Complete samenvatting van de hoorcolleges + boekaantekeningen van inleiding klinische neuropsychologie gegeven door T. M. Snijders in . Zelf heb ik een 9,5 gehaald. Zie ook op stuvia de uitgewerkte oefenvragen, horend bij de achtste editie van het boek.
Losse samenvatting van de oefenvragen incl. antwoorden staat ook op Stuvia.
Zelf heb ik met die twee documenten een 9,5 gehaald voor het tentamen.
1
,Inleiding klinische neuropsychologie
Hoorcollege 1 – Introductie klinische neuropsychologie
Hoofdstuk 1: The development of neuropsychology. P. 7-15
Neuropsychologie: verklaring van menselijk gedrag als hersenfuncties.
Klinische neuropsychologie bekijkt oorzaken en gevolgen van het (dys)functioneren van de hersenen.
Dit zijn effecten van aangeboren of verworven neurale stoornissen op cognitieve-, emotionele- en
gedragsfuncties. Het brein is dus heel belangrijk. Vanaf 1800 zijn er veel voor- en tegenstanders
opgekomen; grote meningsverschillen in geschiedenis neuropsychologie.
Laesie studies bekijken de relatie tussen beschadigde hersen en functie verlies.
Neuroimaging bekijkt functie processen in relatie tot hersenactiviteit. Het gaat meer over welke
gebieden betrokken zijn (i.t.t. noodzakelijk).
Monisme vs. dualisme. Debat tussen geest en hersenen.
- Dualisme: geest (cognitie/gedrag) en hersenen (fysieke substantie) afzonderlijke entiteiten
- Monisme: geest (cognitie/gedrag) en hersenen (fysieke substantie) samengevoegde entiteiten
Lokalisme vs. holisme.
- Lokalisme: neuronen en hersengebieden hebben specifieke functies
- Holisme: neuronen en hersengebieden zijn vrij ongedifferentieerd en het werkt meer als een
geaggregeerd veld.
Betekenis van werking van de hersenen (= de aard van neurale communicatie).
- Wordt de geest volledig "geschapen/gemaakt" door de hersenen?
- Kan het bewustzijn worden herleid tot neuronen, dus is bewustzijn alleen neurale activiteit?
- Bestaat er een ziel buiten de neuronen? Hoe zit het met de ziel en de vrije wil?
Waar zijn de hersenen voor?
Vroegere neuropsychologie bestond uit schedeltrepanaties waarbij gaatjes in schedel werden
gemaakt en evt. iets eruit werd gehaald. Bestaat al vanaf ca. 10.000 v.C.
Oudheid.
Edwin Smith Papyrus (ca. 1500 v.C.). Het gaat om een oude Egyptische medische tekst. Eerste keer
dat woord ‘hersenen’ in taal voorkomt. Tekstboek voor trauma van het militaire slagveld, 48 case
studies. Er werd geobserveerd dat hersenletsel symptomen in andere delen van het lichaam kan
veroorzaken. Soldaten met hersenletsel en bepaalde symptomen werden bestudeerd, waardoor de link
werd gelegd tussen hersenen-gedrag.
Pythagoras (500 v.C). Ziel en gedachtes in hersenen, niet in het hart.
Hippocrates (460 v.C.). Haalde ook trepanatie van mystieke naar medische sfeer. Hij paste observatie
en klinisch onderzoek toe, waardoor geneeskunde apart kwam te staan van theologie en mysticisme.
Hij beschreef een man die geheugen voor letters kwijt was, en kwam erachter dat een laesie aan de ene
kant, samengaat met verlamming (hemipares) aan de andere kant van het lichaam.
Plato (427 v.C.). Lokaliseerde verschillende kwaliteiten ziel in verschillende delen van de hersenen.
Dit was het eerste voorstel van één-op-één relatie tussen functie en hersenlocatie.
Herophilus (300 v.C.). Lokaliseerde intelligentie in ventrikels van de hersenen. Dit was de dominante
zienswijze tot de 18e eeuw.
