Samenvatting 1.5
VVT 1 H1
De oudere zorgvrager met beperkte zelfzorg
Er is al enige tijd sprake van dubbele vergrijzing: er komen meer ouderen en deze ouderen worden bovendien steeds
ouder. Hierdoor blijft de vraag naar zorg toenemen en zal de zorgvraag steeds complexer worden. De verschillende
aspecten van het verouderingsproces worden in deze paragraaf besproken.
Aspecten van veroudering
Het verouderingsproces is een normaal proces dat bij het leven hoort. De veroudering ligt als het ware al vast in de
genen. De endogene factor is de belangrijkste factor, maar het verouderingsproces kan beïnvloed en versneld
worden door exogene factoren. Het verouderingsproces kan gepaard gaan met problemen, vaak meerdere tegelijk,
die kunnen leiden tot zelfzorgtekorten. De endogene factoren zijn veranderingen vanuit het lichaam, zoals grijs haar
krijgen, brozer worden van botten, krachtverlies van spieren of afname van de longcapaciteit. De exogene factoren
zijn veranderingen van buitenaf, zoals een bepaalde leefwijze (bijvoorbeeld het eetpatroon, roken, stress, weinig
lichaamsbeweging) en de omgeving (bijvoorbeeld veel blootstelling aan zonlicht). Vaak is er sprake van een
combinatie van endogene en exogene factoren. Zo zal bij iemand die rookt en/of veel in de zon zit, eerder atrofie
van de huid ontstaan. Ook ziekten zijn vaak een gevolg van endogene en exogene factoren. Zo kan vernauwing van
de bloedvaten leiden tot infarcten en bloeddrukverhoging. Lichaamsbeweging kan dit proces vertragen.
Endogene factor
Verandering vanuit het lichaam zelf.
Exogene factor
Verandering van buitenaf.
Gevolgen van ouder worden voor lichamelijk functioneren
Je merkt (meestal) pas op latere leeftijd dat er in je lichaam veranderingen hebben plaatsgevonden. Orgaansystemen
ondergaan functionele veranderingen die worden veroorzaakt door fysiologische veranderingen. Dit is biologische
veroudering. Een gevolg kan bijvoorbeeld zijn dat de motoriek achteruitgaat, waardoor de bewegingen langzamer en
moeizamer gaan. Een ander gevolg is de afnemende pompkracht van het hart, waardoor de mogelijkheid tot
inspanning vermindert. De spijsvertering gaat trager, waardoor de vertering minder goed verloopt. Ziekten die bij
ouderen veel voorkomen zijn: gezichtsstoornissen, hart- en vaatziekten, artrose, diabetes, slechthorendheid, COPD,
CVA, kanker en osteoporose.
Naarmate de leeftijd stijgt gaan de conditie en gezondheid van ouderen achteruit. Ouderen zijn kwetsbaarder en
vatbaarder voor het krijgen van bepaalde ziekten. Het krijgen van bepaalde ziekten kan gevolgen hebben voor de
zelfzorg. Dit betekent ook een groter beroep op zorg. De ernst van de ziekte en eventuele complicaties bepalen in
hoeverre de oudere zorgvrager afhankelijk wordt van anderen. Zo kan een zorgvrager met een hartziekte zich thuis
nog redden met tweemaal per week ondersteuning bij het douchen van de thuiszorg en hulp in de huishouding. Een
andere zorgvrager heeft door een ernstige hartziekte zoveel zorg nodig dat opname in een zorgcentrum noodzakelijk
is. Niet alleen krijgen ouderen vaker te maken met een of meerdere ziekten, ook treden er vaker complicaties op.
Voorbeelden daarvan zijn een slechte voedingstoestand, uitdroging of immobiliteit. Daarnaast kan een ziektebeeld
complex worden door een combinatie van stoornissen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Hierbij kun je
denken aan een zorgvrager die een hartaandoening heeft, maar ook depressief is en in een isolement leeft.
