VB
2.4 Achtergestelde vorderingen
Achterstelling geschiedt bij overeenkomst tussen debiteur en crediteur (3:277 lid 2). Die overeenkomst houdt in dat de crediteur afstand doet van
de positie die de wet hem toekomt bij een eventuele concursus.
De afstand kan achterstelling ten opzichte van alle andere crediteuren inhouden of alleen ten opzichte van bepaalde anderen.
In het laatste geval, moet bij de verdeling van de executieopbrengst de rangorde worden bepaald zonder de achterstelling, waarna het aan de
achtergestelde partij toegewezen bedrag in handen wordt gesteld van de betreffende crediteuren tegenover wie de achterstelling geldt.
5.6 Gelegde beslagen vervallen
Als gevolg van de faillietverklaring vervallen de eerder gelegde beslagen, aldus 33 lid 2 Fw.
Complicaties kunnen zich voordoen als tussen het moment van beslaglegging en faillissement nog een beschikkingshandeling wordt verricht door
de beslagene (de later gefailleerde). We onderscheiden daarbij bezwaring en vervreemding (zie 3.4).
Executoriaal verhaalsbeslag – bezwaring – faillissement
Het verval van het beslag door faillietverklaring, heeft niet in alle opzichten tot gevolg dat de gevolgen van de relatief blokkerende werking ook
komen te vervallen.
Als bijvoorbeeld eerst beslag wordt gelegd, daarna door de beslagene een hypotheekrecht wordt gevestigd op het beslagen goed, en vervolgens
het beslag vervalt door faillietverklaring van de beslagene, kan óók de curator de relatief blokkerende werking (zie par 3.3.) inroepen tegen de
beperkt gerechtigde30.
De tussenoplossing die door de Hoge Raad werd gekozen in Banque de Suez/Bijkerk q.q. is allereerst dat de zekerheidsgerechtigde geen recht van
parate executie toekomt en dat dus alleen de curator tot executie mag overgaan. Van de netto-opbrengst van het goed wordt vervolgens éérst het
deel af gehaald dat de beslaglegger zou hebben gekregen als er geen faillissement was geweest. Dit bedrag komt ten goede aan de boedel (wordt
dus niet aan de beslaglegger uitgekeerd maar aan de curator). Volgens de HR deelt de hypotheekhouder niet mee bij de verdeling van het eerste
deel. Als er daarna nog een executieoverschot is, wordt dat verdeeld volgens de rangorde waarbij de hypotheekhouder wél meedeelt in de
opbrengst.
Executoriaal verhaalsbeslag – vervreemding – faillissement
Als C beslag legt op het goed van A, waarne A het vervreemdt aan B, heeft rechtsopvolger B het goed 'gewoon' verkregen, zij het dat de
beslaglegger C kan executeren zonder zich de rechten van de nieuwe rechthebbende B aan te trekken (475h Rv). Zou na de vervreemding het
faillissement van A worden uitgesproken, dan blijft het beslag intact.
Het goed behoort namelijk niet meer tot het vermogen van de gefailleerde A, maar tot het vermogen van B.
Gecompliceerder is de situatie waarin de nieuwe rechthebbende óók failliet gaat. Over deze situatie gaat het arrest Ontvanger/De Jong q.q. De
combinatie van twee faillissementen wordt als volgt opgelost: door de vervreemding raakt het faillissement van de beslagene niet het beslag,
omdat het goed niet langer tot de failliete boedel behoort; het beslag blijft dus rusten op het goed. Doordat de vervreemding van het beslag niet
kan worden ingeroepen tegen de beslaglegger, kan deze zijn beslag vervolgen onder de nieuwe eigenaar. Aangezien die echter failliet is, moet de
beslaglegger via de 'gewone' faillissementsregels worden gerangschikt en delen in de opbrengst. De HR oordeelde (zie ook par 3.3.):
'Indien de derde-verkrijger in staat van faillissement wordt verklaarden de beslagen zaak daarmee in de boedel van dat faillissement valt,
heeft het bepaalde in 33 lid 2 Fw tot gevolg dat de beslaglegger die zaak niet meer met een beroep op 453a lid 1 Rv zelf kan uitwinnen
alsof er geen faillissement was.'