Galen (130 n.C.). Was een arts voor gladiatoren. Hij deed de eerste laesie studies naar hersenen
zintuigen en motor control. De werking via ventrikels.
Descartes (1596). Dualisme, waarbij de pijnappelklier de zetel van de ziel was en zorgde voor
interactie tussen lichaam en geest. De pijnappelklier is de epifyse en produceert melatonine.
Cerebrale lokalisatie.
Vanaf 1800 ontstaat het idee dat mentale functies op specifieke plekken gelokaliseerd zijn.
Gall (1758) en Spurzheim (1810) = lokalisationisten.
- Gall was bekend om de frenologie (toewijzen eigenschappen aan specifieke plekken).
2
,- Localization of function: hypothese dat specifiek functioneel hersengebied elk soort van
eigenschap (hoop, liefde, spiritualiteit, taal, waarneming) controleert. De theorie was dat hoe
groter het orgaan, hoe beter deze vaardigheid of eigenschap in deze persoon was ontwikkeld. Hoe
meer de schedel uitstak op een bepaalde plaats, hoe groter het onderliggende orgaan (wiskunde-
knobbel).
- Omdat er in die tijd nog geen beeldvormende technieken bestonden, werd dit gemeten aan de hand
van de grootte en dikte van de schedel (cranioscopie).
- Problemen met deze theorie:
o De eigenschappen die bekeken werden zijn vaag en niet objectief te kwantificeren
o Eigenschappen van de schedel vertellen je weinig over het onderliggende
hersengebied.
Hoewel we nu heel goed weten dat we de eigenschappen van de hersenen niet kunnen afmeten aan de
grootte van de schedel, is het onderliggende idee van gelokaliseerde hersengebieden die een specifieke
rol hebben voor bepaalde functies vandaag de dag nog steeds invloedrijk.
Van frenologie naar lokalisatie.
Hoe zit het met lokalisatie van functies (zicht, taal) in de hersenen?
Persoon Bevinding
Antilokalist Flourens Nam kleine stukjes cortex weg bij proefdieren
- Vond geen specifieke en blijvende gedragseffecten.
- Soms is herstel mogelijk
Goltz & Gedragseffecten van corticale laesies bij proefdieren
Lashley - Principe of mass action = hoe groter de laesie, hoe sterker het effect
- Principe of equipotentiality = effecten zijn niet erg specifiek
- Breinplasticiteit = herstel is mogelijk
- Stoornissen in complex gedrag (voedsel zoeken)
- Eenvoudige functies bleven bestaan (lopen, eten)
Eenvoudige functies bij dieren zijn meer subcorticaal gelokaliseerd dan bij
de mens
Cortex bij dieren primair verantwoordelijk voor integratie van simpele
gedragingen in complexe gedragingen.
Bij de mens zou een corticale laesie leiden tot eenzijdige verlamming
Lokalist Broca Systematische relatie tussen hersenbeschadiging en taalstoornis; taal is aan één
zijde gelokaliseerd (links)
Wernicke Systematische relatie tussen hersenbeschadiging en taalstoornis
Fritz & Specifieke motorische en sensorische corticale effecten bij honden.
Hitzig - Specifieke bewegingen bij stimulatie van motorische cortex.
Specifieke effecten omdat zij vaak kleinere gebieden weghaalden
Munk Visuele stoornissen na laesie occipitale cortex.
Specifieke effecten vanwege kleinere gebieden activeren.
Penfield & Wakkere hersenoperaties met lokale elektrische
Rasmussen stimulatie om cortex in kaart te brengen; dit riep
bepaalde gedragingen en bewegingen op
(motorische reacties, spraak, zintuigelijke beelden,
hallucinaties, herinneringen).
- Homunculus: somatosensorische en
motorische cortex.
- Penfield procedure: lokale elektrische
corticale stimulatie tijdens hersenoperaties met
lokale anesthesie. Nog steeds gebruikt.
LET OP! Gall en Spurzheim waren geïnteresseerd in LOKALISATIE van functie; daarnaast heb je
ook LATERALISATIE van functie (Broca, Wernicke)
- Lokalisatie = specifieke breingebieden zijn verantwoordelijk voor specifieke gedragingen
- Lateralisatie = gelokaliseerd aan één kant van het brein.
