100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Pincode Welvaart en Groei - samenvatting - katern 7 $5.57   Add to cart

Summary

Pincode Welvaart en Groei - samenvatting - katern 7

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Samenvatting van katern 7 - welvaart en groei - van de methode Pincode. Het bevat alles om je goed voor te bereiden voor de toets!

Preview 2 out of 10  pages

  • No
  • Katern 7
  • October 26, 2022
  • 10
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Samenvatting Economie Welvaart en Groei
1.1 Productie, toegevoegde waarde en inkomen
De bruto toegevoegde waarde, geeft de waarde van de productie aan. Dit is het verschil tussen de
waarde van de opbrengst van producten en de waarde van de inkoop van diensten en goederen. Elke
schakel in een productieproces voegt waarde toe. De prijs van het eindproduct is uiteindelijk de
totale toegevoegde waarde, het totaal van alle waarde die de andere schakels hebben toegevoegd.
Toegevoegde waarde = omzet – kosten ingekochte goederen en diensten.

Om waarde toe te kunnen voegen zijn 4 productiefactoren noodzakelijk: natuur, arbeid, kapitaal en
ondernemderschap. Alles wat uit de natuur komt zonder dat mensen hier wat aan gedaan hebben,
komt van de productiefactor natuur. De beloning hiervoor is pacht. Als mensen inspanning leven in
de vorm van arbeid, is de beloning loon. Machines, gebouwen, gereedschappen en kapitaalgoederen
vormen de productiefactor kapitaal. De beloning hiervoor is rente. De productiefactor ondernemen
combineert de andere productiefactoren. De beloning hiervan is winst. Dus:
Natuur  Pacht
Arbeid  Loon
Kapitaal  Rente
Ondernemerschap  Winst
Kapitaalgoederen slijten als ze gebuikt worden. Ze verminderen in waarde, dat noem je afschrijving.
De netto toegevoegde waarde is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde, verminderd met de
afschrijvingen. De netto toegevoegde waarde komt terecht bij de gezinnen, zij die productiefactoren
bezitten. De beloning die ze krijgen voor het inzetten van hun productiefactoren noem je primair
inkomen. Ook wel inkomensvorming genoemd, inkomen uit een van de 4 productiefactoren.

Ook de overheid produceert diensten en goederen. Denk alleen al aan uitgeven van paspoorten. De
diensten van de overheid zijn collectieve goederen, hier is dus geen marktprijs voor, en erg lastig een
omzet over te berekenen. De netto toegevoegde waarde wordt gelijk gesteld met het bedrag dat de
overheid aan lonen uitbetaald. Hoofzakelijk maakt de overheid namelijk gebruik van de
productiefactor arbeid. De bruto productie van alle bedrijven en de overheid bij elkaar geeft het
bruto binnenlands product (bbp). Dit is het primair inkomen + de afschrijvingen. Netto toegevoegde
waarde is min de afschrijvingen. Dit is gelijk aan de waarde van het netto binnenlands inkomen.


Het bbp is dus gelijk aan de
productie van bedrijven en de
overheid samen. Dit is de
objectieve methode. Je kan het ook
volgens de subjectieve methode
berekenen. Je telt dan alle primaire
inkomens en de afschrijvingen bij
elkaar op. Er is nog een derde
manier, de bestedingsmethode.
Namelijk door alle bestedingen van
een land op te tellen. Inkomens
worden namelijk besteed.

, 1.2 De economische kringloop
Als je geld uitgeeft ontstaat er een soort kringloop. Als een winkel iets verkoopt dan blijft het
produceren en verkopen, en dat word gedaan door mensen die ook weer een inkomen krijgen. En
die kopen ook weer dingen. Bestedingen leiden tot productie, en productie tot inkomen, en inkomen
weer tot bestedingen.
Een reële kringloop laat goederenstromen zien tussen de vijf sectoren: gezinnen, bedrijven,
overheid, buitenland en financiële instellingen.
De monetaire kringloop laat de geldstromen zien tussen deze sectoren. Deze twee kringlopen zijn op
macro-economisch niveau. Ze analyseren de economie op het niveau van een heel land.
Inkomen komt van de overheid en de bedrijven. De financiële sector heeft de rol als bankier tussen
spaarders en leners. Gezinnen ontvangen inkomen (Y) van bedrijven. Hier gaat een deel van naar de
belastingen (B). Een ander deel geven gezinnen uit aan consumptiegoederen (C) die door bedrijven
geproduceerd zijn. Ook sparen (S) gezinnen voor toekomstige consumptie, bij de financiële
instellingen. En dit geld word door hun weer uitgeleend voor investeringen (I) van bedrijven, de
overheid en het buitenland. De overheid heft belastingen (B) en gebruikt dit geld om
overheidsbestedingen (O) mee te doen.

Import en export gaan via
de sector bedrijven. Deze
importeren bijvoorbeeld
grondstoffen of complete
eindproducten uit het
buitenland. Ook
importeren ze
productiefactoren. Dit is
import (M). Dit zijn
bestedingen die in het
buitenland gedaan
worden, daarom een pijl
van de bedrijven naar het
buitenland bij import.
Door diensten aan het
buitenland te verkopen en
productiefactoren in het
buitenland in te zetten komt er geld terug. Dit exporteren van goederen of diensten is de export (E).
Dit is wel een eenvoudige krinkloop, zo is er hier geen productie en inkomensvorming te zien bij de
overheid en financiële instellingen. En bedrijven betalen in het echt ook gewoon belasting.

Uit de economische kringloop kun je drie macro-economische identiteiten afleiden. Dit is een
economsiche vergelijking die logischerwijs altijd waar is.
De eerste identiteit kan je bij de sector gezinnen afleiden. Y = C + B + S. Het inkomen van gezinnen
gaat naar drie doelen, consumptie, belastingen en besparingen. Je krijgt dit door de ingaande en
uitgaande geldstromen tegenover elkaar te zetten.
De tweede identiteit is dat het netto binnenlands product gelijk is aan het netto binnenlands
inkomen en gelijk is aan het totaal van alle bestedingen. Gezinnen besteden geld aan
consumptiegoederen, en bedrijven geven geld uit aan investeringen, de overheidsuitgaven zijn
bestedingen van de overheid en het buitenland besteedt geld om goederen te betalen die bedrijven
exporteren. Op de bestedingen aan export moet wel de import in mindering gebracht worden. Dit
komt neer op: Y = C + I + O + E – M. Dat is dan: Netto binnenlands inkomen + import = consumptie +
investeringen + overheidsbestedingen + export – import.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jacodj. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.57. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

81849 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.57
  • (0)
  Add to cart