Literatuur samenvatting Formeel belastingrecht
Hoofdstuk 2.1 t/m 2.3: wijzen van heffing
Degene aan wie de aangifte is uitgereikt moet die aangifte inleveren (art 8 lid 1
AWR). De inspecteur stelt vervolgens aan de hand van de ingeleverde aangifte de
aanslag vast (art 11 lid 1 AWR).
Bij de aanslagbelastingen is de aangifte primair een hulpmiddel voor de inspecteur
om de aanslag vast te stellen. Het is een hulpmiddel mdat de inspecteur niet
verplicht is om de aangifte te volgen. Ingevolge art 11 lid 2 AWR kan hij van de
aangifte afwijken of de aanslag ambtshalve vaststellen.
Bij aangiftebelastingen is sprake van een zogenoemde doe-het-zelfheffing oftewel
self-assesment. De belastingplichtige of inhoudingsplichtige moet, nadat hij is
uitgenodigd tot het doen van aangifte, in eerste instantie zelf de belastingschuld
formaliseren: op grond van artikel 19 AWR moet hij de belasting overeenkomstig de
aangifte aan de ontvanger betalen.
Op grond van artikel 6 lid 3 AWR jo artikel 2 uitvoeringsregeling AWR is degene die
niet binnen een bepaalde termijn – voor de inkomstenbelasting zes maanden na het
tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan – is uitgenodigd tot het doen van
aangifte, verplicht om de inspecteur om een uitnodiging tot het doen van aangifte te
verzoeken.
De belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte is op grond van
artikel 8 lid 1 AWR in beginsel verplicht om aangifte te doen.
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel a AWR moet de belastingplichtige de in de
uitnodiging gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud invullen.
Ook moet de aangifte worden ondertekend. Als de inspecteur geen oordeel kan
vormen over de verschuldigde belasting, dan is niet voldaan aan de aangifteplicht.
De belastingplichtige is niet gebonden aan zijn aanvankelijk ingediende aangifte.
Gebreken kunnen zo nodig worden herteld met een aanvullende aangifte. De
belastingplichtige kan ook in bezwaar nog terugkomen op een reeds ingevulde
aangifte. Voor vermogensetikettering is de Hoge Raad strenger. Behoudens
bijzondere omstandigheden kan men niet meer terugkomen op geëtiketteerde
bestanddelen.
Het niet of tijdig doen van aangifte kan door de inspecteur in de eerste plaats worden
bestraft met een lichte bestuurlijke boete, een verzuimboete geheten. Die boete
bedraagt ten hoogste 5.514 euro (art 67a AWR). Het niet of onjuist doen van aangifte
kan, als er opzet in het spel is, bij de aanslagbelastingen ook worden bestraft met
een zwaardere bestuurlijke boete, een vergrijpboete genoemd. Die boete kan
oplopen tot 100 procent van de verschuldigde belasting (art 67d lid 1 AWR).
Voor de normale bewijslastverdeling is het uitgangspunt dat de inspecteur de
belastingvermeerderende elementen, als bijvoorbeeld positieve winst, stelt en zo
nodig bewijst. Op de belastingplichtige rust de bewijslast om de
belastingverminderende elementen, zoals aftrekposten, te stellen en zo nodig te
bewijzen. De omkering van de bewijslast bestaat uit een verlegging van de bewijslast
,van de inspecteur naar de belastingplichtige en een verzwaring van de bewijslast. De
verzwaring van de bewijslat houdt in dat de belastingplichtige overtuigend moet
aantonen dat de aanslag zoals die door de inspecteur is vastgesteld onjuist is.
Aannemelijk maken is dus niet voldoende. Niet elke onjuistheid rechtvaardigt de
toepassing van de omkering van de bewijslast. Er moet sprake zijn van een relatief
en absoluut omvangrijk bedrag dat aan belasting is verzwegen. De belastingplichtige
moet zich er ook van bewust zijn dat hij een relatief en absoluut omvangrijk bedrag
heeft verzwegen.
De inspecteur zal de aanslag alleen ambtshalve vaststellen als hij niet over een
aangifte beschikt, bijvoorbeeld doordat de belastingplichtige de aangifte niet tijdig
heeft ingediend.
Bij de aanslag wordt de verplichting tot het betalen van een geldsom vastgesteld. Op
grond van artikel 4:86 Awb moet die verplichting worden vastgesteld bij beschikking.
Met de aanslag wordt de materiële belastingschuld geformaliseerd. In die zin heeft
de aanslag een declaratoir karakter: de aanslag legt vast wat al bestond.
Met het opleggen van een voorlopige aanslag wordt een formele grondslag
geschapen voor vooruitbetalingen op de definitieve aanslag. Een voorlopige aanslag
kan ambtshalve worden opgelegd of op verzoek van de belastingplichtige. De
voorlopige aanslag wordt vastgesteld op ten hoogste het bedrag waarop de aanslag
na toepassing van de in artikel 15 AWR voorgeschreven verrekening van voorlopige
aanslagen en voorheffing zal worden vastgesteld. Een voorlopige aanslag behelst
dus een schatting. De inspecteur is dan ook in beginsel daaraan niet gebonden.
