100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Strafrecht jaar 1, incl. alle arresten + literatuur $9.92   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Strafrecht jaar 1, incl. alle arresten + literatuur

 27 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting omvat alles wat je moet weten voor het vak Inleiding Strafrecht in het eerste jaar van de rechtenopleiding. De samenvatting is gestructureerd, bevat alle relevante wetsartikelen, benoemt voorbeelden en elk verplicht literatuurstuk wordt erin behandeld. Bovendien worden alle arrest...

[Show more]

Preview 6 out of 55  pages

  • Yes
  • October 25, 2022
  • 55
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATTING
INLEIDING STRAFRECHT
Universiteit van Amsterdam, 2022
Eerstejaars Rechtsgeleerdheid

,Inhoudsopgave
WEEK 1A LEGALITEITSBEGINSEL EN DEELNORMEN ......................................................................................... 2
WEEK 1B STRAFRECHTSTHEORIEËN ............................................................................................................... 4
WEEK 2A STRAFBAARHEID, WEDERRECHTELIJKHEID EN HET BESLISSINGSMODEL ............................................ 5
WEEK 2B CRITERIA VOOR STRAFBAARSTELLING ............................................................................................. 9
WEEK 3A OPZET EN SCHULD........................................................................................................................ 10
WEEK 3B CAUSALITEIT ................................................................................................................................ 12
WEEK 4A STRAFUITSLUITINGSGRONDEN ..................................................................................................... 13
WEEK 4B POGING, VOORBEREIDING EN DEELNEMING ................................................................................. 17
WEEK 5A HET VERDACHTEBEGRIP ............................................................................................................... 19
WEEK 5B STRAFPROCESRECHT EN DE WERKING VAN HET EVRM ................................................................... 19
WEEK 6A OPSPORING ................................................................................................................................. 21
WEEK 6B VERVOLGING ............................................................................................................................... 26
WEEK 7A SACNTIES EN STRAFDOELEN ......................................................................................................... 29
WEEK 7B BERECHTING ................................................................................................................................ 33
ARRESTEN .................................................................................................................................................. 36

HR 2 april 1985, NJ 1985, 796 (ONBEHOORLIJK GEDRAG) ............................................................................ 36
HR 23-05-1921, NJ 1921, 564 (ELEKTRICITEIT) ............................................................................................... 36
HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 (MELK & WATER) ................................................................................... 37
HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (VEEARTS)............................................................................................... 38
HR 9 februari 1971, NJ 1972, 1 (DREIGBRIEF) ................................................................................................ 38
HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633 (AANMERKELIJKE KANS) ........................................................................ 39
HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552 (HIV-I)......................................................................................................... 39
HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199 (PORSCHE) .............................................................................................. 40
HR 12 september 1978, NJ 1979, 60 (LETALE LONGEMBOLIE)...................................................................... 41
HR 13 januari 1970 , NJ 1970, 144 (ETALAGERUIT) ....................................................................................... 42
HR 25 juni 1996, NJ 1997, 563 (NIET BEHANDELDE LONGINFECTIE) ............................................................ 42
HR 15 oktober 1923, NJ 1923, 1329 (OPTICIEN) ............................................................................................ 43
HR 23 oktober 1984, NJ 1986, 56 (BIJLMER NOODWEER) ........................................................................ 44
HR 18 oktober 1988, NJ 1989, 511 (RUZIE TE LOON OP ZAND) .................................................................... 44
HR 22 maart 2016, NJ 2016, 316 (OVERZICHTSARREST NOODWEER(EXCES) ............................................... 45
HR 24 oktober 1978, NJ 1979, 52 (UITZENDBUREAU CITO) .......................................................................... 46
HR 8 september 1987, NJ 1988, 612 (GRENSWISSELKANTOOR)................................................................... 46
HR 17 november 1981, NJ 1983,84 (CONTAINERDIEFSTAL).......................................................................... 47
HR 20 februari 2007, RvdW 2007, 241 (SAMIR A.) ........................................................................................ 47
Hof Amsterdam 3 juni 1977, NJ 1978, 601 (HOLLENDE KLEURLING) ............................................................ 48
HR 2 februari 1988, NJ 1988, 820 (STORMSTEEG) ......................................................................................... 49
HR 14 januari 1975, NJ 1975, 207 (RUIMTE) .................................................................................................. 49
HR 1 november 2016, NJ 2017, 84 (DYNAMISCHE VERKEERSCONTROLE) ................................................... 50
HR 9 oktober 2018, NJ 2019/24 (MOELANDER) met annotatie van J.M. Reijntjes...................................... 50
EHRM 27 november 2008, NJ 2009, 214 (SALDUZ) ....................................................................................... 51
HR 26 april 2016, RvdW 2016, 597 (CHECKPOINT-II)..................................................................................... 52
HR 19 december 2017, NJ 2019, 326 (LEVENSLANG II) ................................................................................. 53
HR 20 december 1926, NJ 1927, 85 (DE AUDITU).......................................................................................... 53
EHRM 8 februari 1996, NJ 1996, 725 (JOHN MURRAY) ................................................................................. 54

