Hoorcollege 1: Inleiding en cohesie & identiteit
De benadering van cohesie en identiteit in een veranderende wereld
Wat is cohesie (volgens sociologen)?
De binding die mensen met elkaar ervaring binnen een samenleving of gemeenschap. Het
refereert naar het idee van samenhang/ kleefkracht, waarbij hoe meer cohesie, hoe meer
mensen het idee hebben van samenhang, solidariteit, en bereidheid iets voor anderen te doen.
Hoe meer cohesie er in een samenleving er bestaat hoe meer mensen met elkaar verbonden
Durkheim en cohesie
Cohesie is al vanaf het begin van de sociologie een heel belangrijk vraagstuk. Zo hield
Durkheim zich daar heel veel mee bezig.
Hij zag dat de samnelving waarin hij leefde enorm veranderde, dit kwam door de
- Industrialisering,
- Individualisering
- Franse revolutie
Daardoor veranderde de wereld waarin Durkheim leefde heel erg radicaal.
Hij stelde zich de vraag wat een samenleving bij elkaar hield (in een wereld die zo
extreem aan het veranderen is?)
Het antwoord had te maken met sociale solidariteit en morele solidariteit.
1. Sociale solidariteit: dit staat voor cohesie. Dat staat voor het vraagstuk hoe mensen
zich met elkaar verbonden voelen. Als mensen zich meer verbonden voelen dan is er
meer sociale solidariteit. Dat is iets wat samenlevingen bij elkaar houdt volgens
Durkheim.
2. Morele solidariteit: ook werd de samenleving bij elkaar gehouden door morele
solidariteit, dit staat voor de verankering van normen en waarden binnen een
samenleving en binnen individuen.
Wanneer in een samenleving de normen en waarden duidelijker zijn en meer gedeeld
worden, dan is er sprake van meer gedeelde morele solidariteit. Mensen zijn het
constant meer met elkaar eens. Dat zorgt er ook voor dat die samenleving niet uit
elkaar spat, maar meer bij elkaar blijft.
,*Deze begrippen waren vooral belangrijk binnen zijn zelfmoord studie. Hij deed onderzoek
naar waarom bepaalde mensen eerder geneigd waren om zelfmoord te plegen dan andere
mensen in zo’n samenleving of een andere samenleving. Dat beantwoordde ook op basis van
sociale cohesie en sociale en morele solidariteit.
Situaties als te veel sociale solidariteit als te weinig kon leidden tot zelfmoord. En ook een te
veel of te weinig aan morele solidariteit kon leiden tot zelfmoord.
Een ander werk van hem was een onderzoek naar hoe solidariteit en cohesie was
verandert door de opkomst van industrialisatie, hij zag de opkomst van een nieuwe soort
solidariteit.
Dit was de overgang van de mechanische solidariteit -> organische solidariteit.
1. Mechanische solidariteit -> overeenkomsten: een samenleving waarbij mensen met
z’n alle bijdragen aan het voort bestaan van de samenleving. Dat doen mensen op een
soort gelijke manier, iedereen bewerkt het land en zorgt ervoor dat er voedsel is en
kleding is voor alle andere mensen. Er is dan heel weinig arbeidsdeling op zon
moment. Wel iets bijvoorbeeld tussen sekse en leeftijd, maar iedereen zorgt voor het
voort bestaan van de samenleving.
Mensen hadden ook veel met elkaar gemeen en hadden ook gedeelde normen en
waarden wat zorgde voor een collectief bewustzijn. De lijm (cohesie) dat waren de
overeenkomsten van mensen met elkaar. Mensen hadden heel veel overeenkomsten
met elkaar en dat zorgde ervoor dat de samenleving bij elkaar bleef.
Door de industrialisatie en de verstedelijking werd die samenleving veel complexer. Mensen
kwamen in veel grotere groepen bij elkaar samen te leven en de diversiteit tussen mensen
werd dan ook groter. Niet iedereen leek meer op elkaar en deelde dezelfde normen en
waarden. Er was dus geen sprake meer van een collectief bewust zijn op basis van traditie,
maar sprake van diversiteit.
Hoe kan die samenleving dan toch bij elkaar blijven? Het antwoord was arbeidsdeling
1. Organische solidariteit -> afhankelijkheid: niet iedereen zorgde op dezelfde manier
dat de samenleving bleef bestaan. Iedereen ging dat op een andere manier doen, je
kreeg specialisatie. De ene werd bakker of groente boer.
Iedereen was afhankelijk van andere voor zijn levensonderhoud en dus voor het
voortbestaan van die samenleving. En die afhankelijkheid die zorgde ervoor dat
mensen elkaar wel op een fatsoenlijke manier moesten benaderen en solidair moesten
zijn met elkaar. Want op een manier dat je ruzie maakt met de bakker, bakt hij geen
brood meer voor je en dan heb je een probleem.
,Die specialisatie zorgde en dus de afhankelijkheid zorgde ervoor dat de samenlevingen bij
elkaar bleef. Dit was dus de lijm van moderne samenlevingen.
Sinds Durkheim is die samenleving nog veder verandert en door ontwikkelt en daarbij is
cohesie een vraagstuk waar sociologen zich mee bezig zijn blijven houden. Sociologen zagen
in de jaren 90 begin 2000 een verval van cohesie, het werd moeilijker en het veranderende.