5.8 Verificatie, rangschikking en uitdeling
De vorderingen van crediteuren van de gefailleerde die zijn ontstaan voor datum faillissement moeten ter verificatie worden ingediend om kans te
maken op betaling, zie 26 Fw.
De verificatieprocedure (108 e.v. Fw) strekt er kort gezegd toe om de curator in staat te stellen om de vorderingen te erkennen of te betwisten en
om vast te stellen of er voorrang aan de vordering is verbonden of niet.
De indiening ter verificatie geschiedt door of bij de curator (110 lid 1 Fw): 'door' betekent hier dat de curator de bevoegdheid heeft om zelf
schuldeisers op de lijst van vorderingen te plaatsen.
Komt het niet tot een akkoord met de schuldeisers, dan komt de boedel in staat van insolventie te verkeren (173 Fw). Dit luidt de vereffeningsfase
in. De simpelste gang van zaken is dan dat een uitdelingslijst wordt opgesteld. De slotuitdelingslijst luidt het einde in van het faillissement (193 Fw).
Art. 57 lid 1 Fw bepaalt dat pand- en hypotheekhouders hun recht kunnen uitoefenen alsof er geen faillissement was. Dit noemen we het recht van
separatisme (droit de séparer). Crediteuren die een pand- of hypotheekrecht hebben hoeven zich dus in de regel niets van het faillissement aan te
trekken. Zij hoeven hun vorderingen niet ter verificatie in te dienen, hoeven geen uitdelingslijst af te wachten, maar kunnen integendeel direct tot
uitwinning van de bezwaarde goederen overgaan.
, De rangorde van de pre-faillissementscrediteuren in de vereffeningsfase komt grof gezegd of het volgende neer. Allereerst is het van belang om te
weten of een crediteur separatist is of niet (57 Fw).
De pre-faillissementscrediteuren die niet een separatistenpositie hebben, hebben slechts recht op uitkering als er nog iets over is gebleven na
aftrek van de bijzondere en algemene faillissementskosten (ook wel: boedelschulden). Is dat het geval, dan wordt een rangregeling gemaakt,
waarbij geldt:
1. 3:278-279 BW: pand/hypotheek
2. Bijzondere voorrechten op specifieke goederen (3:283-287); onderling in beginsel gelijke rang (3:281 lid 1)
3. Algemene voorrechten op het gehele vermogen (3:280 jis. 3:288-289); onderlinge rang op grond van wetsvolgorde (3:281 lid 2)
4. Eventuele 'andere in de wet aangegeven gronden' voor voorrang (3:278)
5. Concurrente crediteuren (3:277)
6. Achtergestelde crediteuren (3:277 lid 2)
In het faillissement van de debiteur neemt de retentor een speciale positie in. Hij verliest zijn retentierecht niet door de faillietverklaring (60 lid 1
Fw), maar hij zal zijn vordering wel ter verificatie moeten indienen onder opgave van zijn retentierecht (110 Fw).
.9 Faillissement en betalingstransacties
In deze paragraaf volgt een overzicht van de belangrijkste gevolgen van faillietverklaring voor betalingen rondom de datum van faillietverklaring.
Chartaal geld, dus munten en biljetten, kunnen als roerende zaken worden gezien; de regels van eigendom, bezit en houderschap zijn erop van
toepassing. Dat geldt niet voor giraal geld, een creditsaldo op een bankrekening. Giraal geld wordt namelijk gezien als een vorderingsrecht op
naam, toebehorend aan de rekeninghouder, op de bank als debiteur, voortkomend uit een contractuele rekening-courantverhouding als bedoeld in
6:140 BW.