,WEEK 1A LEGALITEITSBEGINSEL EN DEELNORMEN

Leerdoelen:
1. Uitleggen wat het belang is van het legaliteitsbeginsel
2. De deelnormen van het legaliteitsbeginsel in een casus kunnen toepassen
3. De verschillende interpretatiemethoden kunnen herkennen en benoemen in een casus

Essentie van het strafrecht
Berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte persoon door de strafrechter
- Materieel strafrecht > de inhoudelijke regels en wetten, beschrijft welke gedragingen van burgers
strafbaar zijn en wanneer ze strafrechtelijk aansprakelijk zijn; naleving van deze gedragsnormen is
afdwingbaar door de overheid.
- Formeel strafrecht > zorgt voor verwezenlijking van het materiele strafrecht, het is de schakel
tussen het gepleegde strafbare feit en de sanctionering; strafprocesrecht.
- Sanctierecht > voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd

Legaliteitsbeginsel art. 1 Sr en art. 1 Sv
- De overheid mag alleen handelen op basis van de wet, dat garandeert:
Rechtszekerheid en bescherming tegen willekeur
Art. 1 Sr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling
Art. 1 Sv: strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien

Lex certa-beginsel valt onder het legaliteitsbeginsel: het moet voor burgers duidelijk zijn welk handelen (of
nalaten) kan leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Wetten moeten dus duidelijk verwoord zijn.
Bij het leerstuk van het lex-certa-beginsel hoort het Arrest Onbehoorlijk Gedrag.

Het legaliteitsbeginsel vindt zijn grondslag in de rechtszekerheid. De belangrijkste consequenties van het
beginsel (geen terugwerkende kracht en terughoudendheid met vage normen en met extensieve
interpretatie) lopen ten dele in elkaar over en zijn terug te voeren op de wens tot bescherming tegen
machtsmisbruik door de overheid.

Wanneer de wet een algemeen begrip niet nader definieert, kunnen interpretatiemethodes worden
gebruikt om de betekenis van het begrip te bepalen:

Grammaticale interpretatie
Herformuleren op basis van de betekenis die gebruikte woorden of zinsdelen in het gewone spraakgebruik
hebben.

Wetshistorische interpretatie
Methode waarbij men bij het interpreteren van een rechtsregel, beroept doet op de bedoeling van de
wetgever ten tijde van de totstandkoming van de wet. Aan de hand van de parlementaire geschiedenis
(memorie van toelichting) van een wetsartikel, wordt onderzocht wat de betekenis van dat wetsartikel is.

Wetssystematische interpretatie
Een regel wordt in een ruimere context geplaatst. We lezen de betekenis van een bepaling in het licht van
de plaats die deze bepaling inneemt in de betreffende regeling en deze regeling in het grotere geheel van
een wet en de wet in het nog grotere verband van wetboek of rechtsgebied (bijv. onder ‘grond’ in art. 461
Sr, wordt ook ‘water’ verstaan.

