Mooie uitgebreide en overzichtelijke samenvatting van het vak Pedagogiek/Ontwikkelingspedagogiek. Ik heb zelf een ruime voldoende met deze samenvatting gehaald en snapte door deze samenvatting de stof zeer goed.
Pedagogiek = de leer van de opvoeding, de wetenschap van het begeleiden van kinderen tot aan de
volwassenheid.
Richtingen in pedagogiek:
1. Klinische pedagogiek: gericht op onderzoek naar opvoedingsprocessen in algemeen en naar
sociale, culturele en economische factoren die daarop van invloed zijn.
2. Orthopedagogiek: richt zich op het onderzoek van de hulpverlening aan kinderen die van het
gemiddelde afwijken en de opvoedsituatie waarin zij verkeren.
3. Onderwijskunde: richt zich op alle vormen van scholing en op schoolsystemen.
4. Sociale pedagogiek: richt zich vooral op de sociale omstandigheden en beoordelen deze aan
de hand van pedagogische maatstaven.
5. Wijsgerig-historische pedagogiek: richt zich op de opvoedingswetenschap in het algemeen en
is daarmee een meer theoretisch deelgebied.
6. Transculturele pedagogiek: richt zich op onderzoek naar de opvoeding van kinderen die in
een andere cultuur wonen dan in het land van oorsprong.
De opvoeding neemt als omgevingsfactor een deel over van de functie van de baarmoeder, met als
gevolg dat de hersenen zich mede vormen naar het opvoedingsklimaat = co-evolutie. De pincetgreep
bij mensapen is mogelijk door wat we de opponeerbare duim noemen -> voorwerpen mee
vasthouden. Voortdurend sprake van co-evolutie tussen de ontwikkeling van begrijpen (via grijpen en
gebruiken) en de ontwikkeling van de hersenschors.
Er bestaat ook co-evolutie in de zin van de ontwikkeling van de mogelijkheden die het onrijpe
mensenkind met zich meebrengt en het ontstaan van cultuur. Dat wil zeggen, het kan onderdeel
worden gemaakt van ‘bewust’ (corticaal) manipuleren, waardoor mensen uiteindelijk ook heel
nieuwe patronen kunnen aanleren. Het kind leer leren.
Een kind is een animal educandum, letterlijk een ‘dier dat opgevoed dient te worden’. Hier gaat het
vooral om de opvoeding als mens, de humanisatie. Humanisatie is ook belangrijk als het inslijpen van
een gedragspatroon oftewel ‘modeling’ (leren van anderen als rolmodellen) en imitatie van de
menselijke soort. Dit is nodig om optimaal te ontwikkelen.
De opvoedingsplichtigen zijn in de eerste plaats de ouders uit het zogenoemde kerngezin waarin het
kind wordt opgevoed. De totale opvoeding speelt zich echter af in een veel breder gebied tussen de
opvoedingsplichtigen, andere opvoeders en degene die opgevoed wordt, de opvoedeling (school,
buurt, cultuur, invloed leeftijdsgenoten en andere kinderen).
Opvoeding is een proces waarin een onvolwassen mens wordt geholpen en begeleid tot aan het punt
waarop hij of zij de regie over het leven verder zelf kan overnemen en dat ook daadwerkelijk doet.
Het kind is dan van derde persoon tot tweede persoon getransformeerd: een ‘hem’ of ‘haar’. Het is
uitgegroeid tot iemand met wie gesproken wordt als een gelijkwaardige ‘jij’, als dat punt bereikt is,
spreken we over volwassenheid. Vanaf ongeveer zeventien à achttien jaar -> aarzelende of
semidefinitieve volwassenheid.
De opvoeding heeft verschillende doelen. De haalbaarheid van deze doelen wordt o.a. bepaald door
mogelijkheden en begrenzingen van de opvoeder en opvoedeling. Denk aan levensloop, karakter,
,intelligentie. Daarnaast is de wisselwerking oftewel de wederzijdse beïnvloeding tussen opvoeder en
opvoedeling tussen de verschillende subsystemen, van belang. Subsysteem: er staan steeds twee
fronten tegenover elkaar: ouders versus kinderen. Het ene front voedt het andere op, dat heeft
gevolgen. Ze hebben beide invloed op elkaar.
