100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle tentamenstof van Inleiding Staats- en bestuursrecht jaar 1 UU $6.84   Add to cart

Summary

Samenvatting Alle tentamenstof van Inleiding Staats- en bestuursrecht jaar 1 UU

 152 views  12 purchases
  • Course
  • Institution

In deze samenvatting is alle tentamenstof van jaar 1 Inleiding Staats- en bestuursrecht opgenomen. Aangevuld en in combinatie met de hoorcolleges. Ik heb met deze samenvatting zelf een 7,5 gehaald.

Preview 3 out of 24  pages

  • October 25, 2022
  • 24
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Thema 1 Beginselen van de democratische rechtsstaat

Hoofdstuk 1 Het onderwerp van staats- en bestuursrecht
Positief recht = geheel van het geldende recht = de rechtsorde
Privaatrecht = rechtsbetrekking tussen burgers onderling (horizontaal)
Publiekrecht = rechtsbetrekking tussen burgers en overheid / tussen overheidsinstanties
onderling (verticaal)  staats- en bestuursrecht & strafrecht

Rechtshandelingen = handelingen met de intentie om een bepaald rechtsgevolg in het leven
te roepen. Het gaat om de intentie niet of het rechtsgevolg er uiteindelijk komt.
Bijvoorbeeld aangaan van een overeenkomst of een besluit nemen.
Publiekrechtelijk overheidshandelen  besluiten die eenzijdig bindend zijn. Gelding hangt
niet af van de instemming van degene tot wie het besluit is gericht. Overheid staat boven
burger; verticale relatie.
Privaatrechtelijk overheidshandelen  besluiten die tweezijdig bindend zijn. Bijvoorbeeld
het kopen van kantoorstoelen. De overheid is gelijk aan burger; horizontale relatie.

Formele rechtsnormen = procedurele rechtsnormen; schrijven iets voor over bepaalde
procedure in staats- en bestuursrecht.
Materiële rechtsnormen = inhoudelijke rechtsnormen; geven inhoud aan staats- en
bestuursrecht. Regels die bv bepaald gedrag voorschrijven.

Staatsrecht = besluiten van hoogste staatsorganen + organisatie van deze organen.
Organisatie van de besluitvorming van formele wetgever (= regering + SG)
Bestuursrecht = besluiten van organen die zich op specifieke terreinen tot burgers richten +
organisatie ervan.
Formele wetgeving = wetten die zijn gemaakt door formele wetgever, regering + SG.

Hoofdstuk 2 Historische ontwikkelingen
Staat = organisatievorm waarin over de bevolking binnen een bepaald territorium macht in
de zin van soevereine, hoogste macht wordt uitgeoefend met geweldsmonopolie.

Theocratische leer = de vorst is de hoogste instantie, regeert in naam van God (droit divin).
Staat boven de wet en is dus onschendbaar.  onbeperkte bevoegdheden. Praktijk; vorst
gaf stukken land aan mannen in ruil voor militaire steun (= feodalisme)

Externe volkenrechtelijke soevereiniteit = niet onderworpen zijn aan macht van buiten
eigen gebied
Interne soevereiniteit = de hoogste macht zijn binnen eigen gebied

Tegenover theocratische leer; vorst met beperkte bevoegdheden = natuurrecht. Die werden
begrensd door rechtsbeginselen uit de natuur. Alleen toepassen als welzijn samenleving ten
goede kwam. Onderscheid tussen legitieme vorst (diende algemeen belang) en tiran
(onrechtmatig toegeëigende macht voor persoonlijk belang)
Verzetsleer = vorst heeft macht ten bate van zijn onderdanen. Er werd een soort contract
afgesloten. Bestaande privileges werden hierin opgenomen als bepalingen. Hield de vorst

,zich hier niet aan, kon hij afgezet worden door onderdanen i.s.m. SG en provinciale standen.
 organisch gestructureerd geheel.
Natuurrechtelijke contractsleer = gaat uit van individuele toekomende vrijheidsrechten
(mensenrechten). Er wordt een centrale macht opgericht via een maatschappelijk contract =
de staat. Deel natuurlijke vrijheden worden afgegeven zodat de staat de resterende
vrijheden garandeerde. Individuen mogen in opstand komen bij contractbreuk.
Klassiek-liberale rechtsstaat = belangrijkste principe = individuele vrijheid moet door het
recht beschermd worden. Dus 4 eisen van de rechtsstaat ontwikkeld;
- Legaliteitsbeginsel
- Machtsverdeling
- Grondrechten
- Rechterlijke controle
Democratische rechtsstaat =
Democratie  wil van de meerderheid beslissend.
Rechtsstaat  zowel meerderheid als minderheid krijgt rechten.
Problemen democratische rechtsstaat  smv athena
Sociale rechtsstaat = vrijheden van burgers beschermen was niet langer genoeg. De
overheid moet ervoor zorgen dat er omstandigheden zijn waarin het voor burgers mogelijk is
een leven te creëren. Er ontstonden sociale grondrechten. (recht op huisvesting,
gezondheidszorg etc.) problemen sociale rechtsstaat  smv athena