Gevolgen van ouder worden voor psychisch functioneren
Verouderingsveranderingen van het psychisch functioneren kun je op twee manieren onderscheiden. Er zijn
veranderingen in de hersenen die gepaard gaan met het ouder worden en er zijn veranderingen in de beleving van
ouderen. In de hersenen vinden de cognitieve functieprocessen plaats. Cognitieve functies zijn het geheugen, de
oriëntatie, taal, waarneming en intellectuele capaciteiten. Bij de oudere zorgvrager gaat de prikkeloverdracht in de
hersenen langzamer. Het reactievermogen en het denken verloopt trager en het geheugen gaat daardoor langzamer
werken. Dit zorgt ervoor dat de oudere zorgvrager informatie minder efficiënt opslaat, waardoor het lastiger wordt
om dingen te onthouden. Omdat denken en geheugen achteruitgaan, kan het moeilijker worden om contacten te
onderhouden. Als daarnaast sprake is van verminderde mobiliteit, kan dat leiden tot sociaal isolement. Ook kan de
zorgvrager moeite hebben met het innemen van zijn medicatie. Vooral als hij veel medicatie gebruikt kan hij het nog
weleens vergeten. In dat geval kan thuiszorg noodzakelijk zijn als ondersteuning bij de inname van zijn medicatie. Bij
een sociaal isolement kan de zorgvrager in aanmerking komen voor dagopvang.
,Veranderingen in het psychisch functioneren kunnen ook ontstaan door de manier waarop de oudere zorgvrager het
ouder worden beleeft en verwerkt. Zo zal de ene zorgvrager zijn ouderdomsverschijnselen gemakkelijker accepteren
dan de andere. Soms kan verwerkingsproblematiek leiden tot angsten. De zorgvrager kan dan begeleiding nodig
hebben en daarmee een extra beroep doen op de zorg.
Gevolgen van ouder worden voor sociaal functioneren
Door het ouder worden vindt ook verandering plaats op sociaal gebied. De oudere zorgvrager heeft te maken met
het wegvallen van familieleden, vrienden en kennissen, waardoor hij minder steun heeft vanuit zijn omgeving.
Kinderen wonen niet altijd in de buurt. Juist wanneer de oudere zorgvrager meer zorg nodig heeft, kan hij bij minder
mensen terecht. Bij ziekte of sociale veranderingen (verhuizing, verlies van partner of familie), kan de oudere
zorgvrager problemen ondervinden bij het ondernemen van activiteiten. Dit kan leiden tot een isolement, wat weer
verveling en depressieve gevoelens kan opwekken. Het wegvallen van de partner of familie kan betekenen dat hij
een groter beroep moet doen op de reguliere zorg. Ondersteuning vanuit de thuiszorg, of structuur en begeleiding
door bijvoorbeeld dagopvang, kan dan noodzakelijk zijn.
Chronisch zieke zorgvragers
Hoe ouder je wordt, hoe groter de kans op een chronische ziekte. Door de vergrijzing zal het aantal zorgvragers met
een chronische ziekte toenemen. De verschillende chronische ziekten verlopen wisselend. De ene chronische ziekte
is progressiever dan de andere en de behandelmogelijkheden verschillen ook. Wat is chronisch ziek zijn? Het begrip
chronisch staat voor langdurig of blijvend. Bij een zorgvrager die chronisch ziek is, ontbreekt het gedurende minstens
drie maanden, of meer dan drie perioden per jaar, aan volledig lichamelijk, psychisch of sociaal welbevinden. In het
algemeen betekent dit dat de aandoening met de huidige stand van de wetenschap niet te genezen is.
Verschijningsvormen
Een chronische ziekte kan acuut beginnen, maar ook geleidelijk ontstaan. Daarnaast kan het verloop van de ziekte
een progressief (toenemend verergeren), permanent of wisselend karakter hebben. Bij de verschillende chronische
ziekten kan er een korte of juist lange levensverwachting zijn en verschilt de mate waarin invaliditeit optreedt. Dit
kan gevolgen hebben voor de verwerking en de mate van zelfzorg. Nog niet alle chronische ziekten zijn aantoonbaar,
zoals ME en fybromyalgie.
ICF-classificatie
De verschillende chronische ziekten, zoals diabetes, reuma, CVA en de ziekte van Parkinson, geven elk weer andere
zorgproblemen. Om de gezondheidstoestand van de zorgvrager goed te kunnen beschrijven is er een classificatie
ontwikkeld. Dit is de ICF, de Internationale classificatie van het menselijk functioneren. De ICF is een begrippenkader
voor professionals in de gezondheidszorg. Het is ontwikkeld door de WHO (World Health Organization). Hierin
worden het functioneren van de zorgvrager en de eventuele problemen die hij ervaart beschreven. Met de ICF wordt
het functioneren van de zorgvrager beschreven vanuit:
lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen;
activiteiten;
(maatschappelijke) participatie.