Je wordt als volwassene in staat geacht de verantwoordelijkheid voor je daden en beslissingen te
dragen. Pedagoog Langeveld spreekt van ‘zelfverantwoordelijke zelfbepaling’. Dit betekent dat de
opvoeding eindig is, gezien vanuit de positie van de opvoeder. Er wordt daarom ook wel gesteld dat
indien de opvoeder ‘overbodig’ is geworden, zijn of haar taak is vervuld. Dit betekent niet dat de
jonge volwassene niets meer hoeft te leren.
Een veilige hechting maakt dat kinderen het uitgesproken verlangen hebben om hun omgeving te
verkennen, ook wel exploratie genoemd. Dankzij deze exploratie werken kinderen zelf aan hun
ontwikkeling. Bij responsief handelen probeert de opvoeder te beantwoorden aan de behoefte van
de opvoedeling en hem of haar speelgoed, voedsel of ervaringen aan te reiken waar het (non-
verbaal) om vraagt of lijkt te vragen in de preverbale periode.
Doel van opvoeding: ‘het vermogen het kind te helpen en begeleiden om zich te ontwikkelen tot een
persoon die de eerder genoemde zelfopvoeding van de opvoedeling in de volwassenheid ter hand
neemt.’
1.1.1 – Autonomie
Opvoeding behelst dus enerzijds het helpen ingroeien in een steeds veranderende en zich verder
ontwikkelende maatschappij, en anderzijds het helpen om de opvoedeling tot zijn of haar recht te
laten komen in die maatschappij. Ook uitgroeien tot een uniek individu. -> we noemen dat de
persoonlijkheidsontwikkeling.
Vijf typen opvoeders:
1. De conservatieve materialisten: dit zijn opvoeders die behulpzaamheid hoog in het vaandel
hebben. Zij sturen vooral aan op goede banen en goede inkomsten voor hun kinderen.
2. De doeners: dit zijn ouders die primaire deugden zoals hoffelijkheid en goede manieren
centraal stellen. Zij willen graag dat hun kinderen goed presteren, dapper en trots zijn en zich
weten te handhaven in de maatschappij.
3. De sociale idealisten: deze ouders sturen aan op het ontwikkelen van sociale eigenschappen,
zoals altruïsme, goede communicatie en verantwoordelijkheid
4. De onopvallende conservisten: dit zijn opvoeders die aansturen op eerlijkheid en op de
bevordering van gezondheid
5. De gematigde hedonisten: bij deze ouders staat levensvreugde hoog in het vaandel, samen
met optimisme, humor, tolerantie en oog hebben voor de medemens.
1.1.2 – Een stukje geschiedenis
Vroeger gelde: hoe meer kinderen, hoe meer inkomsten en hoe meer werk er werd verzet. Kinderen
hadden een economisch en praktisch ‘nut’. De kerk, de buurt en de extended families met
inwonende (groot)ouders droegen vroeger elk hun steentje bij aan de opvoeding.
De stoommachine en de dynamo hadden gevolgen voor de opvoeding en het onderwijs. In deze tijd
werd het onderwijs massaal klassikaal en niet meer hoofdelijk gegeven, op basis van efficiëntie in
plaats van op basis van een opvoedkundig doel: de klassen van veertig kinderen waren gemakkelijker
onder controle te houden als alle kinderen op hetzelfde moment met dezelfde stof bezig waren. Ook
thuis veranderde er veel, de extended families verdwenen en de gezinnen raakten verbrokkeld,
,doordat veel ouders buitenshuis in fabrieken gingen werken. Ook kinderen moesten in fabrieken
werken -> hiertegen kwam verzet. In 1874 werd de kinderwet van Van Houten aangenomen, die
verbood dat kinderen tot twaalf jaar werden ingezet in het arbeidsproces op het land en in de
fabrieken. Gezinnen werden kleiner -> leverden niks op en kosten alleen geld. Persoonlijke vrijheid
kwam meer centraal te staan in de opvoeding, onder invloed van het liberalisme.