Hoofdstuk 3 Eisen van de rechtsstaat. Overzicht en samenhang
Legaliteitsbeginsel = overheidsoptreden waardoor burgers gebonden worden (in hun
vrijheden beperkt worden) moet berusten op een wettelijke grondslag (een door de wet
gegeven bevoegdheid)
De vrijheid van de burger is onbegrensd, beperkingen daaraan zijn strikt begrensd.
- Positief-funderend
o Vereiste van een wettelijke grondslag
o Biedt het bestuur de bevoegdheid om in te grijpen
- Negatief-begrenzend
o Overheidsoptreden moet binnen de grenzen van de wet gegeven
bevoegdheid blijven
o Stelt beperkingen aan de bevoegdheden van het bestuur.

Wetten  rechtsgelijkheid en rechtszekerheid
Rechtsgelijkheid; wordt gewaarborgd doordat wetten uit algemene regels moeten bestaan.
Rechtszekerheid; wordt gewaarborgd doordat wetten algemeen bekend worden gemaakt.

Constitutie = het geheel van regels dat de grondslagen van het staatsbestel bevat.

Machtsverdeling = om machtsconcentratie te voorkomen ligt niet alle macht bij een
instantie. In Nederland hebben we een systeem van checks and balances, dat bestaat uit
elkaar controlerende instanties. Wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtsprekende
macht. Er is in Nederland machtsevenwicht en onderlinge controle.

Non-identificatiebeginsel = overheid moet zich zoveel mogelijk onthouden van een bepaald
mensbeeld & van vereenzelviging met een bepaalde godsdienst of politieke ideologie.

, Grondrechten  als reactie op overheidsbewind waardoor rechten en vrijheden werden
beperkt. Grondrechten kunnen niet zomaar worden beperkt tenzij het betreffende
grondwetsartikel dat toestaat in de vorm van een beperkingsclausule.

Rechterlijke controle = uitwerking van de machtenspreiding. Belangrijkste mechanisme om
toe te zien op het legaliteitsbeginsel en de grondrechten.
Iedereen heeft recht op een onafhankelijke rechter. Die beslecht geschillen tussen burgers &
controleert of overheidsoptreden overeenstemt met rechtmatigheidsnormen.
De rechter is een neutrale derde.

Macht = mogelijkheid om je wil op te leggen bij een ander  mogelijkheid om iemand te
dwingen dus
Gezag = gelegitimeerde macht  personen of instanties die gezag uitoefenen hebben die
macht gekregen via een procedure  de procedure legitimeert de macht.

Wij hebben in NL een machtenspreiding en geen machtenscheiding. (systeem van
checks&balances)

Thema 2 Machtsverdeling en democratie

Hoofdstuk 5 Machtsverdeling
Wetgeving = regelgeving
Uitvoering = toepassing van regelgeving
Rechtspraak = geschillenbeslechting ter zake en strafoplegging

Hedendaagse machtsverdeling = checks and balances  hoofdorganen hebben bepaalde
taken die en zelfstandig en in samenwerking worden uitgevoerd. Er is sprake van onderlinge
onafhankelijkheid en onderlinge controle.  horizontale machtsverdeling
Verticale machtsverdeling = bevoegdheden worden ook gespreid over hogere en lagere
overheden (blijven niet binnen centrale overheid)

Rechterlijke macht
- Hoge Raad, gerechtshoven, arrondissementsrechtbanken en kantongerechten
- Is onafhankelijk  regering mag zich er niet mee bemoeien
- Leden worden wel door de regering benoemd
- Rechter moet volgens de wet rechtspreken
- Rechter oefent controle uit

Art. 81 Gw  de vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal
gezamenlijk.
Art. 82 – 88 Gw  wetgevingsprocedure
Belangrijke rechten SG = recht van enquête art. 70 Gw & inlichtingenrecht art. 68 Gw
Inlichtingenrecht (inlichtingenplicht) = de Eerste en Tweede Kamer hebben het recht om
inlichtingen te krijgen van de ministers en staatssecretarissen door middel van vragen. De
Kamerleden hebben dit recht ook individueel.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisandriessen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.84. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79202 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.84  12x  sold
  • (0)
  Add to cart