Als een lichaamsfunctie of anatomische eigenschap niet optimaal is, dan spreek je van een stoornis. Bijvoorbeeld een
stoornis van de hersenen die het geheugen aantast, of een stoornis in de spieren waardoor de spierkracht
vermindert. Bij activiteiten moet je denken aan iemands handelen. Zijn er problemen bij het uitvoeren van een
bepaalde activiteit, dan spreek je van een beperking. De zorgvrager kan bijvoorbeeld niet meer schoonmaken of
beslissingen nemen in complexe situaties. Bij participatie gaat het om deelnemen aan het maatschappelijke leven. Er
is een participatieprobleem als iemand bijvoorbeeld niet meer gebruik kan maken van openbaar vervoer door de
ontoegankelijkheid. De ICF kan door verschillende disciplines en internationaal worden gebruikt. Door het
functioneren van de zorgvrager en de eventuele problemen duidelijk te beschrijven volgens een bepaalde
classificatie, spreekt iedereen over hetzelfde. Zo wordt het duidelijker wat de zorgvrager mankeert en wat dit onder
andere kan betekenen voor de mate van zelfzorg.
ICF
Internationale classificatie van het menselijk functioneren: beschrijft de gezondheidstoestand van mensen in termen
van functies, activiteiten en participatie.
,WHO
World Health Organization, Wereldgezondheidsorganisatie. Gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties
met als doel: wereldwijde aspecten van gezondheidszorg in kaart brengen, activiteiten op het gebied van
gezondheidszorg coördineren en gezondheid van de wereldbevolking bevorderen.
De mate van zelfzorg
De ernst en de aard van de chronische ziekte en het verloop bepalen ook de mate van zelfzorg. Zo zal een zorgvrager
met diabetes mellitus zichzelf wat adl betreft nog goed kunnen redden, maar misschien wel begeleiding nodig
hebben bij het injecteren van de insuline. Een zorgvrager met een longziekte die benauwd is maar nog geen zuurstof
nodig heeft, kan in het begin van zijn ziekte enige hulp van de thuiszorg nodig hebben met het wassen en kleden ’s
morgens. Na een aantal jaren kan hij zuurstofafhankelijk zijn en volledige hulp nodig hebben bij zijn persoonlijke
verzorging. Opname in een zorgcentrum kan dan uiteindelijk noodzakelijk zijn. Een zorgvrager met reuma kan
wisselende zorg nodig hebben van de thuiszorg, omdat de stoornissen en beperkingen soms wisselend aanwezig zijn.
Omdat de ziekte progressief is, kan het ook betekenen dat thuiszorg op enig moment niet meer voldoende is en
opname in een zorgcentrum noodzakelijk wordt. Een zorgvrager met een progressieve chronische ziekte krijgt steeds
te maken met verlies van mogelijkheden; hij kan steeds minder zelf. Een belangrijke taak van de verpleegkundige
bestaat dan ook uit de begeleiding van de zorgvrager in zijn ziekteproces. Vaak hebben chronisch zieken ook nog te
maken met niet één maar meer chronische ziekten tegelijk. Chronische ziekten komen niet alleen voor bij ouderen,
maar ook bij jongeren en kinderen. Zij hebben bijvoorbeeld diabetes mellitus of een hartaandoening. Vooral in de
thuiszorg kun je als verpleegkundige te maken krijgen met jongere zorgvragers.
De revaliderende zorgvrager
Zorgvragers die moeten revalideren worden vaak opgenomen in een woonzorgcentrum. Er bestaan ook
gespecialiseerde revalidatiecentra. De complexiteit en het tempo van revalidatie liggen daar vaak erg hoog. Dit is
minder geschikt voor de oudere zorgvrager. Vaak worden zorgvragers voor revalidatie opgenomen vanuit het
ziekenhuis. In diverse zorgcentra bestaan speciale revalidatieafdelingen. Veelvoorkomende aandoeningen bij
revaliderende zorgvragers zijn een CVA, heupfractuur, dwarslaesie en amputatie.
