Dit document bevat een begrippenlijst van alle belangrijke begrippen van de hoorcolleges, zodat je snel een goed overzicht krijgt van de belangrijkste informatie!
1. Pruning → het effect van leren in de vorm van afname van neuronen, wat gebeurt zodra kinderen 4
jaar oud worden.
2. Environmental stimulation → stimulatie vanuit de omgeving om het pruning proces te ondersteunen,
vooral tijdens kritische en sensitieve periodes.
3. Kritische periode → het kind moet op een bepaald punt in het leven gestimuleerd worden,
bijvoorbeeld door ertegen te praten voor taalontwikkeling.
4. Sensitieve periode → het kind kan op een bepaald punt in het leven beter iets leren, maar het is niet
noodzakelijk dat het gebeurt.
5. Experience-expectant → er dient een normale hoeveelheid stimulatie plaats te vinden omdat het
brein dat verwacht. Als dat niet gebeurt, is het verlies onomkeerbaar.
6. Experience-dependent → er dient een kwalitatieve hoeveelheid stimulatie plaats te vinden, niet
omdat het brein dat verwacht, maar het zou er wel baat bij hebben. Het effect is wel omkeerbaar als
het niet gebeurt.
7. Neuronaal recycling → een verklaring voor dat nieuwe leerervaringen in het brein opgenomen
worden door delen in het brein te verplaatsen of te vervangen. De nieuwe kennis wordt echt
geïntegreerd in het brein.
8. Consolidatie → een proces dat laat zien dat leren plaatsvindt over een lange periode van tijd,
bijvoorbeeld na een nacht goede slaap.
Conclusies:
- door educational psychology begrijp je beter onder welke omstandigheden kinderen het beste leren,
waardoor je lesgeven kunt verbeteren
- door ep kom je erachter welke technieken werken en welke niet
- docenten kunnen gebruik maken van sensitieve periodes
- een rijkere omgeving draagt bij aan leren
- regelmatig oefenen (retrieval practice) ondersteunt consolidatie
- laat studenten slapen
- het verliezen van hersencellen is geen probleem (juist niet)
- er zijn nog steeds veel mythen aanwezig omtrent leren, waardoor self-fulfilling prophecy ontstaat
- onderzoek naar het brein bevestigt wat we leren uit onderzoek in de praktijk, maar hersenonderzoek
draagt niet direct bij aan verbeteringen in de praktijk
Lecture 2
1. Equipotentialiteit → een principe vanuit het behaviorisme (bedacht door Watson) die stelt dat wat
we weten over dieren, ook geldt voor mensen.
2. Blank state → mensen worden geboren met een schone lij, want de ervaringen uit de geschiedenis
zouden alles invullen.
3. Parsimonious → principes moeten simpel zijn volgens de behavioristen, en bevatten dus geen
moderatoren of mediatoren.
4. Neo-behaviorisme → een vorm van het behaviorisme met meer cognitieve invloeden, omdat er veel
discussie over gaande was.
5. Classical conditioning → mensen vormen associaties tussen stimuli die tegelijkertijd optreden.
6. Neutral stimulus → een stimulus, voordat conditionering plaats heeft gevonden. Bijvoorbeeld het
horen van een geluid of het zien van een kleur.
, 7. Geconditioneerde stimulus → een stimulus, nadat conditionering plaats heeft gevonden.
8. Unconditioned stimulus → een stimulus, voor conditionering plaats heeft gevonden. Bijvoorbeeld
voedsel.
9. Conditioned response → een reactie, nadat conditionering heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld
kwijlen bij het horen van geluid.
10. Unconditioned respons → een reactie, voordat conditionering heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld
kwijlen bij het zien van voedsel.
11. Extinction → een proces dat plaatsvindt als twee geconditioneerde stimuli niet langer tegelijk
voorkomen. De eerder geconditioneerde associatie wordt dan vervangen door een nieuwe: inhibitie.
12. Spontaneous recovery → de stimuli treden ineens weer tegelijk op, en de geconditioneerde
associatie keert ook weer terug.
13. Second order conditioning → een vorm van leren waarbij er meer trials nodig zijn en waarbij je twee
neutrale stimuli gaat associëren met een ongeconditioneerde stimulus en beiden (ook onafhankelijk
van elkaar) later zorgen voor een geconditioneerde respons.
14. Generalisation → een geconditioneerde stimulus generaliseren met andere stimuli die erop lijken,
waarna er na beiden dezelfde respons opgeroepen wordt.
15. Discrimination → twee op elkaar lijkende stimuli associëren met met een andere ongeconditioneerde
stimulus, waarna er een andere geconditioneerde respons optreedt als beiden worden gepresenteerd.
Je leert een hond bijvoorbeeld te kwijlen bij het zien van een rat, maar te blaffen bij het zien van een
muis.
16. Selective association → een term die is ontstaan na het onderzoek van Garcia & Koelling waaruit
bleek dat ratten al een geconditioneerde respons laten zien na 1 trial. Uit een later experiment bleek
dat sommige associaties wel gemaakt worden, en anderen niet. Ratten lijken namelijk heel goed te
weten dat ze ziek zijn geworden van het drinken van een bepaald soort water, en niet van een
klikgeluid.
17. Operant conditioning → hoewel leren via klassieke conditionering mensen overkomt, verloopt
operante conditionering vrijwillig. Je frequentie van gedrag kan namelijk veranderen door een
verandering in de omgeving.
18. Law of effect → ontdekt door Thorndike wat stelt dat de gevolgen van gedrag invloed hebben op de
waarschijnlijk dat dit gedrag zich zal herhalen.
19. Positive reinforcement → gedrag dat toeneemt, als gevolg van een beloning.
20. Positive punishment → gedrag dat afneemt, als gevolg van een straf.
21. Negative reinforcement → gedrag dat toeneemt, als gevolg van het verwijderen van een aversieve
stimulus.
22. Negative punishment → gedrag dat afneemt, als gevolg van het verwijderen van een positieve
stimulus.
23. Shaping → je creëert een sequentie van complex gedrag, door langzaam gedrag te bekrachtigen
(leraar die vanuit de gang lesgeeft).
24. Premack principle → het bekrachtigen van gedrag door een positieve stimulus te beloven na het
uitvoeren van gewenst gedrag (eerst soep eten, dan een pannenkoek).
25. Schedules of reinforcement → laten zien dat het beter is om het organisme niet altijd te belonen,
zodat iemand niet weet wanneer er een beloning komt.
a. Fixed ratio → belonen na elke 5 keer gewenst gedrag. Elke 5 keer dat iemand zijn best doet.
b. Variable ratio → onregelmatig belonen van gewenst gedrag.
c. Fixed interval → belonen na elke 5 minuten/trials, ongeacht gedrag.
d. Variable ratio → onregelmatig belonen, ongeacht gedrag.
26. Programmed instruction → een leersysteem gebaseerd op bekrachtiging waarbij je niet gestraft kan
worden, wat heel goed werkt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DaphnePsychologie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.