Samenvattingen ontwikkelingspsychologie Feldman 8e editie
19 views 0 purchase
Course
Ontwikkelingspsychologie
Institution
UC Leuven-Limburg
Book
Ontwikkelingspsychologie
Dit zijn samenvattingen van hoofdstuk 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Alle begrippen staan erin gecombineerd met voorbeelden en afbeeldingen uit het boek. Alles wat belangrijk is en waar je examenvragen over zal krijgen staat erin.
H10: de sociaal-emotionele ontwikkeling en
persoonlijkheidsontwikkeling
10.1 Een antwoord op de vraag; wie ben ik?
10.1.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson: conflicten
oplossen
Volgens Erikson: kleuters en peuters psychosociaal conflict rondom eigen
initiatief en ze ontwikkelen zelfconcept
Psychosociale ontwikkeling: veranderingen in interacties met anderen en hoe
we kijken naar het gedrag van anderen en onszelf als leden van de maatschappij
1) Begin kleutertijd; autonomie vs. schaamte en twijfel: kinderen
ontwikkelen zelfstandigheid en autonomie als ouders hun
verkenningsgedrag stimuleren, ze ervaren schaamte en twijfel als de
ouders teveel of te weinig verwachten.
2) Daarna: initiatief vs. schuldgevoel: conflict tussen het verlangen om
initiatief te nemen, in het middelpunt staan en het schuldgevoel door
onbedoelde gevolgen van hun acties.
Ze ervaren plezier bij vaardigheden die ze onder de knie hebben en ze
willen deze verder blijven ontplooien.
Ze willen in het middelpunt staan wat conflicten kan veroorzaken. Ze
moeten een balans vinden tussen hun gretigheid en de omgeving.
De zelfdetermenatietheorie is aanvullend op Erikson’s perspectief. De 3
basisbehoeften; autonomie, verbondenheid en competentie moeten
bevredigd worden om het kind optimaal te laten ontwikkelen.
10.1.2 Het zelfbeeld in de peuter- en kleutertijd
Zelfbeeld: iemands identiteit of opvattingen die ze over zichzelf hebben
Peuters en kleuters gaan vaak hun capaciteiten overschatten. Ze hebben een
positief toekomstbeeld, ookal hebben ze verloren.
Dat optimisme is er omdat ze zichzelf nog niet met andere vergelijken.
Kinderen in Westerse culturen; individualistische oriëntatie
= denk en leefwijzen waar de nadruk ligt op persoonlijke identiteit, de eigenheid
en persoonlijk belang
Kinderen in Aziatische culturen; collectivistische oriëntatie
= denk en leefwijzen waar de nadruk ligt op onderlinge en wederzijdse
afhankelijkheid (niet moeten opvallen)
1
,10.1.3 Genderidentiteit: het ontstaan van mannelijkheid en
vrouwelijkheid
Jongens en meisjes worden vaak vanaf hun geboorte verschillend behandeld.
Geslacht = anatomische geslachtskenmerken
Gender = sociaal-culturele bepaalde kenmerken van mannelijkheid of
vrouwelijkheid
Op 2 jaar geven kinderen zichzelf en anderen het label man of vrouw.
Jongens spelen meer met jongens en meisjes met meisjes. Peuters en kleuters
hebben ook verwachtingen over het gedrag van jongens en meisjes. Deze zijn
meer stereotiep dan die van volwassenen en minder flexibel.
Hun opvattingen hebben invloed op hun eigen gedrag en hoe ze omgaan met
anderen.
Biologische theorieën over genderverschillen:
Hormonen
Biologische verschillen in de hersenen van jongens en meisjes,
bijvoorbeeld; zenuwbundel is bij meisjes groter
Evolutionaire benadering; genderverschillen waarborgen de overleving van
de soort
Psychoanalytische theorieën over genderverschillen:
Theorie van Freud: verschillende fasen die gerelateerd aan onbewuste driften
Fallische fase: plezier aan genitale seksualiteit
Einde van de fallische fase belangrijk keerpunt in de ontwikkeling.
Oedipuscomplex: jongens ervaren een erotische binding met hun moeder en
zien hun vader als concurrent.
op 5 jarige leeftijd, wanneer anatomische verschillen in het oog springen
Ze krijgen castratieangst, om deze angst te overwinnen onderdrukken ze het
verlangen naar hun moeder. Ze beginnen hun nu te identificeren aan hun
vader en willen zoveel mogelijk op hem lijken, dit heet identificatie.
= eigenschappen, waarden en houdingen van iemand anders eigen maken en
zichzelf transformeren naar het model van een ander
Bij meisjes noemt dit het elektracomplex. Dit begint wanneer meisjes beseffen
dat ze geen penis hebben (3-4j). tot dan identificeerde ze zich met de moeder
maar nu veranderd dat, ze ervaren penisnijd (verlangen om te verkrijgen wat ze
penis symboliseert). Ze doen bezittelijk over de vader waarbij er rivaliteit
ontstaat bij de moeder. Op 6-7 jarige leeftijd verdwijnt dit.