Teleologische interpretatie
Beroepen op het doel, de strekking of de ratio van de regeling. Die strekking wordt niet via de taal, de
bedoeling van de wetgever of het systeem van de wet te achterhalen, maar wat is het doel of het belang
van de regeling. Bijv. in het Elektriciteitsarrest waarin de Hoge Raad beoordeelde dat elektriciteit ‘enig
goed’ is, omdat art. 310 Sr ten doel heeft het vermogen van een ander te beschermen.

,Analogieverbod
Bij het interpreteren van (soms onvermijdelijke vage) wettelijke termen, dient de rechter niet te ver te
gaan bij het gebruik van interpretatiemethoden. Zodra de extensieve interpretatie overgaat in analogie,
gaat de rechter te ver; hij gaat dan op de stoel van de wetgever zitten. Uit het legaliteitsbeginsel vloeit een
verbod op analogische interpretatie voort. Extensieve interpretatie wordt vooral toegepast bij technische
ontwikkelingen, veranderende maatschappelijke ontwikkelingen en bij technische gebreken.

Doelen van straffen
Het opleggen van een straf dient voornamelijk twee doelen: vergelding en preventie.
- Vergelding: leedtoevoeging, het straffen door boetes of een gevangenisstraf
- Preventie: gaat uit van de gedachte dat mensen geen straf willen krijgen, dus zullen zij dat gedrag
dat mogelijk tot straf leidt, zoveel mogelijk proberen te voorkomen
o Speciale preventie moet voorkomen of ontmoedigen dat de gestrafte nog eens in de fout
gaat; voorwaardelijke straffen, proeftijd
o Generale preventie heeft als uitgangspunt dat ook anderen dan de gestrafte, lering
trekken uit het feit dat er voor het plegen van een strafbaar feit straf kan worden
opgelegd. De gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiele wetovertreders afschrikt.

Ultimum remedium: het strafrecht moet zonder twijfel worden ingezet, maar met terughoudendheid. Het
moet een laatste redmiddel zijn dat wordt ingezet al alle andere mogelijkheden al geprobeerd zijn.

Deelnormen de Hallu
1. Wettelijke basis (legaliteitsbeginsel, art. 1 Sr)
‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling’.

2. Verbod van terugwerkende kracht
Het verbod van terugwerkende kracht vloeit rechtstreeks voort uit de klassieke grondslagen van
het legaliteitsbeginsel: de rechtszekerheid, de preventie en het schuldgezichtspunt impliceren dat
strafwetgeving geen terugwerkende kracht mag hebben, voor zover dat althans in het nadeel van
de verdachte is. Veranderingen die ten gunste van de verdachte werken, kunnen wel met
terugwerkende kracht worden ingevoerd (art. 1 lid 2 Sr). Het verbod van terugwerkende kracht
geldt niet voor de wetgeving inzake vervolgbaarheid zoals bij verjaringstermijnen.

3. Gebod van toegankelijke normen (lex certa) (arrest onbehoorlijk gedrag)
Toegankelijke en precies geformuleerde wetgeving zijn belangrijk. Vage en te complexe
delictsomschrijvingen leiden immers niet alleen tot rechtsonzekerheid, maar bieden ook
onvoldoende mogelijkheden voor een succesvolle strafvervolging. Publicatie, voorlichting en
openbaarmaking zorgen voor de toegankelijkheid van de strafwetgeving. Het is echter
onvermijdelijk om vaag te zijn bij de omschrijving van strafbepalingen, daarom worden een
bepaalde hoogte van vaagheid wel geaccepteerd.

4. Grenzen aan de interpretatievrijheid van de rechter
De interpretatie van vage, ruime normen kan in het licht van het legaliteitsbeginsel voor
problemen zorgen. Om deze reden moet de strafrechter begrenst worden in de interpretatie-
vrijheid. In eerste plaats eist het legaliteitsbeginsel een grammaticale interpretatie. Als dit geen
oplossing biedt, kan de wetshistorische of andere interpretaties uitweg bieden.

,WEEK 1B STRAFRECHTSTHEORIEËN

Leerdoelen:
1. De strafrechtstheorieën met elkaar vergelijken en de verschillen in herkomst, benadering en
uitkomst uitleggen.
2. Beargumenteren waarom bepaalde sancties vanuit een bepaalde strafrechtstheorie gewenst is.