Het ondernemerschap in de hogere klassen werd al vroeg in de opvoeding gestimuleerd. De
algemene opvoedingsvisie in tweede helft van 19 e eeuw was meer een materialistische en
kapitalistische. Kinderen werden vooral nuttige en praktische zaken bijgebracht. Het victoriaanse
denken ontstond: waarbij de opvoeding autoritair, streng en dominant was.
Een reactie daarop en op het klassikale onderwijs werd overigens geboden door de
vernieuwingspedagogen, ook wel reformpedagogen genoemd -> hadden als thema dat de
individualiteit of de uniciteit van het kind moest worden gewaarborgd.
- Maria Montessori: stelde dat het onderwijs individueel moet zijn.
- John Dewey: ging ervan uit dat kinderen zichzelf moeten opvoeden door te doen en hun
interesse te volgen (learning by doing)
- Alexander Neill: vond dat ouderen kinderen niets moeten opleggen (de antiautoritaire
opvoeding)
- Carl Rogers: ging uit van een actualisatiebehoefte van het kind: het kind wil zelf iemand
worden, en als je dat met een rigide opvoeding tegengaat, ontstaat een rigide of
incongruente persoonlijkheid die zich krampachtig probeert staande te houden en aan te
passen aan de maatschappij.
Van Fröbel is bekend dat hij vooral aandacht schonk aan de opvoeding van de kinderen in de
kleuterleeftijd, de voorschoolse periode. Hij ontwierp de Kindergarten, een school waarin kinderen in
de kleuterleeftijd leerden spelen, zingen en handenarbeid bedrijven. De ontwikkeling van het kind
zou worden vormgegeven en zou tegemoetgekomen worden aan de kinderlijke drang naar
exploratie.
Opvoeden is lastig. Keuzevrijheid kan opvoeders onzeker maken. Zeltner noemt dit de ‘Wankel-
Pädagogik’. Zij beschrijft hoe kinderen vaak geen enkel houvast hebben, doordat papa of mama de
ene keer laconiek reageert en de andere keer in dezelfde situatie heel boos of streng is. een
mogelijke oorzaak van de toename van het aantal lastige kinderen is het gebrek aan autoriteit dat
ouders en leerkrachten de laatste jaren hebben, doordat zij geen duidelijke regels en afspraken
maken en deze bij overtreding daarvan sanctioneren.
Er is van ouders een groot behoefte aan een vorm van opvoedingsondersteuning.
Opvoedingsondersteuning is een soort verzamelnaam voor interventies en activiteiten die als doel
hebben de opvoedingscompetentie van opvoeders te vergroten. De uit de tv-programma’s
voortvloeiende ondersteuning behelst vooral effective parenting, wat ongeveer gelijkstaat aan het
conditioneren of het africhten van kinderen -> gewenst gedrag aanleren en ongewenst gedrag
afleren.
1.1.3 – Pedagogische programma’s
1. STEP-programma (Systematic Training for EffECTIVE Parenting) / family-lab: Dit
trainingsprogramma, waarbij met concrete rollenspellen wordt geoefend, is gebaseerd op
een Amerikaans programma dat 35 jaar geleden is ontwikkeld door Dinkmeyer en McKay. De
gelijkwaardigheid tussen de ouder en kind en hun behoefte aan verbondenheid staat in dit
, programma centraal. Belangrijk uitgangspunt is het ‘ondogmatisch opvoeden’. Dat betekent
dat er geen vaste gedragsvoorschriften voorhanden zijn voor het handelen van de opvoeder
als het kind bijvoorbeeld schreeuwt of liegt. Methoden zijn van ondergeschikt belang: het
gaat er vooral om dat ouders voor zichzelf leren aangeven waar hun opvoedingsgrenzen
liggen, en die moeten zij vervolgens verpakken in ‘ik-boodschappen’ in plaats van in ‘jij-
boodschappen’. ‘Ik vind het heel vervelend dat je niet even dooreet tijdens de maaltijd,
omdat de anderen ook straks van tafel willen.’ Ipv ‘Jij moet nu echt ophouden met praten en
dooreten’. Geeft op een eerlijke manier beter aan dat de grenzen van de opvoeder zijn
overschreden of dat hij of zij er last van heeft. Zo kan het kind in zekere zin zelf bepalen of
het daar iets aan wilt doen.