Identificatie met de ouder van dezelfde seks genderattitudes en waarden
overnemen ‘normaal’ gedrag per gender telkens doorgegeven
Veel kritiek; seksisme
De sociale leertheorie over genderverschillen:
2
,Leren door anderen te observeren; ouders, leeftijdgenoten, … Als ze zien dat
hun gedrag beloond word gaan ze het ook doen.
Ook speelgoed, boeken en media spelen een grote rol. 2x zoveel mannen op tv.
Dit allemaal heeft heel veel invloed op wat hun het passend gedrag vinden.
Soms gaat dit ook via directe manier: ouders zeggen dat ze zich als een ‘lief
meisje’ of als een ‘grote jongen’ moeten gedragen
De cognitieve theorie over genderverschillen:
Genderidentiteit: persoonlijke gevoel over eigen seksualiteit
Kinderen ontwikkelen genderidentiteit door verlangen om duidelijke
identiteit te ontwikkelen.
Hiervoor ontwikkelen zich een genderschema: cognitief raamwerk waarbinnen
genderrelevante info wordt geordend kinderen ontwikkelen dit al vroeg in het
leven.
Jonge kinderen denken dat sekseverschillen niet gebaseerd zijn op biologische
verschillen, maar op gedrag.
Rond 4-5 jaar; ontwikkeling genderconstantie: mensen zijn permanent mannen
of vrouwen door onveranderlijke biologische factoren
Genderdiversiteit:
Het is oke als jongens eens een rokje aandoen en meisjes met auto’s spelen.
Genderexpressie: manier waarop iemand de genderbeleving naar buiten
brengt
Dit zegt niks op dat iemand later op mannen of vrouwen valt of van geslacht wilt
wisselen. Het is belangrijk dat een kind zich vrij mag uiten.
Transgender: mensen die zich niet thuis voelen in hun geslachtsrol die past bij
de uiterlijke geslachtskenmerken die ze vanaf hun geboorte hebben
Genderdysforie: onbehagen voelen over het feit dat hun geboortegeslacht niet
overeenkomt met de genderidentiteit, dit gebeurt vaak op jonge leeftijd maar
gaat vaak ook weg
Non-binaire personen: mensen die zich niet thuis voelen in een
gendercategorie en zich daarom beter voelen in een non-binaire genderidentiteit;
combinatie mannelijke en vrouwelijke kenmerken
Steeds meer aandacht voor genderbewust opvoeding omdat
genderdiversiteit verschilt.
Genderbewuste opvoeding: kinderen stimuleren om zelf keuzes te maken
gebaseerd op hun persoonlijkheid, los van de genderstereotypes
Genderdiversiteit: aandacht voor de verschillen tussen genders
10.1.4 Het ontdekken van seksualiteit
3
, Ontdekken lichamelijke verschillen jongens en meisjes peuters onderzoeken
hoe hun moeder, vader en anderen eruit zien. Zo leren ze ook hun eigen lichaam
kennen.
3 jaar; al door dat er iets geheimzinnig rond seksualiteit hangt
Kleuters verkennen het lichaam door spelletjes; doktertje, vadertje en
moedertje
Praten over seks kan niet vroeg genoeg, zolang ze het maar niet iets
schaamtelijks maken. Het is wel belangrijk om grenzen te stellen.
10.2 Vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters
10.2.1 Het ontstaan van vriendschappen
Voor 3 jaar: kinderen zijn op dezelfde plek zonder sociale interacties
Vanaf 3 jaar: ontwikkelen vriendschappen
Relaties met volwassene zijn gebaseerd op hun behoefte aan verzorging,
bescherming en begeleiding. Met leeftijd genoten is er behoefte aan spelen en
vermaken.
Vriendschappen op 3 jaar: gericht op samen dingen doen en spelen
Oudere kleuters: belang aan vertrouwen, steun en gemeenschappelijke
interesses
10.2.2 De regels van het spel
Niet enkel voor plezier maar ook om te ontwikkelen op cognitief, motorisch en
sociaal vlak.
Spel categorieën:
Peuters houden zich vooral bezig met functioneel spel
= spelvorm die bestaat uit eenvoudige, herhalende activiteiten
o Objecten betrokken (poppen, auto’s, …)
o Herhaaldelijke spierbewegingen (huppelen, springen, klei uitrollen, …)
o Het kind doet puur iets om actief te zijn
Tegen ze 4 jaar zijn schakelen ze over naar constructief spel
= spelvorm waarbij kinderen objecten manipuleren om iets te produceren of
bouwen het heeft een einddoel
o Lego huis bouwen, puzzelen
o Cognitieve en fysieke vaardigheden testen en fijne motoriek oefenen
Sociale aspecten van spelen:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterredriesen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.