Heel uitgebreide samenvatting. Chronologische volgorde. Veel uitleg en extra info vanuit de lessen. Specialisatie lessen ook toegevoegd. Uitleg docent en handboek beide in verwerkt. Enkel Specialisatie 1: De ontwikkeling van het kind, ontbreekt.
De sensomotorische periode: de basis van vroege cognitieve groei
Stadiamodel:
Sensomotorische periode à volgens Piaget: eerste belangrijke stadium van de cognitieve
ontwikkeling. Motorische reacties op zintuigelijke info.
- eenvoudige reflexen (0-1m) = elk kind is geboren met aangeboren reflexen. Bv: zuigreflex,
zuigen aan alles wat de lippen raakt. Geeft info die de weg vrijmaken voor verder stadia uit de
sensomotorische periode. à Op een bepaalde manier zuigen bij borstvoeding later zuigen bij
flesvoeding. Wanneer er wordt overgeschakeld op flesvoeding moet het kind accommoderen,
op een andere manier aan die speen zuigen.
- Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1 – 4M) = bepaalde handeling die zich
herhalen, gericht op het eigen lichaam. Vb: duimzuigen, toevallige handeling die leuk voelt
waardoor ze die opnieuw gaan stellen. Object vastnemen en tegelijk eraan zuigen.
Circulaire reactie = herhaling van een willekeurige motorische handeling. Ontstaan primaire
schema’s = herhaling van interessante of willekeurige acties.
Gecoördineerde handelingen.
- Secundaire circulaire reacties (4 – 8M) = Gaan zich ook richten op de omgeving.
Coördinatie tussen grijp en kijkschema wordt vervolmaakt. Ook handelingen die gebeuren
door toeval. Prettige gebeurtenissen uit de omgeving die per toeval ontstaan, herhalen.
Gebruik maken van hun stem. Semi-intentionaliteit
Vb: vallen van een lepeltje, ze vinden dit effect leuk dus smijten ze de lepel terug op de
grond.
Er ontstaan klanken, en merken dat dat effecten oplevert en gaan herhalen.
Semi – intentionaliteit = wat gebeurt ontstaat door toeval, opnieuw stellen van gedrag à geen
intentioneel doel
Verschil primaire = gericht op zichzelf en eigen lichaam, secundair = gericht op de
buitenwereld.
,- Coördinatie van secundaire en circulaire reacties (8 – 12M) = Intentionaliteit: gebeurt
niet toevallig het kind weet wat het doet. Vb: speelgoedje aan de kant schuiven om aan het
andere speelgoedje te geraken. Kan daardoor meer anticiperen op toekomstige
omstandigheden. Verschillende schema’s combineren en coördineren tot één actie om een
probleem op te lossen = intentioneel gedrag.
Begin objectpermanentie = kind weet dat wat je niet meer ziet wel nog bestaat. Zoals een
mama die zich verstopt achter een doek, de baby is zich bewust dus de mama er wel nog is.
Kan over mensen gaan maar ook over objecten. Ze kunnen wel nog fouten maken wanneer
een object eerst achter het ene doek zit en vervolgens onder het andere. Richten op de eerste
verstopplaats.
Experiment: baby’s van 6M (secundaire cr). Liet hen kijken naar een driehoek en een schijf.
Deze voorwerpen verdwijnen achter elk een scherm A en B. Wanneer de voorwerpen van het
andere scherm tevoorschijn kwamen à niet verwondert
Wanneer er niks vanachter het scherm kwamen à wel verwondert
Hebben notie van objectpermanentie maar vergeten wat precies verdween.
- Tertiaire circulaire reacties (12 – 18M) = herhalen prettige activiteit en gaan uitproberen
van nieuwe effecten à Mini-experimenten met variaties om te zien wat de consequenties
zijn. steeds de actie herhalen maar met telkens een wijziging om te zien wat voor
concequenties die had. Belangstelling voor het onverwachte
Vervolmaking objectpermanentie: zoeken naar object waar het het laatst werd gezien.
- Het begin van het denken (18 – 24M) = Begin symbolisch denken. Ze moeten de
experimenten niet meer doen, ze kunnen het mentaal interpreteren = innerlijke voorstelling
van een object. Oorzaak en gevolg reacties beter begrijpen (vb, bal rolt onder de zetel en komt
langs de andere kant weer tevoorschijn).
Doen alsof wordt mogelijk, Indirect imiteren: koken, in een auto rijden, jufje zijn, à
innerlijke mentale representatie.
Volgens Piaget:
- Subsatium worden door alle kinderen doorlopen maar verschilt voor ieder individu van
timing.
- ontwikkeling is meer een geleidelijke verschuiving van gedrag. Niet van dag op dag.
(kwantitatief)
- overgangsfasen waarbij baby’s met bep aspecten van het gedrag al in het volgende stadium
zitten.
