Deze samenvatting bevat een uitwerking van het boek en de benodigde artikelen. H12 en H14 zijn gedeeltelijk samengevat maar aangevuld met film materiaal en aanvulling van het hoorcollege. Voor dit vak heb ik met deze samenvatting een 7 gehaald.
Onderzoeksmethodologie Hoorcollege 1
Artikel 1 de groot empirische cyclus (de Groot).
Empirische wetenschap: tracht men kennis te verwerven omtrent een bepaalde, door de
wetenschap in kwestie bestreken sector van de werkelijkheid of van de wereld.
Doel van wetenschappelijke kennis: er wordt niet naar persoonlijke ervaring aan de werkelijkheid
maar uitsluitend naar expliciete overdraagbare kennis gestreefd, die zich in beweringen laat
neerleggen. (streven naar waarheid).
Het criterium voor ware kennis is gelegen in het kunnen voorspellen van de uitkomst van een
toetsingsprocedure.
Selectie van problemen: graden van zekerheid.
Het streven naar algemeenheid van kennis zorgt ervoor dat belangrijke van onbelangrijke problemen
onderscheden worden. er wordt voortdurend geselecteerd. Bepaalde criteria spelen een rol:
1. Voorselectie: de vraagstelling moet op een vorm gebracht kunnen worden die zich tot
empirisch wetenschappelijk onderzoek leent.
2. Algemeenheid, woorden hebben niet dezelfde betekenis.
3. Onderzoek met betrekking tot een zeer beperkt gebied van verschijnselen kan belangrijk zijn.
Kan de sleutel leveren tot de verbinding van 2 theoretische systemen.
Schijnproblemen: vragen die in schijnbaarheid veel op de werkelijkheid betrekking hebben, waarin 1
of meer begrippen in verschillende betekenissen worden gebruikt.
Naast het theoretische belang van wat onderzocht wordt speelt ook het praktische-maatschappelijke
belang een rol.
- Wordt bepaald door de betekenis van de te verwachten praktische
toepassingsmogelijkheden van de te verwerven kennis.
Staat in belang met elkaar: wetenschapsbeoefenaar is in belangrijke mate een kwestie van methode.
Het is dus ook mogelijk om maatschappelijke problemen wetenschappelijk te onderzoeken.
Normen en technieken, logica en methodologie
Bij een open en duidelijke rapportering kan men van geval tot geval nagaan of van gedachten
wisselen over de vraag of de onderzoeker bij het verwerken van zijn ervaringen wel adequaat heeft
gehandeld en juist heeft geredeneerd.
Wat het redeneren betreft zijn de normen en richtlijnen hiervan samengevat in de logica.
Logica: houdt zich niet bezig met empirisch onderzoek van het denken noch met dat van het
redeneren in het algemeen, zij is uitgesproken normatief.
Normatieve methodologie: regels voor het empirische handelen in de wetenschap, voor het
verwerven van ervaringen.
Methodologie: omvat niet alleen dos and donts zij is niet alleen normatief, maar ook descriptief en
vergelijkend. Bepaalde technieken worden beschreven, met andere vergeleken, in een groter
verband gebracht, geëvalueerd enz.
Logica: heeft als taak de verschillende variaties van volgens bepaalde vooropgestelde principes
aanvaardbare methoden van redeneren systematisch te beschrijven.
Ongeschreven regels
,Een wetenschappelijke houding en bekwaamheid: is een vaardigheid in het onderzoeken en
redeneren.
Wetenschappelijke houding: is een ongeschreven regel. Een systeem van impliciete normen met
bijbehorende methoden, die binnen de groep van serieuze wetenschapsbeoefenaars als min of meer
vanzelfsprekend worden aanvaard.
Er is een impliciete code voor het publiceren: het moet een ander in principe in de gelegenheid
stellen het onderzoek desgewenst over te doen.
Het forum
Wetenschapsbeoefening is erop gericht iets blijvends op te leveren, namelijk overdraagbare en
betrouwbare kennis betreffende de werkelijkheid, terwijl een spel om het spel wordt gespeeld.
De cyclus van het empirische wetenschappelijke onderzoeken
1. Observatie: het verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal en vorming van
hypothesen.
2. Inductie: formulering van hypothesen
3. Deductie: afleiding van speciale consequenties uit de hypothesen, in de vorm van toetsbare
voorspellingen
4. Toetsing: van de hypothese, aan het al dan niet uitkomen van de voorspellingen in nieuw
empirisch materiaal
5. Evaluatie: van de uitkomsten van de toetsing, in verband met de gestelde hypothese,
theorieën en in verband met mogelijke nieuwe aansluitende onderzoeken.
Filmpje Empirische cyclus
Wetenschappelijk onderzoek: antwoorden vinden en kennis verwerven.
Empirische cyclus: grondschema voor een logisch-methodologische beschouwing van het
onderzoeken, denken en redeneren in de empirische wetenschap.
Empirische wetenschap: wordt kennis opgedaan aan de hand van systematische waarnemingen in
tegenstelling tot alleen theorie en denkende informatie. (proefondervindelijke kennis).
Logisch-methodologisch: het is van groot belang dat onderzoekers de normen en regels van de
logica volgen in hun redenatie en van de methodeleer.
Stap 1 observatie
Onderzoek naar relatie van sociaal media gebruik en concentratieproblemen bij basisschoolkinderen
- Waarneming ga je doen die je triggert tot nadenken
- Geen regels hoe je het waarneemt
- Vorming van een hypothese. Je vermoed iets en wil dit graag onderzoeken.
Stap 2 inductie
- Expliciete formulering van de hypothese
- Van het specifieke geval (waarneming) naar algemeen (je hypothese).
o Hypothese: veelvuldig gebruik van media kan leiden tot concentratieproblemen, je
gaat van je buurmeisje naar basisschoolkinderen. (inductie).