2. SESK (Starke Eltern-Starke Kinder)- programma: Een Duitse aanpassing van een programma
van de Finse kinderbescherming uit de jaren tachtig. Dit programma hecht veel waarde aan
de rechten van het kind, met name aan de opvoeding zonder geweld. Ouders moeten,
anders dan bij hier hiervoor genoemde family-lab, leren uitleggen wat de zin is van regels en
grenzen.
3. Triple-P-programma: is meer sturend dan de twee hiervoor beschreven programma’s. triple-
P (Positive Parenting Program) is een Australisch programma dat in 1999 werd ontwikkeld
door Matthew Sanders om ouders en andere opvoeders te laten zien hoe zij hun kinderen op
een positieve wijze kunnen begeleiden. Kort gezegd betekent het een positieve pedagogiek.
Deze pedagogiek kent drie basisprincipes:
Het zorgen voor een veilige en stimulerende omgeving
Het creëren van een positieve leeromgeving
Het leren hoe ouders het beste op ongewenst gedrag kunnen reageren. Een principe is
bijvoorbeeld dat schreeuwen of fysiek straffen geen effect heeft als het kind ongewenst
gedrag vertoont.
Deze principes dragen bij aan de ontwikkeling van een gezond zelfbeeld en een zelfbewuste
persoonlijkheid en zijn in die zin zeker een goede ontwikkeling. KANTTEKENING: Enerzijds is
het natuurlijk heel positief om iets in handen te hebben, maar anderzijds zou aan de
complexiteit van de opvoeding met al haar individuele variëteiten mogelijk voorbij worden
gegaan.
Al deze cursussen kunnen ook juist ouders onzeker maken. De Winter spreekt dan van ‘paranoia van
ouderschap’. Dit leidt tot het in de literatuur beschreven hyper-parenting of too good mothering,
waarbij ouders zich voortdurend zorgen maken om het lichamelijke en geestelijke welzijn van hun
kind. Zij hebben hoge verwachtingen van het eindresultaat van hun opvoeding. Pedagoog John Locke
is ervan overtuigd dat je een kind volledig naar je hand kunt zetten. En als je plan mislukt, heb je als
opvoeder gefaald, want je hebt immers opvoedingsalmacht. KANTTEKENING: Je kunt kinderen niet
alleen vormen, maar ook misvormen, met dezelfde technieken die gebruikt worden voor de positieve
opvoeding. Volgens de Nederlandse pedagoog M.J. Langeveld is de opvoeder in die situaties
waardeblind: het belang van het kind telt niet, of wordt niet verondersteld aanwezig te zijn. Theodor
Litt noemt deze vorm van opvoeden het sturen of Führen. Dit gaat ten koste van het streven naar
autonomie. Het riskante van opvoedingsondersteuning kan liggen in een versimpeling van de
opvoedsituatie. De nadruk kan liggen op tips en trucs.
Zodra we duidelijk weten wat we nastreven, kunnen we van daaruit bewust keuzes maken. Er zijn
verschillende mensvisies, en dit heeft consequenties voor de manier waarop tegen kinderen,
ontwikkeling en opvoeding wordt aangekeken. Denk aan de nature/nuture-kwestie: is het karakter
, van het kind voornamelijk biologisch bepaald (nature), of is het kind voornamelijk een product van
zijn opvoeding (nurture)? Ouders die een grote mate van intelligentie bezitten (nature) en daarbij
erudiet zijn, zullen hoogstwaarschijnlijk hun kinderen eerder intellectueel stimuleren (nurture) dan
ouders die over minder intellectuele interesses beschikken en zelden of nooit een boek pakken.