,Meningen over Piaget: steun en kritiek
Steun
- sleutelfiguur in ontwikkelingspsychologie
- theorie is in grote lijnen accuraat
Kritiek
- cognitieve ontwikkeling is voor hem een discontinu proces (in sprongen). Nu weten we dat
het meer geleidelijk gaat à continu. Komen en gaan van cognitieve strategieën. De ene dag
gebruiken kinderen de ene de andere dag de andere.
- overschatten: Piaget zegt dat de motorische ontwikkeling aan de basis ligt. Daardoor gaat hij
de aanwezigheid van zintuigelijke en perceptuele systemen bij baby’s voorbij.
- Leeftijdsgrens: Piaget onderschat de capaciteit van jongere baby’s, bv: object permanent,
imitatie, … zou al veel eerder zijn?
-Universaliteit: Hij gaat kinderen onderschatten. Heeft enkel geobserveerd en beschreven.
Onderzoek enkel bij witten westerse kinderen, is dit representatief?
De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling
Op welke manier individuen info opnemen, opslaan, terughalen?
Geleidelijke verandering in het vermogen van baby’s: cognitieve groei = kwestie van
toenemende complexiteit, snelheid en capaciteit van informatieverwerking.
Een meer kwantitatieve visie op de groei. Bij ouder worden meer capaciteiten om info te
verwerken en snellere verwerking. Is een continu proces van de geboorte tot de ouderdom.
Codering, opslag en terughalen
Belangrijke processen!
- codering: info binnenlaten en omzetten tot een vorm die bruikbaar is voor het geheugen.
Selectief coderen, info waar je aandacht op zit.
- Opslag: bewaren van de info in het geheugen (geen garantie).
- terughalen: materiaal in de geheugenopslag naar het bewustzijn brengen.
De mate waarin een activiteit aandacht vereist: automatische en gecontroleerde processen.
Automatische aandachtsprocessen: wat vanzelf gaat. Vb: wandelen, ademen.
- Coderen van info m.b.t. frequentie: Kinderen gaan onbewust registeren hoe vaak ze mensen
zien, en speelt een rol tussen een onderscheid maken tussen wie ze kennen en wie niet.
- concepten: categoriseren van objecten: Kinderen gaan bewust worden van stimuli die
tegelijk komt. Zoals concept hond: vier poten en blaffen.
- Kinderen gaan leren van statistische patronen en relaties: Baby’s worden geboren met
rekenkundig inzicht.
, Mickey mouse experiment p182! Subitizing = niet moeten tellen maar de hoeveelheid op het
zicht zien. Baby’s hebben rudimentaire rekenvaardigheden = begrijpen of een hoeveelheid
klopt.
Gecontroleerde aandachtsprocessen: wat nog niet automatisch gaat. Leren autorijden.
Vraagt veel aandacht en wordt bewust geactiveerd.
- opslag: de info bewaren.
- terughalen: de info terughalen wanneer we die nodig hebben.
Het geheugen in de babytijd
Herinnering bij baby’s
Herinnering = proces waarmee info wordt opgenomen, opgeslagen en opgehaald.
Geheugencapaciteit is aanwezig bij baby’s à kunnen nieuwe stimuli van oude onderscheiden
= gewenning.
- Verbetert met de leeftijd.
- Hoe frequenter hoe langer het blijft/beter de herinnering is.
Experiment
Kindjes 2M: leren met voetjes tegen het mobiel te trappen à maakt geluid. Zij waren dat heel
snel vergeten.
Kindjes 5/5M: hetzelfde, bleken het drie weken later dat nog steeds te doen. Zelfs na langere
tijd, met hint konden ze dat ook nog doen.
De duur van de herinneringen
Herinneringen van voor je drie jaar blijven niet tot in de volwassentijd.
Infantiele amnesie: afwezigheid van herinneringen voor drie jaar. Blijkt niet te kloppen à
Tegenevidentie: baby’s van 6m blootgesteld tijdens een labo-experiment (donker, licht,
vreemde geluiden) en herinneren deelname op 1,5j-2,5j.
Conclusie: Fysieke opname van een herinnering in de hersenen is relatief permanent.
Duur herinneringen: blijven een tijd meegaan. Hoe meer tijd ertussen zit hoe meer die
herinnering vervormd geraakt.
Nieuwe info kan die herinnering beïnvloeden.
Taalcomponent: gebeurtenis pas opslaan met de hoeveelheid taal ze dan beschikken.
De neurologische basis van het geheugen
Twee systemen bij vormen langetermijnherinneringen, slaan verschillende soorten info op.
Pas vanaf 18maanden
Expliciet geheugen: bewuste herinnering. Naam, telefoonnummer, datum. Opgeslagen in de
hypocampus.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rilanabaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.35. You're not tied to anything after your purchase.