Een zorgvrager die revalideert is over het algemeen iemand die zijn lichamelijke beperkingen probeert te
verbeteren. Met training probeert hij een zo groot mogelijke mate van zelfstandigheid op lichamelijk, geestelijk en
sociaal vlak te krijgen. Vaak is de lichamelijke beperking nog niet zolang geleden ontstaan en moet de revaliderende
zorgvrager werken aan herstel van zijn vermogens. Ook moet hij leren omgaan met zijn restmogelijkheden. De
zorgvrager werkt aan zijn nieuwe toekomst. Voor sommige zorgvragers is dat een onbekende en soms
beangstigende toekomst. Het kan een grote opgave zijn om te verwerken dat hij nooit meer op zijn vroegere niveau
zal kunnen functioneren. Hij is tegelijkertijd bezig met zijn herstel en met de vraag hoe hij invulling moet geven aan
een nieuwe toekomst. Het leven van de zorgvrager en ook voor zijn naasten verandert vaak ingrijpend. De toekomst
van de revaliderende zorgvrager zal afhankelijk zijn van zijn revalidatiemogelijkheden. Bij opname in een
woonzorgcentrum worden er in het zorg(leef)plan afspraken gemaakt over de revalidatie. De afspraken zijn
afgestemd op de individuele zorgvrager. De leeftijd en bijkomende aandoeningen bepalen in hoeverre revalidatie
mogelijk is. Ook het psychisch functioneren van de zorgvrager speelt hierbij een belangrijke rol. Sommige
zorgvragers houden blijvende beperkingen, maar kunnen met ondersteuning van de thuiszorg toch terug naar huis.
Zorgvragers met kortdurende zorg na ziekenhuisverblijf
Soms is kortdurende zorg na verblijf in het ziekenhuis noodzakelijk, bijvoorbeeld in verband met een matige conditie
na operatie en behandeling. Bij dit laatste kun je denken aan een zorgvrager die een grote buikoperatie met
bestralingen en chemotherapie heeft ondergaan. Kortdurende zorg in een woonzorgcentrum na verblijf in het
ziekenhuis is dan noodzakelijk om weer op krachten te komen. Voor de zorgvrager is het een ingrijpende periode,
maar ook voor zijn naasten. Revalidatie in een woonzorgcentrum of kortdurende zorg vindt plaats onder begeleiding
van een deskundig team. Bij zorgvragers die opgenomen zijn in een woonzorgcentrum met kortdurende zorg na
verblijf in het ziekenhuis, zal de opnameduur afhankelijk zijn van de redenen van opname. Een zorgvrager die na een
ingrijpende operatie nog op krachten moet komen, kan misschien na zes weken weer terug naar huis, eventueel met
ondersteuning van de thuiszorg. Soms kan ook drie maanden opname noodzakelijk zijn, voordat een zorgvrager weer
naar huis kan. Kenmerkend bij kortdurende zorg is het verschil per zorgvrager voor wat betreft de duur van de zorg,
de frequentie, de mate van zorgbehoefte en de complexiteit. Ook voor deze groep zorgvragers geldt dat in hun
zorg(leef)plan de zorgdoelen meer beschreven worden in termen van zo zelfstandig mogelijk functioneren. Soms kan
een zorgvrager ondanks alle inspanningen en zorg toch niet meer naar huis terugkeren. Dan is permanente opname
in een woonzorgcentrum noodzakelijk.
, Zorgvragers met psychogeriatrische en psychiatrische aandoeningen
De psychogeriatrische zorgvrager is een zorgvrager met een psychische stoornis, bijvoorbeeld dementie, ook wel
dementieel syndroom genoemd. Het gaat hierbij om zorgvragers die onder andere bekend zijn met
geheugenstoornissen en desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. De mate van geheugenstoornissen en desoriëntatie
is afhankelijk van de fase van dementie waarin de zorgvrager zich bevindt. Elke fase heeft zijn eigen kenmerken.
Bijbehorende symptomen kunnen een taalstoornis zijn, het niet meer herkennen van bepaalde voorwerpen en
apraxie (coördinatie van beweging lukt niet meer). Daarnaast bestaan er nog allerlei symptomen die zich kunnen
voordoen, maar dat varieert per zorgvrager.