- Hypothese moet toetsbaar zijn. Je moet er concrete voorspellingen uit afleiden.
Inductie: isa, inductie van specifiek naar algemeen.
Stap 3 deductie
, - Van algemeen ga je nu naar specifiek (onderzoeksgroep). Je selecteert een groep kinderen,
500 kinderen van groep 3 tot 8.
- Je doet een voorspelling uit je onderzoeksgroep die terugkomt uit je hypothese.
- Dient expliciet en verifieerbaar te zijn anders is die niet goed te toetsen.
- Je bedenkt dus hoe je het onderzoek concreet gaat aanpakken.
- Operationaliseren: meetbaar maken. Hoe ga je het concretiseren en welke
meetinstrumenten ga je gebruiken?
- Ten slotte specificeer je hoe je je meet resultaten zult toetsen.
Deductie: das, deductie van algemeen naar specifiek.
Stap 4 toetsing
- Verzamel je de data en toets je of ze consistent zijn met je hypothese.
- Druk je vaak uit in een getal.
- Toetsing moet altijd met nieuwe data. Dus niet met gegevens waarop je de hypothese hebt
gebaseerd.
- Je test het dus niet op je buurmeisje maar op andere kinderen zodat je hypothese nieuwe
informatie krijgt.
- Uitkomsten bekijk je ook.
Stap 5 evaluatie
- Je hebt de resultaten.
- Je gaat ze interpreteren: betekenis van uitkomsten
- Het is subjectief.
- Genereert vaak weer nieuwe hypothesen
- Loopt weer over in de observatiefase omdat je een nieuwe hypothese hebt.
Boek hoofdstuk 1 Ways of thinking and knowing
Pre-positivist: methode waarbij onderzoek vooral beschrijvend was. Het doel was alsnog om te
observeren en begrijpen.
Positivist approach (positieve benadering): gingen onderzoekers van beschrijven naar actieve
pogingen om resultaten te veranderen. Hierdoor konden er veranderingen ontstaan.
Post positivism: gaat uit van het standpunt dat alleen feitelijke kennis opgedaan ia observatie leidt
tot betrouwbare kennis. (kwam na WO2).
Maar het zoeken naar generaliseerbare losse weten die gebeurtenissen verklaren en voorspellen en
die interventies ontwikkelen om veranderingen te creëren en resultaten te wijzigen wordt niet als
universeel wenselijk beschouwd.
Constructivists: legt de nadruk op het feit dat kennis tot stand komt door een actieve constructie.
Interpretivists: gaat precies van het tegenovergestelde uit.
Positivists are:
1. Deterministic: de vrije wil negeren en niet erkennen dat werkelijkheden veelvoudig en
geconstrueerd zijn
2. Reductionist: omdat niet alle gedragingen een enkele reeks wetten volgen en omdat
positivisten proberen om terloops richting te geven aan een complexe toestand waarin
wederzijdse gelijktijdige vorming plaatsvindt.
3. Egocentric: eigen realiteit projecteren op participanten
4. Dehumanizig: voor onderwerpen
, 5. Obtrusive ans imprecise: opdringerig en onnauwkeurig
Reasarch methodes in social relations:
- Delen verantwoordelijkheid en controle bij onderzoeken tijdens actief onderzoek
- Herkennen de waarden van onderzoekers
- Respecteren de deelnemers
- Onderzoek de belangrijkste factoren.
Er zal niet 1 methode de beste zijn maar een mix van alles kan goed zijn.
De sociaal en gedrag science is gelijk met casual observation. In de vraag om mensen te begrijpen
aan de hand van hun gedrag maar ze verschillen wel van onderzoeksmethoden.
Naïve psychologie: de verzameling mentale concepten die we gebruiken om de actie van onze
medemensen te interpreteren.
Perspective
Vanaf een afstand kan je veel observeren, maar toch mis je ook veel. Je voelt de emoties van mensen
veel minder.
Sociale science: observeert mensen vanaf verschillende punten. Verschillende afstanden geeft ook
verschillende informatie. Onszelf beperken tot maar 1 onderzoeksmethode zal nooit een complete
beschrijving geven.
The place of values in social science research
Onderzoek moet eigenlijk altijd objectief zijn en niet gebaseerd op meningen.
Het is de vraag of onderzoek altijd zonder waarde is of objectief.
Onderzoekers hebben een perspectief en waardes die een standpunt vertegenwoordigen wat
iemand anders zou kunnen betwisten.
Onderzoek van Rind et al: illustreert eerst dat sociaalwetenschappelijk onderzoek naar een kwestie
van groot openbaar belang, publieke aandacht kan trekken. Ging over seksueel misbruik bij kinderen.
Covariation principle: scheidt onderzoekers van hun bevindingen.
Sociale processen die in het dagelijkse leven worden gebruikt zouden onderzoekers met hun eigen
bevindingen kunnen associëren.
Threats to validity (campbell and stanley): problemen die zich zouden voordoen bij het beoordelen
van het artikel
Waarden beïnvloeden de vraag die we hebben hoe we reageren op wat we vinden.
Natural catergories: je noemt iets een stoel maar maakt het niet specifieker zoals een eettafel stoel.
Stereotypering: wordt gezien als acceptabel en helpvol. Dit mag dan wel naar objecten maar naar
mensen wordt dit als onaanvaardbaar beschouwd.
De interpretatie van gegevens maakt onderzoek naar raciale categorieën (meubels) maakt het
onderzoek controversieel.
Het is voornamelijker om onderzoek te doen naar iets wat veel mensen bezighoudt bijvoorbeeld
homoseksualiteit maar waarom niet heterogeniteit?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noavink1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.67. You're not tied to anything after your purchase.