Een girale overboeking van de ene naar de andere bankrekening wordt in goederenrechtelijke zin niet gezien als cessie van dat vorderingsrecht aan
de ontvanger van de betaling. De betalingstransactie wordt gezien als het (gedeeltelijk) tenietgaan van de vordering op de bank aan de betalende
klant (de betaler) en het ontstaan (of groter worden) van de vordering op de bank aan de ontvangende klant (de betalingsbegunstigde).
Voor toepassing van het fixatiebeginsel per 00:00 (23 Fw) is van belang om te weten op welk moment een girale betaling als voltooid mag worden
beschouwd. Volgens 6:114 lid 2 BW vindt tussen begunstigde en betaler de betaling plaats op het moment van creditering van de rekening van de
begunstigde.
De gefailleerde is vanaf datum verklaring niet bevoegd betaling in ontvangst te nemen (23 Fw). De curator neemt deze plaats in (23 jo. 68 Fw).
Betaling aan de gefailleerde is riskant. Vooral wanneer dit contant was of wanneer een girale betaling wordt gedaan op een moment dat de curator
nog niet de macht heeft verkregen over de bankrekening. Als de betaling niet voltooid is voor datum faillietverklaring (00:00) dan kan de curator in
beginsel nogmaals betaling van de debiteur vorderen. 52 Fw geeft twee uitzonderingen.
Allereerst hoeft de debiteur niet nogmaals te betalen als de betaling ten bate van de boedel is gekomen, bijvoorbeeld als de betaling uiteindelijk
tóch in handen is gekomen van de curator (52 lid 3 Fw).
In de tweede plaats kan de betalende derde, mocht de betaling niet ten bate van de boedel zijn gekomen, zich verweren met een beroep op zijn
onwetendheid van de faillietverklaring. 52 lid 1 Fw staat namelijk toe dat de betalende derde zich op zijn goede trouw beroept als het gaat om de
betaling van de schuld uit een pre-faillissementsvordering die plaatsvond na faillietverklaring maar voor bekendmaking van het faillissement in de
Staatscourant.
Er kunnen complicaties spelen, bijvoorbeeld als een derde partij betrokken is zoals de ontvangende of bijschrijvende bank.
De bank van de gefailleerde moet het ontvangen bedrag afstaan aan de curator (20 Fw).
Als de bankrekening echter in het rood staat zou de bank liever tot verrekening met dit bedrag overgaan. Dit is echter niet toegestaan, dit botst
namelijk met het fixatiebeginsel. Alleen binnen de grenzen van 53 Fw kan nog verrekening plaatsvinden.
De faillietverklaring ontneemt de gefailleerde de bevoegdheid om over het banksaldo te beschikken en om de bank opdracht tot overschrijving te
geven. Als een betalingstransactie door de (latere) gefailleerde nog niet is voltooid door creditering van de rekening van de ontvanger op het
moment dat het faillissement intreedt (00:00), dan kan de curator het betaalde terugvorderen van de ontvanger.
De ontvanger, die kennelijk iets te vorderen zal hebben gehad van de gefailleerde, zal zijn vordering alsnog gewoon ter verificatie moeten
aanmelden. Een bescherming van goede trouw van de ontvanger van de betaling ontbreekt.
6.1 Algemeen
De overheid beschikt over de 'gewone' privaatrechtelijke executiemiddelen die ook aan gewone crediteuren toekomen. Maar de wet geeft de
overheid ook vaak bijzondere rechten.
Een van de overheidsfunctionairssen die zichzelf een executoriale titel kan bezorgen is de 'fiscus', de belastingdienst. Ofwel, de 'Ontvanger'.
Inning van rijksbelastingschulden is geregeld in de Invorderingswet (InvW).
6.2 Een korte geschiedenis
De fiscus is niet alleen bijzonder wat betreft invorderingsmogelijkheden, maar ook wat betreft voorrang in concursus.
De fiscus heeft al sinds 1845 een voorrecht op de goederen van de belastingplichtige. Zie hierbij 21 lid 1 InvW.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isajumelet1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.38. You're not tied to anything after your purchase.