1. Bespreek de belangrijkste patronen in de evolutie van inkomensongelijkheid
in de afgelopen eeuw, evenals internationale verschillen in deze patronen.
Maak hierbij een onderscheid tussen maatstaven van persoonlijke
inkomensverdeling (Gini, nationale inkomensaandelen) en functionele
inkomensverdeling (arbeidsinkomensaandeel).
1900-1930: Neoklassieke economie, liberalistische tendensen en laissez-faire
1929-1939: Grote Depressie na de Crash of Wall Street
1945-1970: Keynesiaanse welvaartsstaat, financiële stabiliteit weinig
inkomensongelijkheid
1970-1980: Stagflatiecrisis, einde Bretton Woods en ontstaan IMF en Wereldbank
1980-2022: Neoliberalisme sterk toenemende inkomensongelijkheid
Inkomensongelijkheid stijgt sneller in Angelsaksische LME dan in Continentaal-
Europese GME
Persoonlijke inkomensverdeling
Gini-Coëfficiënt: abstracte maatstaf van inkomensongelijkheid volgens cijfer
tussen 0 en 1
1945-1970: dalende coëfficiënt (Keynesiaanse welvaartsstaat)
1970-2022: stijgende coëfficiënt (Neoliberalisme)
Inkomensongelijkheid vanaf 1985 Angelsaksische landen > continentaal Europa
& Japan
Inkomensongelijkheid groeide vanaf 1985 sneller in Angelsaksische landen en
Scandinavië
Coëfficiënt bleef gelijk in Frankrijk, België en Hongarije en daalde in Turkije en
Griekenland
Maar: abstract en moeilijk te interpreteren, enquêtes onderschatten inkomens
rijken (fraude)
Share of top 1% national income: nieuwe maatstaf van Thomas Piketty, aandeel
1% rijksten
Angelsaksische landen: U-vorm (1900-1930 zeer hoog, 1930-1960 daling, 1980-
2020 stijging)
C-Europa & Japan: L-vorm (1900-1930 zeer hoog, 1930-1950 daling, 1980-2022
lage stijging)
Inkomensongelijkheid is groot, maar stijgt afgelopen decennia vooral in
Angelsaksische landen
Functionele inkomensverdeling
1
,Maatstaf deelt nationaal inkomen op in arbeidsinkomensaandeel en
kapitaalinkomensaandeel
Rijkere klassen halen hun inkomen voornamelijk uit kapitaal, lagere klassen
vooral uit arbeid
Sinds 1970-1980: arbeidsinkomensaandeel gedaald, kapitaalinkomensaandeel
gestegen
Vooral in continentaal Europa (loonverschillen sneller stegen in LMEs en
liberalisering vanaf 1980 verzwakte de onderhandelingspositie van arbeiders)
2. Bespreek de neoklassieke interpretatie van toenemende
inkomensongelijkheid in de geavanceerde markteconomieën sinds de jaren
1980. Wat zijn de belangrijkste tekortkomingen van de neoklassieke
interpretatie?
Ongelijkheid is onvermijdelijk, maar wenselijk
Groeiende inkomensongelijkheid is geen slechte zaak zolang iedereen erop
vooruitgaat
Ongelijke inkomensverdeling is zelfs wenselijk zolang ook de inkomens van de
lagere klassen er op vooruitgaan, maar vooral privaat ondernemerschap moet
gestimuleerd worden
Skill-biased technological change
Toenemende inkomensongelijkheid door prijsmechanisme in de arbeidsmarkt
Liberalisering delokalisering arbeidsintensieve delen productieproces naar
lageloonlanden
Technologische vooruitgang en automatisering droeg bij aan dit proces
Toenemende inkomensongelijkheid volgt uit natuurlijke markt-gerelateerde
processen die onvermijdelijk maar wel wenselijk zijn
Economische globalisering
Ook globalisering beïnvloedde de vraag van laaggeschoolde en hooggeschoolde
arbeiders
Globalisering creëerde jobs, maar vooral voor hooggeschoolden
Bedrijven uit arbeidsintensieve sectoren (bv. textiel) werden gedwongen
productieproces naar lageloonlanden te verplaatsen, waardoor vraag
laaggeschoolde arbeid in het Westen daalde
2
, Zowel technologische innovatie als globalisering zijn wenselijk volgens
neoklassieke economen
Gebreken
Globalisering is geen natuurlijk proces, maar komt voort uit beleid van
liberalisering
Geen verklaring verschil inkomensongelijkheid tussen Angelsaksische en
continentaal Europa
Internationale verschillen in beleid, instellingen en sociale structuren worden
genegeerd
3. De toename van de inkomensongelijkheid in de geavanceerde
kapitalistische wereld kan worden gezien als een structurele oorzaak van de
wereldwijde financiële crisis van 2008. Leg uit waarom.
Financiële instabiliteit en huizenmarktcrisis
Link tussen ongelijkheid en financiële instabiliteit (IMF-studie 2012)
Link tussen ongelijkheid en huizenmarktcrisis in de VS (Raghuram Rajan, Fault
Lines 2008)
Deregularisering
Toenemende ongelijkheid politici liberaliseren financieel systeem,
deregulariseringsbeleid
Banken konden meer risico’s en kenden sneller leningen toe aan bottom 90%
Legitimiteitsmotivatie: inkomensongelijkheid heeft minder politieke gevolgen als
bottom 90% consumptie op pijl kan houden, bij gelijke consumptie wordt
inkomensongelijkheid aanvaard
Economische motivatie: een gelijk toenemende inkomensongelijkheid leidt tot
een afname van de economische groei (BBP)
Verschillende interpretaties
Stijgende inkomensongelijkheid vertraagd economische groei, lage- en
middenklasse gaan schulden aan om consumptie op pijl te houden, hogere
schulden creëren financiële instabiliteit
V: ongelijkheid slechte onderwijsmogelijkheden voor gezinnen met een laag
inkomen daling human capital development productiviteitsgroei wordt
verhinderd
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller VitaleLori. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.00. You're not tied to anything after your purchase.