De student kent de factoren die van invloed zijn op de prognose van het herstel van
hersenletsel:
Ernst en de aard => ernst bepaalt mate van herstel, dus: patiënten met een ernstige afasie
hebben een langere herstelperiode nodig van patiënten met een lichte afasie en ze komen
er uiteindelijk ook slechter uit. De kans dat een patiënt met een globale afasie volledig
herstelt is veel kleiner dan iemand met een amnestische afasie.
Leeftijd => de leeftijd zelf zegt niks over het herstel, maar de onderliggende factoren die
samenhangen met de leeftijd wel
Geslacht => het is niet bekend of het geslacht een prognostische factor is wat betreft het
herstelverloop. Onderzoeken spreken elkaar tegen.
Links- of rechtshandig => dit is niet bekend. Van mensen die rechtshandig zijn weten ze wel
zeker dat het taalcentrum links ligt opgeslagen, maar bij linkshandige mensen weten ze niet
zeker of het taalcentrum links ligt opgeslagen. Bij linkshandigen is de hersenstructuur
anders. Bij hen kan ook overal een beetje opgeslagen liggen verspreid.
Psychosociale factoren => hebben invloed, maar dit is onvoorspelbaar. We weten niet
precies hoe deze invloed hebben. De kans dat ze invloed hebben is groot, maar dat verschilt
heel erg per persoon.
Slikstoornis => als een patiënt ook nog een slikstoornis heeft duidt dat vaak op een slechtere
prognose
Aantal keren hersenletsel => is dit de eerste keer dat iemand hersenletsel heeft of is dit al
meerdere keren gebeurd? Naar mate er meer beroertes plaats hebben gevonden, wordt de
prognose uiteraard slechter
Algemene gezondheid => als iemand nog allerlei andere gezondheidsklachten erbij heeft kan
dit het herstel beïnvloeden. Of bijvoorbeeld mensen die terminaal ziek zijn, zoals ALS-
patiënten, zullen alleen maar achteruit gaan qua behandeling i.p.v. verbeteren. Bovendien
wil je iemand die terminaal is nog niet gaan lastig vallen met therapie. Je kijkt ook naar de
conditie van het brein zowel voor als na de beroerte
De student kent de factoren die van invloed zijn op het herstelverloop van afasie:
Tijd post onset => hoe lang is het geleden dat de patiënt de beroerte kreeg? Het meeste
spontane herstel vindt plaats in de eerste 3 maanden na de beroerte. 3-6 maanden na de
beroerte wordt het spontane herstel aanzienlijk minder en na ongeveer een jaar is er geen
spontaan herstel meer mogelijk. De precieze momenten hiervan verschillen per persoon. Je
weet dat er geen herstel meer mogelijk is op het moment dat er geen significante
vooruitgang meer te zien is bij je evaluatiemoment.
Tijdig starten met de behandeling => zoals hierboven beschreven is het meeste spontaan
herstel te behalen in de eerste 3 maanden. Belangrijk is dus dat tijdig wordt gestart met de
behandeling van de afasie
, Samenvatting ADD jaar 3
Neuromechanismes van herstel => spontaan herstel heeft de volgende 3 fases:
1. Het bloedvat gaat kapot, overal zit bloed. Hierdoor ontstaat er een vochtophoping
wat leidt tot een zwelling. Oftewel; oedeem (vochtophoping) wordt afgevoerd
2. Het afgestorven hersendeel (=alles wat beschadigd is) wordt afgevoerd. Dus je hebt
daarna als het ware een soort gat
3. Bloedcirculatie wordt beter
Hersenplasticiteit => Spontaan herstel kan op één of meerdere van de volgende manieren
plaatsvinden:
1. Diaschisis = een deel van de hersenen is dood en de omringende gebieden raken als
het ware in shock, waardoor deze tijdelijk ook stoppen met werken. Hierdoor lijkt in
eerste instantie de schade vaak groter dan deze eigenlijk is. Na verloop van tijd gaat
de ‘shock’ over en dan gaan de omringende gebieden weer werken
2. Sprouting = de omringende hersengebieden maken nieuwe verbindingen met elkaar,
oftewel; veranderingen in connecties tussen de neuronen/ intacte cellen. De functies
worden hersteld
3. Substitution = een ander deel van de hersenen neemt de taken van het afgestorven
deel over. Vaak neemt de rechter hersenhelft het over. Dus zowel structuur van het
brein als de plaats van de functies kunnen veranderen.
De bovenstaande begrippen zijn geen opvolgingen van elkaar. Het kan ook zo zijn dat het
allemaal plaatsvindt. Het zijn verschillende manieren van bijdragen aan de hersenplasticiteit.