3
, De meeste kennis die we hebben over het functioneren van ons brein komt door individuen met
hersenschade: hieruit zijn verschillende theorieën opgesteld.
Gall en Spurzheim. Zie eerder genoemd.
Bouillaud, Dax, Auburtin en Broca.
- Keken naar de lokalisatie van taal in de hersenen.
- Hypothese was dat taal gelateraliseerd was: het is een functie van enkel de linker hemisfeer.
- Broca’s Area = taalproductie in linker frontale kwab (anterior); spraakbewegingen
- Na het onderzoeken van Tan (alleen ‘Tan’ zeggen, maar wel taalbegrip).
- Als Broca’s area beschadigd raakt: Broca’s aphasia = niet kunnen spreken, wel begrip.
o Hier had Pierre Marie kritiek op, omdat de posterieure
cortex bij Tan achteraf ook beschadigd bleek te zijn.
Wernicke.
- Keek naar lokalisatie van taal in hersenen.
- Gebied van Wernicke = taalbegrip: geluiden omzetten in auditieve
beelden of ideeën = linker temporale kwab bij auditieve cortex
- Hij veronderstelde een relatie tussen horen en spreken, waarbij
beschadiging van Wernicke’s area zorgt voor vloeiend maar onzinnig
en verwarrend spreken; ook kunnen deze cliënten geen woorden
begrijpen; fluent (Wernicke’s) aphasia.
- Voorloper van moderne opvatting dat een mentale functie niet op één
plaats in de cortex, maar op meerdere plaatsen gelokaliseerd is die
onderling verbonden (netwerk) zijn.
Conduction aphasia: ontstaat als beide hersengebieden intact blijven, maar niet meer met elkaar in
verbinding zouden staan. Mensen kunnen dan niet meer napraten. Zo kwamen we erachter hoe
belangrijk het is dat individuele hersengebieden met elkaar kunnen communiceren.
Er kunnen functiestoornissen zijn zonder dat er duidelijke corticale beschadigingen zijn:
- Alexia: niet meer kunnen lezen, doordat de visuele cortex en Wernicke’s area niet meer verbonden
zijn.
- Apraxia: geen reeks bewegingen meer uit kunnen voeren, doordat de motorische- en de
sensorische gebieden niet meer goed met elkaar verbonden zijn
Functiestoornissen door beschadigingen van corticale centra
- Beschadigingen van de gebieden: cellichamen, grijze stof.
- Beschadigingen van de verbindingen: axonen, witte stof
Het begrijpen van geluid gebeurt in Wernicke’s area, het aansturen van de spieren die spraak
produceren gebeurt in Broca’s area. Hierbij is er dus sprake van een neuraal netwerk; er zijn veel
regio’s betrokken bij taal.
Flourens en Goltz.
- Neuroplasticiteit: door het bestuderen van dieren zijn ze erachter gekomen dat de hersenen
veel van hun functies terug kunnen krijgen (herstellen ook in extreme omstandigheden).
Hierdoor werd functionele lokalisatie niet meer zo serieus genomen.
Tegenstellingen lokalisationisten en anti-lokalisationisten overbrugd door Hughlings-Jackson (1931)
- Hiërarchisch model van het brein (ruggenmerg, hersenstam, cortex) = hersenfuncties zijn
hiërarchisch georganiseerd, dus functies worden complexer naarmate men van lagere delen naar
hogere delen gaat
o Lagere delen = ruggenmerg (reflexen), hersenstam (ademhaling), cerebellum (onbewuste
bewegingen)
o Hogere delen = basale ganglia, cortex (complexe functies)
- Alle hersendelen in principe betrokken bij complex gedrag; gedrag in alle drie de niveaus
opgeslagen; elk niveau draagt iets anders bij aan specifiek gedrag. Als elk hoger niveau
beschadigd raakt, zal het gedrag blijven, alleen simpeler (minder geëvolueerd) worden.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Psychologie2023. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.