100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Thema 1 inleiding in de biologie $5.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Thema 1 inleiding in de biologie

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting van 6 pagina's voor het vak Biologie aan de HAVO

Preview 2 out of 6  pages

  • November 1, 2022
  • 6
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Thema 1 inleiding in de biologie

Basisstof 1 wat is biologie?

Organismen zijn levende wezens zoals planten, dieren, schimmels en bacteriën. Zij vertonen allemaal
levensverschijnselen zoals voorplanting (het krijgen van nakomelingen), groeien (groter/ zwaarder
worden van een organisme), ontwikkelen (verkrijgen van nieuwe organen/functies) en stofwisseling
(alle chemische reactie in een organisme. Bij deze processen zijn meestal enzymen betrokken).
Enzymen (zijn eiwitten) versnellen (katalyseren) de chemische reacties van stofwisselingsprocessen.
Wanneer er geen levensverschijnselen meer zijn is het dood. Als iets
nooit geleefd heeft noemen we het levenloos.

Ieder organismen heeft een levensloop die eindigt met de dood.
Hoewel alle individuen doodgaan heeft elke soort zijn levenscyclus.
Elke soort heeft een levenscyclus omdat alle organismen van een soort
dezelfde fasen of stadia van groei en ontwikkeling doorlopen.
Daardoor blijft de soort voortbestaan, ondanks dat individuen sterven.
Bij een individu is sprake van een levensloop omdat één individu van een soort de verschillende
fasen van de levenscyclus doorloopt.

 Molecuul  bouwstenen van stoffen en van cellen, bijv. DNA (bevat erfelijke informatie voor
een organisme
 Cel  organismen bestaan uit een of meer cellen
 Orgaan  deel van een organisme met een specifieke bouw en functie
 Organisme  eencellig of meercellig levend wezen (individu)
 Populatie  groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en die zich
onderling voorplanten
 Soort  organismen die zich onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare
nakomelingen voorbrengen
 Ecosysteem  een min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen, zowel de
levende als niet-levende natuur
 Biosfeer (systeem aarde)  het geheel aan ecosystemen op aarde

Emergente eigenschap= als er op een hoger organisatieniveau een nieuwe eigenschap ontstaat die
er op het lagere organisatieniveau niet is. Bijv. een cel bestaat uit veel moleculen. Eén enkel
molecuul van een cel leeft niet. Maar interactie tussen alle moleculen levert wel een levende cel op.
Interactie= biologische eenheden reageren op elkaar en op de invloeden uit hun
omgeving

Basisstof 2 organen, weefsels en cellen

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen. Deze organen oefenen samen
bepaalde functies uit, bijv. het verteringsstelsel. Hier horen de dikke darm, dunne
darm, lever en de maag bij. Maar je hebt ook het ademhalingsstelsel, beenderstelsel,
het bloedvatenstelsel, uitscheidingsstelsel en zintuigstelsel.




1- Wervel 6- Galblaas
2- Rib 7- Lever
3- Long 8- Nier
9- Aorta
10- Maag

, 4- Hart
5- Borstbeen


Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte
Weefsel= een groep cellen met dezelfde vorm en functie. De vorm van de cellen in een weefsel hangt
nauw samen met de functie

Organen zijn opgebouwd uit weefsels. Bij meercellige organismen ontstaan bij de ontwikkeling
verschillende typen cellen, zoals spiercellen, zenuwcellen en beencellen. Je hebt verschillende
weefsels:




Dekweefsel  bekleedt en beschermt inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakten
Zenuwweefsel  vind je in de organen van je zenuwstelsel: in je hersenen, je ruggenmerg en je
zenuwen. Ze geven informatie door
Spierweefsel  kunnen samentrekken en dat maakt beweging mogelijk

Bij veel weefsels liggen de cellen niet direcht tegen elkaar aan, maar komt tussencelstof voor. Het
soort tussencelstof hang samen met de functie van het weefsel. Bijv. versteviging bij velwanden en
beenweefsel

Collageenvezels zijn lijmvormende vezels die in beenweefsel zorgen voor de samenhang van het
weefsel.
De tussencelstof van beenweeefsel is hard dat komt omdat het beenweefsel je lichaam stevigheid
geeft. In het kraakbeenweefsel is de tussencelstof zacht daardoor kan je kraakbeen een beetje
vervormen, bijv. je oren, neus, in je gewrichten, tussen de wervels en tussen borstbeen en ribben.
Bij organismen is er een verband tussen de vorm en de functie van de biologische eenheden waaruit
ze zijn opgebouwd:
- Langwerpige, holle botten bij de mens: zijn lciht en stevig
- Beenbalkjes in de kop van een dijbeen: maken het been licht en geven stevigheid
- Gewelfde vorm van de botten in de voeten: gewicht dragen en schokken opvangen
- Gestroomlijnde lichaamsvorm bij diersoorten: weinig weerstand

Bassisstof 3 plantaardige en dierlijke cellen

organel= Elk deel van een cel met een eigen fucntie
Celmembraan  celmembranen en membranen van organellen zijn semipermeable. Het scheidt
inwendige van de cel, het cytoplasma (celplasma), van het milieu buiten de cel. Het is een dubbele
laag fosfolipiden met daarin eiwitmoleculen die de opname en afgifte van veel stoffen reguleerd. .
Sommige fosfolipden en eiwittten bezitten koolhydraatketens voor herkenning.
Cytoplasma bestaat uit water met organellen en opgeloste stoffen.
De kern is omgeven met het kernmembraan en bevat kernplasma.

Vacuole  blasje in het cytoplasma omgeven door een vacuolemembraan en gevuld met
vacuolevocht. Het speelt een belangrijke rol bij de stevigheid van de cel en kan kleurstoffen bevatten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisvanslooten1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.21
  • (0)
  Add to cart