De student benoemt de definitie van verschillende niet-logopedische fysieke en cognitieve
gevolgen van CVA die van invloed zijn op de communicatie en/of onderzoek en behandeling:
Oriëntatie in tijd Weten hoe laat het is, welk seizoen, welke tijdsframe we
leven, etc.
Oriëntatie is Duur van een activiteit kunnen inschatten
tijdsinschatting
Oriëntatie in persoon Iemand herkent personen die voor hem bekend zijn. Nieuwe
personen de volgende dag kunnen herkennen. Vaak weten
patiënten niet meer wie je bent. Ze herkennen je wel, maar
hebben geen idee of je bijv. de logo bent of de fysio
Oriëntatie in ruimte De weg vinden in een voor hem bekende ruimte (binnen een
gebouw). In een instelling kan een patiënt bijv., afhankelijk
van de complexiteit van de instelling, na een aantal dagen
bekende routes herkennen
Oriëntatie in plaats Iemand weet waar ie is en waar deze gevestigd is. Bijv. een
ziekenhuis en in welke plaats het is, etc. ook bijv. de weg naar
huis weten valt hieronder
Activatie- of Iemand presteert optimaal als het arousalniveau gemiddeld
arousalniveau is. Bij onverwachte prikkels is men in staat dit te verhogen of
langere tijd op voldoende hoog niveau te houden. Als je
ergens een adrenalinekick van krijgt verhoogt je
arousalniveau.
Als je buiten bewustzijn bent is je arousalniveau 0.
Patiënten met een verminderd arousalniveau vallen
regelmatig in slaan wanneer ze niet geactiveerd worden of de
, Samenvatting ADD jaar 3
aandacht vermindert tijdens handelingen of een gesprek. Ze
kunnen ook moeilijk stilzitten, zijn onrustig, prikkelbaar en
voortdurend op zoek naar nieuwe stimuli
Gerichte (selectieve) Je aandacht kunnen richten op een taak en je niet laten
aandacht afleiden door onbelangrijke prikkels. Bij stoornissen hierin is
de patiënt niet of onvoldoende in staat om irrelevante
informatie te onderdrukken. Dit zal meer naar voren komen
in een drukke of meer complexe omgeving
Verdeelde aandacht De mogelijkheid om te reageren op meer dan één taak
tegelijkertijd, of op verschillende elementen tegelijkertijd
binnen een complexe taak, of meerdere geautomatiseerde
taken naast elkaar uit te voeren. Deze is verminderd
naarmate het tempo van informatieverwerking is vertraagd.
Daarnaast kunnen vele basisvaardigheden niet meer
automatisch worden uitgevoerd, zoals het voeren van een
gesprek tijdens het lopen
Volgehouden aandacht De aandacht voor de duur van een (deel)activiteit gericht
kunnen vasthouden, bijv. tijdens een gesprek of oefening. Bij
relatief korte testonderdelen (15 min) kunnen stoornissen
hierin niet altijd gedetecteerd worden. Ze komen eerder naar
voren in het dagelijks leven en uiten zich vaak in een
versnelde vermoeibaarheid en verminderde energie
Geheugen Vermogen om informatie op te slaan (inprenten), te bewaren
(onthouden) en later weer toe te passen, zowel bij
reproduceren (opdiepen, recall), als bij herkennen
(recognitie). Geheugenstoornissen komen heel vaak voor bij
CVA-patiënten. Ze belemmeren de revalidatie bij het
aanleren of herleren van vaardigheden.
LET OP: DE TOKEN TEST MAG JE NIET AFNEMEN BIJ IEMAND
MET GEHEUGENPROBLEMEN!
Korte termijn geheugen Werkgeheugen. Kortdurend vasthouden van informatie
(hooguit een paar minuten) in het geheugen, bijv. een
telefoonnummer of een opdracht of mededeling. Als je korte
termijngeheugen niet goed werkt en de informatie niet kort
beklijft, heb je ook geen tijd om het op langere
termijngeheugen op te slaan. Dus dan is het heel moeilijk om
dingen te leren
Lange termijn geheugen Door herhaling of diepere verwerking kan informatie uit het
korte termijngeheugen opgeslagen worden in het lange
termijngeheugen. De capaciteit van het lange
termijngeheugen is onbeperkt.
Declaratief/expliciet/bewust geheugen = kennis die meer of
minder bewust wordt afgeleid uit ervaringen en
gebeurtenissen. Bijv. je kan je herinneren wat je vorige week
hebt gedaan of je onthoudt woorden uit een geheugentest
(episodisch geheugen), men kent de betekenis van een
woord (semantisch geheugen) of je herinnert een plan dat je
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller selenag. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.