Putman schreef dat de Amerikaanse samenlevingen door allerlei moderniseringsprocessen
steeds veder in verval raakte. Steeds minder mensen waren lid van traditionele instituties. Die
instituties hadden eigenlijk steeds minder invloed op mensen en ontmoeten elkaar ook minder
daar. Dan hebben we het over de kerk, vakbonden en bowling verenigen. Steeds minder
mensen bowlden binnen een vereniging en deden het steeds meer zelf. Daardoor raakt het
sociaal kapitaal in verval. Mensen hebben steeds minder sociaal kapitaal
Sociaal kapitaal: het lid zijn van verschillende organisaties. Het hebben van veel connecties
met andere mensen dat kan zorgen voor sociale kennis. Op het moment dat je veel connecties
hebt met andere mensen, kan je het inruilen voor bepaalde sociale doelen. Sociaal kapitaal
kan je dus inzetten om bepaalde doelen te behalen.
-> Bourdieu gebruikte ook de term sociaal kapitaal, en dan heeft hij het erover dat mensen die
meer sociaal kapitaal hebben ook betere bannen kunnen krijgen doordat ze veel mensen
kennen. Het kan je dus helpen in je leven.
Putnam maakt onderscheid tussen 3 verschillende banden met mensen (ties that bind):
1. Bonding kapitaal: mensen zijn heel erg geïntegreerd binnen een bepaalde sociale
club. Dan voel je je heel erg verbonden en sterk deel uitmaakt van een bepaalde club.
2. Bridging kapitaal: is juist dat verschillende clubs ook onderlinge relaties hebben. dat
je ook contacten onderhoudt met mensen uit een andere club.
3. Linking kapitaal: is wat mensen als individuen bindt aan de samenleving als geheel.
Dan heb je het over participatie. Hoe meer mensen participeren binden mensen zich
aan de samenleving. Link tussen individu en de samenleving.
Volgens Putnam werd aan al deze vormen van sociaal kapitaal afbreuk gedaan -> alle
vormen van sociaal kapitaal gingen allemaal naar beneden.
NL tot ongeveer in de jaren 50 in een sterk verzuilde samenleving leefde. Binnen Nederland
had je verschillende clusters in Nederland op basis van religie, en dit bepaalde heel erg hoe je
leven eruit had gezien. Dit bepaald je onderwijs, ziekenhuis, politiek en relatie.
Al die belangrijke keuzes in het leven, lidmaatschap van sociale instituties waren voor
iedereen allemaal al uitgestippeld. Maar voor mensen die later zijn geboren zag het leven er
heel anders uit.
, Die mensen gingen niet naar de katholieke kerk, onderwijs en relatie of ziekenhuis. Dit heeft
niks meer te maken met religie. Dit betekende een enorme verandering hoe mensen hun
identiteit vormde. Vroeger was je identiteit gegeven, daar hoefde je geen vragen over te
stellen/ vraagstuk. Maar tegenwoordig bepaal je je leven zelf, tegenwoordig is identiteit dus
wel een vraagstuk.
Die verandering in de vraagstukken rondom cohesie die hebben allerlei gevolgen voor
het identiteitsvraagstuk.
Wat is identiteit?
Het is een relationeel concept, het gaat niet alleen over de vraag wie ben ik, maar het gaat ook
over de vraag wie ben jij, en wat is mijn relatie tot jou?
Daarmee overbrugt identiteit volgens Hall ook het grootste gat tussen de binnen wereld en de
wereld buiten ons, dus het persoonlijke en het publieke. Identiteit is wat ons verbind ook met
andere mensen in de samenleving en ook met de samenleving als geheel.
Identiteiten worden gevormd in interactie processen en ze vormen ook interactie processen.
Doordat wij relaties onderhouden, praten en handelen naar elkaar. Zo komen we op de
antwoorden op de vraag, wie ben ik, we ben jij en hoe verhouden wij tot elkaar. Door die
antwoorden, die gevormd zijn in interactie processen, worden ook onze vervolg acties naar
elkaar toe gevormd.
Identiteit gaat daarbij over het vinden van gelijkenissen en verschillen. Het gaat niet alleen
zomaar met andere mensen, maar ook over sociale categorieën. Hoeveel gelijkenissen en
verschillen zie ik tussen mezelf en een bepaalde sociale categorie. Maar ook verschillende
aspecten van die sociale categorieën.
Bijvoorbeeld gender. Je kan je identificeren met het zijn van een man of een vrouw, dat is
een sociale categorie. Of je kan je met geen van beide associëren, je ziet dan geen
gelijkenissen maar vooral verschillen. Maar zelfs als je je identificeert als man of vrouw, wil
dit niet zeggen dat je je associeert met ieder cultureel idee dat bestaat over mannelijkheid of
vrouwelijkheid. Je kan dan nog steeds verschillen zien over allerlei ideeën over wat het dan
betekent wat mannelijk gedrag is of wat vrouwelijk gedrag is. Daar gaat het identificatie
vraagstuk over.
Vroeger werd het vraagstuk van identiteit vooral benadert uit het idee van gelijkenissen. Dus
dat mensen hun identiteiten vormde op basis van gelijkenissen met andere mensen. Maar als
je tegenwoordig kijkt lijkt het steeds meer te gaan over de verschillen. Dat mensen steeds
meer hun identiteit vormen op basis van het idee dat ze anders zijn dan andere mensen.
Dat soort ideeën over gelijkenissen en verschillen leiden heel vaak tot ideeën over sociale
hierachieen. Dus over het zijn van meer of minder, beter of slechter dan een ander.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller feliceblaauw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.05. You're not tied to anything after your purchase.