Absolute strafrechtstheorie: er wordt gestraft omdat er een misdaad is gepleegd; ongeacht de gunstige
effecten van die bestraffing; de vergeldingsleer.
Relatieve strafrechtstheorie: er wordt gestraft om herhaling te voorkomen, een norm in te prenten en
anderen die tot misdaad geneigd zijn af te schrikken; utilitarisme, klassieke richting ofwel de maatstaf voor
moreel handelen of een bepaalde handeling brengt het grootste geluk voor het grootste aantal mensen
voort.
Punitieve sancties: toebrengen van zodanig beoogd leed. Bij straffen draait het om (dreigen met) leed.

Absolute theorieën: Immanuel Kant
Kant zag in de straf een categorisch imperatief, dat wil zeggen: een mens moet door de rechter gestraft
worden omdat hij misdaan heeft. De dader mag met gelijke munt terugbetaald worden. De soort en de
hoogte van de straf wordt enkel bepaald door het gepleegde misdrijf (‘oog om oog, tand om tand’). De
straf is geen middel tot doel, maar is uitdrukking van gerechtigheid.
De moraalfilosofie, deontologie, ofwel plichtethiek houdt in de plicht om het goede te doen. Ieder mens in
de samenleving is gelijk en ieder mens heeft de capaciteit om zichzelf de wet voort te schrijven, om te
handelen naar het categorisch imperatief.
- Handel volgens die regel waarvan je zou willen dat deze universeel wordt, dat ieder persoon ook
zou handelen. Ieder mens is immers gelijk.
- Behandel een mens nooit als middel, maar als doel.
In de absolute theorieën zijn de strafgrond en het strafdoel dus niet te onderscheiden!

Relatieve theorieën: Jeremy Bentham
De relatieve theorieën leggen een relatie tussen de straf en het daarmee nagestreefde doel.
De moraalfilosofie, utilitarisme is de handeling die moreel goed is en het maximale nut voor het maximale
aantal mensen bereikt. Alleen gedrag dat echt schadelijk is, zou strafbaar moeten worden gesteld.
Rechtszekerheid staat hierin hoog. Er moet worden gestreefd naar het maximale geluk in de maatschappij.
- Een handeling is dan goed of nuttig, als zij alle mensen meer plezier brengt, dan pijn bezorgt.
- Er mag enkel gestraft worden als dat bijdraagt aan het doel: het maximaliseren van geluk voor het
grootste aantal mensen.
- Het gaat niet om vergelding van het begaan van onrecht, maar om de bestrijding van toekomstig
gevaar en bescherming van de maatschappij.
- Een mens wordt behandeld als middel en niet als doel.
- De rechtvaardiging van de straf is alleen te vinden in het doel (in de toekomst) = straffen om te
voorkomen dat er opnieuw strafbare feiten worden begaan, in twee smaken:
o Generale preventie rechtvaardigt de straf omdat de dreiging met straf afschrikt en op die
wijze strafbare feiten voorkomt
o Speciale preventie acht de straf gerechtvaardigd als deze erop is gericht te voorkomen dat
de in concreto gestrafte burger opnieuw strafbare feiten begaat.
Volgens de relatieve theorie, is een straf slechts gerechtvaardigd, als het leed dat toegebracht door het
straffen, niet groter is dan het leed dat ermee wordt voorkomen.

Verenigingstheorie Rossi
Volgens Rossi ligt de rechtvaardiging van de straf in de vergelding. Alleen ‘schuldigen’ mogen worden
gestraft; de straf is verdiend vanwege het delict dat zij hebben gepleegd. Het betreft een combinatie van
absolute en relatieve grondslagen voor straffen.
- Het doel van de straf is maatschappelijke orde en generale preventie.