Verder speelt het aantal kinderen in een gezin en de plaats die zij hebben in de kinderrij een rol. De
oorzaken van de verschillen in het uiteindelijke fenotype (de som van alle waarneembare
eigenschappen en kenmerken van een organisme) kunnen dus in de genen liggen, maar ook in de
omgeving, of in de interactie van beide. De opvoeding en de ervaringen die het kind opdoet, hebben
effect op het brein, terwijl het brein effect heeft op de mogelijkheden en beperkingen van het kind
om ervaringen op te doen en te verwerken.
1.1.4 – Visies op pedagogiek
1. Langeveld
M.J. Langeveld beschouwt de opvoedingswetenschap als een analyse van een beschrijving van de
opvoedingsverschijnselen. Dit betekent dat gebeurtenissen en voorvallen zoals deze beschreven
worden door de opvoeder centraal staan en worden geanalyseerd. We noemen dit de
fenomenologische benadering. De fenomenologie richt zich op gebeurtenissen en voorvallen zoals
deze worden beleefd. De subjectieve waarneming van de opvoeder staat centraal, niet de fysische,
objectieve werkelijkheid. Een situatie is dus niet goed of fout, maar wordt als goed of fout beleefd.
De fenomenologie is een door Edmund Husserl ontwikkelde filosofische methode die zich niet richt
op de concrete zaken, maar wil doordringen tot het wezen en de betekenis van die zaken. De latere
empirische fenomenologie houdt in dat een aantal ervaringsgegevens worden vergeleken met wat er
in de literatuur over bekend is. hierbij gaat het ook om het beschrijven van opvoedingssituaties, maar
deze worden daarnaast verzameld, in kaart gebracht en geanalyseerd.
Volgens Langeveld is er in de voorschoolse periode (tot dat kind leert rekenen en lezen) nog geen
sprake van eigenlijke opvoeding, maar slechts van gewenning of voorbereidende opvoeding.
Voorbereidende opvoeding behelst routinehandelingen, gewoonten en herhaling van steeds
dezelfde handelingen. De opvoeding kenmerkt zich volgens Langeveld door het bewust en opzettelijk
uitoefenen van invloeden die het kind helpen mondig te worden. De opvoeding ontstaan uit de
omgang met de opvoedeling. Volgens Langeveld kan het kind in deze omgang mensenkennis en
kennis van sociale verhoudingen opdoen. -> ‘pedagogisch gepreformeerd veld’. Als er opgevoed
wordt, laat de opvoeder zijn of haar gezag blijken wat volgens Langeveld een noodzakelijke
voorwaarde is voor de opvoeding.
2. Brezinka
Duits/Oostenrijkse pedagoog Wolfgang Brezinka. De opvoeding behelst volgens zijn visie niet het
overbruggen van de verschillen tussen de opvoeders en opvoedelingen wat betreft de leeftijd en de
sociale positie. Het gaat vooral om verschillen in zelfstandigheid en mondigheid, die door de
opvoeding moeten worden gestimuleerd. Brezinka legt het accent op de interindividuele verschillen
in niveau, capaciteit, sociale ontwikkeling en moraliteit. Ook volwassenen kunnen volgens Brezinka
worden opgevoed. In Nederland spreken we niet meer van pedagogiek, maar van andragogiek: het
helpen en begeleiden van volwassenen met als doel hun welzijnssituatie te verbeteren. Brezinka
maakt geen onderscheid tussen opvoeden en propaganda, opvoeden en conditioneren en opvoeden
en beïnvloeden. Alles draait volgens Brezinka om de intentie van de opvoeder: degene die wordt
opgevoed is van ondergeschikt belang. Volgens Brezinka is de pedagogiek een wetenschap binnen de
sociale wetenschappen, die zich onderscheidt doordat er uitspraken moeten worden gedaan over
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marreduteweerd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.06. You're not tied to anything after your purchase.