die wijze verkrijgen van toereikende
informatie over de daaraan ten grondslag liggende gegevens en afwegingen, niet alleen met
het oog op de uitoefening van hun wettelijke en statutaire bevoegdheden, maar ook ter
bepaling van hun eigen beleggings- en investeringsbeleid. Het bestuur van een
, doelvennootschap dient zich ook bij de beoordeling van voorstellen van een potentiële bieder,
onder toezicht van de RvC, te richten op – in de termen van de Corporate Governance Code –
de lange termijn waardecreatie van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming
en daartoe de in aanmerking komende belangen van de stakeholders te wegen. Het feit dat een
besluit van de doelvennootschap om een bod niet te steunen niet strookt met de wil van (een
meerderheid van) de aandeelhouders, betekent niet zonder meer dat de doelvennootschap in
redelijkheid niet tot dat besluit heeft kunnen komen. Dit neemt niet weg dat het gebleken
onbegrip onder de aandeelhouders over de beslissing van AkzoNobel tot afwijzing van de
voorstellen van PPG een probleem is dat door AkzoNobel niet genegeerd kan worden. Het ligt
op de weg van het bestuur en de RvC van AkzoNobel om zich te beraden op de wijze waarop
AkzoNobel de verstandhouding met dit deel van haar aandeelhouders kan normaliseren.
Een groep aandeelhouders verzocht AkzoNobel een aandeelhoudersvergadering te gelasten.
Bestuur en RvC weigerden dat verzoek. De OK acht dit niet een gegronde reden om aan juist
beleid te twijfelen. Het verzoek was gericht op het verwerven van zeggenschap over de
opstelling van AkzoNobel jegens de belager (PPG), en dat behoort tot de bevoegdheid van het
bestuur en de RvC.
Het bestuur riep een BAVA bijeen op de voor beursvennootschappen minimaal
voorgeschreven termijn van 42 dagen. Activistische aandeelhouders die ontslag voorzitter
RvC wilden agenderen kregen daartoe geen kans, nu de termijn voor agendering 60 dagen
bedraagt. Dit is nou eenmaal de consequentie van de door de wetgever gekozen termijnen.
Het sluit niet uit dat de aandeelhouder nog een BAVA bijeen kan roepen.
HR Boskalis/Fugro
Uit art. 2:114a BW volgt dat de in deze bepaling geregelde bevoegdheid beoogt bij te dragen
aan de uitoefening van de eigen wettelijke bevoegdheden van de AV en aan het verbeteren
van het functioneren van de AV als orgaan waaraan het bestuur en de RvC verantwoording
afleggen over het gevoerde beleid. Een onderwerp dat geagendeerd wordt hoeft niet per se een
onderwerp te zijn waarvoor de AV een wettelijke of statutaire bevoegdheid heeft. Een
verzoek ex art. 2:114a BW kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden geweigerd. Een
weigeringsgrond kan gelegen zijn in art. 2:8 BW of art. 3:13 BW.
Nu het bepalen van het beleid en de strategie van de vennootschap en de met haar
verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur van de
vennootschap en het bestuur niet verplicht is de AV daaromtrent te consulteren, kunnen
de in art. 2:114a BW bedoelde aandeelhouders en certificaathouders de vennootschap
niet ertoe verplichten een onderwerp dat een aangelegenheid is van het bestuur ter
stemming op te nemen in de agenda van de AV. Daarbij doet niet ter zake dat het slechts
gaat om een aanbeveling of een signaal.
In casu werd verzocht het agendapunt ter stemming op te nemen, en niet ter bespreking.
Bovenstaande stelt dus de grenzen van art. 2:114a BW vast. Nu het bepalen van het beleid en
de strategie van een vennootschap en de met haar verbonden onderneming in beginsel een
aangelegenheid van het bestuur van de vennootschap is en het bestuur niet verplicht is de AV
daaromtrent te consulteren, kunnen de in art. 2:114a BW bedoelde aandeelhouders en
certificaathouders de vennootschap niet ertoe verplichten een onderwerp dat een
aangelegenheid van het bestuur is ter stemming op te nemen in de agenda van de AV.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller svengommans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.