, Klassieke richting (18e eeuw)
Cesare Beccaria keerde zich tegen wrede, inhumane en willekeurige strafrechtstoepassing van zijn tijd (de
18e eeuw). Goede en duidelijk wetgeving, die een maximaal welzijn voor een maximaal aantal mensen zou
realiseren, stond centraal in zijn visie. Alleen gedrag dat echt schadelijk is, moet strafbaar gesteld worden.
- Rechtszekerheid staat hoog
- Rationele beginselen als grondslag voor straffen: gelijkheidsbeginsel, legaliteitsbeginsel,
subsidiariteit, proportionaliteit.
Deze denkrichting is bepalend geweest voor de strafrechtshervorming en codificatie van het WvSr 1886.

Moderne richting (positieve, nieuwe richting) (19e eeuw)
Kent aan de straf niet alleen een negatief aspect, het toebrengen van leed toe, maar ook positieve
doeleinden, namelijk generale preventie maar ook vooral speciale preventie en bescherming van de
maatschappij. Daarnaast wilde men positief op de dader van het delict inwerken, voor zover deze voor
verbetering vatbaar was -> invrijheidsstelling, TBS en voorwaardelijke straffen kwamen in het leven.
- Wetenschappelijk mensbeeld: criminologie, sociologie, antropologie en geneeskunde.

Vanaf jaren 80: verzakelijking en vermaatschappelijking strafrecht
- Toename criminaliteit (georganiseerd/grensoverschrijdend) -> langere vrijheidsstraffen
- Strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen, mensenhandel etc.
- Veiligheidsdenken krijgt dominante plaats -> strafrecht als ultimum remedium op achtergrond
Vermaatschappelijking: aandacht voor het slachtoffer; het delict is niet alleen een schending van de
rechtsorde, maar ook een schenden van de rechten van het slachtoffer.
Nu in 2022: het strafrecht is veel instrumenteler geworden -> vergelding
De balans tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming is verstoord. De rechtshandhaving voert op dit
moment duidelijk de boventoon.


WEEK 2A STRAFBAARHEID, WEDERRECHTELIJKHEID EN HET BESLISSINGSMODEL

Leerdoelen:
1. De voorwaarden voor strafbaarheid uitleggen
2. De relatie tussen de voorwaarden voor strafbaarheid en het schema van art. 350 Sv uitleggen
3. Het beslissingsschema van art. 348 – 350 Sv toepassen in een casus om het oordeel van de rechter
te voorspellen
4. De opbouw van het strafbare feit volgens de wet benoemen
5. Typen delicten herkennen
6. De invulling van het begrip wederrechtelijkheid, als element en bestanddeel, toepassen in casus.

- Bij materiele delicten staat het gevolg centraal; bij formele delicten staat de handeling centraal
- Commissiedelicten zijn delicten die strafbaar zijn gesteld door iets te doen, door te handelen
- Omissiedelicten zijn delicten die strafbaar zijn gesteld door iets niet te doen, door het nalaten.
- Misdrijven staan in boek 2 van het Wetboek van Strafrecht en overtredingen staan in boek 3.
- Gekwalificeerd delict: strafverzwarend - Geprivilegieerd delict: strafverlichtend
- Bij ontslag van rechtsvervolging kunnen er nog maatregelen worden opgelegd. Bij vrijspraak niet.
- Art. 68 Sr: burgers kunnen niet opnieuw vervolgd worden voor een zelfde delict
- Art. 9a Sr: de rechter kan ook bepalen om geen straf op te leggen
- Functie van beslissingsmodel: voorkomt dat de rechter cruciale vragen over het hoofd ziet en tijd
en moeite verspilt aan kwesties waar hij toch niet aan toe komt.

Art. 350 Sv Hoofdvragen: materiële vragen
Art. 350 Sv Art. 352 Sv
Is het ten laste gelegde bewezen? Zo niet: vrijspraak (lid 1)
Levert het bewezen verklaarde een strafbaar feit op? Zo niet: ontslag van alle rechtsvervolging (lid 2)
Is de dader strafbaar (kwalificeerbaar)? Zo niet: ontslag van alle rechtsvervolging (lid 2)
Welke sanctie dient te worden opgelegd? Zie o.a. art. 9 Sr

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller seannachan. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75759 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.92  1x  sold
  • (0)
  Add to cart