Door de dubbele vergrijzing (toenemend aantal ouderen dat steeds ouder wordt) zal de groep zorgvragers met
dementie de komende jaren enorm stijgen. Daarmee zal de vraag naar ouderenzorg toenemen. De mate van
dementie en de bijbehorende symptomen bepalen in hoeverre de zorgvrager afhankelijk is van deze zorg. Bepalend
is ook in hoeverre de zorgvrager een beroep kan doen op mantelzorg. Ondersteuning en begeleiding van deze groep
zorgvragers is op allerlei manieren mogelijk. In de thuissituatie kan de huisarts de zorgvrager bij het vermoeden van
dementie voor onderzoek doorsturen. De zorgvrager komt dan terecht op de poli geriatrie of bijvoorbeeld bij de GGZ
voor verder onderzoek en diagnose. In de beginfase van dementie kan de thuiszorg structuur bieden. Vaak bestaan
er binnen de thuiszorg speciale teams voor de begeleiding van zorgvragers met dementie. Daarnaast zijn er ook
mogelijkheden voor dagopvang en dagbehandeling die de zorgvrager structuur en begeleiding kunnen bieden en wat
de mantelzorger kan ontlasten. De zorgvrager kan bijvoorbeeld ook een beroep doen op vrijwilligers of een
maaltijdvoorziening. Als de zorgvrager ernstig gedesoriënteerd is, waardoor hij zijn dag-nachtritme omdraait of zijn
huis niet meer kan terugvinden, kan dit betekenen dat hij intensieve zorg en veel bescherming nodig heeft. Een
opname in een verpleeghuis wordt dan noodzakelijk.
In verpleeghuizen bestaan aparte wooneenheden voor zorgvragers met een dementie, ook wel psychogeriatrische
afdelingen of PG-afdelingen genoemd. Dit zijn wooneenheden die speciaal zijn ingericht voor zorgvragers met
verschillende vormen van dementie. Er kan ook sprake zijn van multipele pathologie. Dat maakt dat de zorg aan deze
groep zorgvragers steeds complexer wordt. Er kan bijvoorbeeld, naast de psychogeriatrische aandoening, sprake zijn
van psychiatrische problematiek zoals een angststoornis of depressie. Als bij de dementie de psychiatrische
aandoening op de voorgrond staat, dan kan de zorgvrager terecht bij speciale afdelingen binnen de GGZ. Staat de
dementie meer op de voorgrond maar is er speciale begeleiding nodig in verband met psychiatrische problematiek,
dan kan de zorgvrager ook in het verpleeghuis op een speciale wooneenheid terecht.
Hoofstuk 4
Het zorg(leef)plan
Bij opname van de zorgvrager in een woonzorgcentrum of bij aanvang van de thuiszorg, verzamel je als
verpleegkundige gegevens over de zorgvrager. Je doet dit door het afnemen van een anamnese. De anamnese dient
als basis voor het zorg(leef)plan en daarmee voor verantwoorde zorg. Als verpleegkundige heb je een belangrijke rol
in het opstellen, bijstellen en evalueren van het zorg(leef)plan.
Doel zorg(leef)plan
De zorgcentra en thuiszorgorganisaties zijn verplicht om voor elke zorgvrager een zorg(leef)plan te hanteren. In de
zorgorganisaties bestaan verschillende modellen om systematisch gegevens te verzamelen. Voorbeelden zijn de vier
domeinen van verantwoorde zorg, het model van Gordon, en de methode van de SAMPC. Steeds meer
zorgaanbieders werken met het digitale zorg(leef)plan volgens het Omaha classificatiesysteem. Bij Omaha is er ook
sprake van vier domeinen, waarin 42 aandachtsgebieden worden uitgewerkt. In een zorg(leef)plan staan de vier
domeinen centraal, namelijk:
mentaal welbevinden;
lichamelijk welbevinden;
woon- en leefomstandigheden;
participatie (meedoen).
Bij het Omahasysteem gaat het om de volgende vier domeinen:
omgevingsdomein;
psychosociaal domein;
fysiologisch domein;
gezondheid gerelateerd gedragsdomein.
Bij het model van Gordon staan de elf gezondheidspatronen centraal en bij de SAMPC-methode verzamel je
gegevens op vijf belangrijke aandachtsgebieden. De letters SAMPC staan voor deze aandachtgebieden: somatisch,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cynthiaherrema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.56. You're not tied to anything after your purchase.