Een gezamenlijke sociale identiteit geeft:
- Motivatie om met elkaar te communiceren en een gezamenlijk cognitief kader (wat
je van elkaar kunt verwachten, hoe mensen denken, welk jargon ze gebruiken)
makkelijker communiceren. Tegenovergesteld leidt dit vaak tot
communicatieproblemen.
1. Contact tussen afdelingen
2. Nieuwkomers
3. Diversiteit
Taal speelt een belangrijke rol bij de samenwerking tussen twee organisaties. Vb: de
samenwerking tussen Japans en Nederlands bedrijf.
- Interpretaties spelen een rol (op basis van cultuur)
- Jargon en afkortingen kunnen verschillen
- Wordt meer gecommuniceerd met ingroup dan outgroup (informatie achterhouden)
Volgens de SIT: communicatie is pas optimaal als mensen een gezamenlijke identiteit delen.
Elke groep heeft zijn eigen communicatiecultuur in de vorm van jargon, bijnamen,
uitdrukkingen en afkortingen (identity markers). Communicatiecultuur versterking
groepsbanden.
Geen gedeelde identiteit hoger risico op miscommunicatie en misverstanden. De manier
van het beschrijven van gedrag/situaties hangt af van de sociale identiteit en de causale
attributies (het toeschrijven van oorzaken).
4 soorten causale attributies:
Attributie Voorbeeld
Interne attributie stabiel Gebrek aan bekwaamheid
Interne attributie instabiel Gebrek aan inspanning
Externe attributie stabiel Taakmoeilijkheid
Externe attributie instabiel Toeval/geluk
Externe attributie beschermt je sociale identiteit (ego).
Fundamentele attributiefout: neiging om gedrag als kenmerk van persoon te zien
(karakter). Gedrag generaliseren naar karakter.
Stabiele attributies zijn oorzaken die vaker terugkomen
Instabiele attributies zijn oorzaken die waarschijnlijk maar eenmalig voorkomen
,Dus negatief gedrag ingroup zal beschreven worden a.d.h.v. een externe attributie en
positief gedrag ingroup met een interne attributie. Negatief gedrag outgroup is interne
attributie en positief gedrag outgroup is externe attributie.
Identity markers: bepaalde aspecten die de groep aanduiden.
Maar taalgebruik ontwikkelt zich door de jaren bijvoorbeeld omdat bepaalde aspecten een
negatieve lading hebben gekregen. Denk aan zwarte piet of negerzoenen.
Communicatiecultuur
- Duidelijk maken waar je bij hoort en wie er niet bij hoort het negeren en
minachten van de outgroup.
- Zorgen dat niet iedereen het begrijpt.
- Markeert status (positieve sociale identiteit), benadrukt alge status outgroup soms
door middel van een geuzennaam.
Linguistic category model
- Interactie tussen taal en cognitie
- Taalgebruik beïnvloedt attributies en verwachtingen van gedrag
- Taal kan strategisch, doelbewust ingezet worden.
Vb: “wij hebben gewonnen, zij hebben verloren”.
Gewenst gedrag van de ingroup en ongewenst gedrag van de outgroup wordt abstract
beschreven. Het gedrag wordt namelijk verwacht.
- Ingroup is behulpzaam
- Outgroup is agressief
Ongewenst gedrag van de ingroup en gewenst gedrag van de outgroup wordt
concreet beschreven. Het gedrag wordt namelijk niet verwacht.
- Ingroup duwt iemand
- Outgroup houdt de deur voor iemand open
Functie Linguistic intergroup bias (LIB) komt voor bij bedreiging van de ingroup identiteit
en intergroepscompetitie. Bescherming van het ingroup image en dus zelfbeeld door het
gedrag goed te praten of iig concreet te verwoorden.
Naarmate abstractie toeneemt:
- Meer informatie over het subject
- Minder informatie over de specifieke situatie
- Informatie wordt minder verifieerbaar
- Meer mogelijkheid om het oneens te zijn
- Meer waargenomen kans op herhaling van gedrag
, Waneer een ingroup lid iets verschikkelijks doet wordt deze persoon waarschijnlijk het
zwarte schaap (black sheep effect). Vb: ‘dat is geen echte agent’ identiteitsbedreiging
reduceren.
Een neutrale toeschouwer zou het gedrag van een situatie van beide kanten beschrijven en
dus concreet taalgebruik hanteren!!
Wigboldus, D. H. J., & Douglas, K. (2007). Language, stereotypes and
intergroup relations. In K. Fiedler (Ed.), Social Communication (pp.
79- 106). New York: Psychology Press.
Er wordt beweerd dat taal een belangrijke factor is bij stereotypering en het in stand
houden van stereotypen. Zowel het linguistic category model (LCM) als de linguistic
intergroup bias (LIB) staan beide centraal in deze studie.
Het gebruiken van bepaalde taal wordt ook wel vergelijkt met de metafoor
(gereedschapskist). Er kunnen verschillende gereedschappen worden gebruikt per situatie
om de behoeften te vervullen. Zo kan taal zowel abstract als concreet zijn. De LCM bevat 4
dimensies namelijk:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller baspreusting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.37. You're not tied to anything after your purchase.