In de heffingswetten staat als eis voor het aanmerken van belasting als voorheffing
dat de belasting moet zijn geheven. Niet geheven belasting wordt niet als voorheffing
aangemerkt en kan dus ook niet worden verrekend. Verrekenbaar zijn de feitelijk
ingehouden voorheffingen.
De AWR bevat een regeling voor conserverende aanslagen, dat wil zeggen
aanslagen die een toekomstige, onzekere, in de wet als belastbaar feit omschreven
gebeurtenis betreffen, welke gebeurtenis aanleiding is om tot invordering over te
gaan als deze zich voordoet.
Als naderhand blijkt dat de (netto)aanslag tot een te laag bedrag is opgelegd, kan de
inspecteur dat in beginsel herstellen door een navorderingsaanslag op te leggen. De
bevoegdheid om een navorderingsaanslag is omwille van de rechtszekerheid aan
bijzondere voorwaarden verbonden. Navordering kan niet plaatsvinden als het aan
een onjuist inzicht van de inspecteur te wijten is dat de aanslag tot een te laag
bedrag is opgelegd.
Op grond van artikel 16 lid 1 AWR kan een feit dat de inspecteur bekend was of
redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond opleveren voor navordering, met
andere woorden: de inspecteur moet beschikking over een ‘nieuw’ feit. De eis van
het nieuwe feit geldt niet als de belastingplichtige te kwader trouw was. Hoofdregel is
dat de bevoegdheid tot navordering vijf jaar nadat de materiële belastingschuld is
ontstaan, vervalt (art 16 lid 3 AWR).
, Kenmerkend voor aangiftebelastingen is dat de belastingplichtige of
inhoudingsplichtige zelf verantwoordelijk is voor het juiste bedrag aan belasting wordt
geheven. De rol van de inspecteur is daarbij beperkt. Zijn bemoeienis betreft de
controle achteraf van de door de belastingplichtige aangegeven en betaalde
belasting. De belastingplichtige maakt dus als het ware zijn eigen beschikking.
Als de belasting op aangifte moet worden voldaan, spreken we van
voldoeningsbelastingen. Het gaat daarbij om de belasting die de aangever zelf als
belastingplichtige verschuldigd is. Voorbeelden zijn de omzetbelasting, de
motorrijtuigenbelasting, overdrachtsbelasting en accijns.
De tweede, meer ingewikkelde, heffingsmethode is de heffing bij wege van afdracht
op aangifte. We spreken dan van afdrachtsbelastingen. De afdracht van de
verschuldigde belasting dient plaats te vinden door de belastingplichtige. De
inhoudingsplichtige is niet dezelfde als belastingplichtige. Tussen de
inhoudingsplichtige en de persoon voor wie hij belasting inhoudt en afdraagt, bestaat
een economische en juridische band.
Hoofdstuk 3: verplichtingen ten dienste van de belastingheffing
De belangrijkste bepaling omtrent informatieverstrekking is art 47 AWR. Op de voet
van het eerste lid is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en
inlichtingen te verstrekken, alsmede de boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers of de inhoud daarvan ter beschikking te stellen die voor de
belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Artikel 47 AWR is de basis
voor enkelvoudige vragen maar ook voor een grootscheeps boekenonderzoek. Het
artikel strekt nauwelijks begrenzingen aan wat en hoeveel de inspecteur kan vragen.
Het onmogelijke kan niet worden verlangd. Het spreekt dan ook voor zich dat de
verplichtingen van artikel 47 AWR zich beperkt tot de informatie waarover de
belastingplichtige beschikt dan wel kan beschikken.
Ondergrens is dat de gevraagde gegevens voor de belastingheffing relevant kunnen
zijn. Niet is vereist dat de informatie daadwerkelijk van belang is. De informatie hoeft
ook niet nodig te zijn: het is voldoende dat zij van belang kan zijn.
Op grond van artikel 47 lid 1 onderdeel b AWR is de belastingplichtige desgevraagd
verplicht de inspecteur de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de
inhoud daarvan ter beschikking te stellen.
Als de belastingplichtige een rechtspersoon is, dan zijn de wettelijke
vertegenwoordiger gehouden aan de informatieplicht (bestuur).
Voor de belastingheffing van een vennootschap die deel uitmaakt van een
internationaal concern kan informatie van belang zijn die niet ‘van’ die vennootschap
zelf is, maar van een buitenlandse groepsvennootschap (bijvoorbeeld
moedermaatschappij). De wetgever heeft hierin voorzien door in artikel 47a AWR de
verplichtingen van artikel 47 AWR ook van toepassing te verklaren op informatie die
zich bij een buitenlandse groepsmaatschappij of een buitenlandse aandeelhouder-
natuurlijk persoon bevindt. Artikel 47a AWR geldt alleen ‘naar boven’ of ‘opzij’.
Bevindt de informatie zich bij een dochter of kleindochter van de belastingplichtige,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jordyf18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.46. You're not tied to anything after your purchase.