Tentamen Elementair Belastingrecht met volledige uitwerkingen. Een goed en representatief tentamen dat je goed kan gebruiken als voorbereiding op het tentamen. Ook voor eventuele herkansing.
Casus 1 – Inkomstenbelasting bron van inkomen (10 punten)
Nabil woont in Zeeland op een boerderij en heeft de ruimte voor het houden van enkele pony’s.
Kinderen uit de buurt komen bij hem tegen betaling op rijles. Daarnaast fokt en verkoopt hij pony’s.
Door middel van deze activiteiten worden de kosten van de pony’s gedeeltelijk gedekt. In het jaar
2018 kostten de pony’s hem nog € 5.000. In het jaar 2019 is dit nog een bedrag van € 2.500 en in
2020 houdt hij zelfs geld over, te weten een bedrag van € 7.000. De verwachting is dat Nabil ook de
volgende jaren een bedrag overhoudt aan zijn liefhebberij van om en nabij de € 10.000.
a) Geef gemotiveerd aan, of het houden van de pony’s voor Nabil een bron van inkomen vormt. (7
punten)
Criteria bron van inkomen:
- Deelname economische verkeer. Tov derde namelijk kinderen uit de buurt tegen betaling op
rijles;
- Subjectieve voordeel verwachten: in beginsel niet: beogen van geldelijk voordeel. Subjectief
is wat jou wil is of je een voordeel wilt behalen. Hij wil eigenlijk alleen de kosten dekken. Hij
verwacht niet om winst te behalen;
- Objectieve voordeel verwachten/ redelijkerwijs voordeel verwachten. Gezien de toekomst,
groeiende activiteit, steeds meer inkomen. Met oog op toekomst bron op inkomsten.
- Dan wel RUOW danwel WUO, resultaat uit overige werkzaamheden (geen sprake van
ondernemerschap, maar wel van bron van inkomen, danwel winst uit ondernemer. Er is
onvoldoende kapitaal en arbeid, maar wel een bron van inkomen dus RUOW.
Conclusie: ja vormt een bron van inkomen.
b) Stel dat er voor Nabil vanaf het jaar 2020 sprake is van een bron van inkomen. Geef dan
gemotiveerd aan of Nabil de negatieve resultaten uit het verleden nog in aftrek kan brengen van zijn
inkomen. (3 punten)
Ja, want art. 3.10 IB geeft hiervoor de mogelijkheid: 5 voorgaande jaren kan je in aftrek brengen. Art.
3.10 IB geldt ook voor RUOW, want er wordt naar verwezen in art. 3:95 lid 1 IB.
Casus 2 – Inkomstenbelasting aandeelhouderschap (24 punten)
H bv heeft een nominaal gestort kapitaal van € 100.000 (100 aandelen a € 1.000). Harry bezit 100%
van de aandelen in H bv. Harry heeft in het verleden deze aandelen voor € 150.000 (€ 1.500 per
aandeel) aangeschaft. Dit bedrag heeft hij gefinancierd door een lening aan te gaan bij de bank tegen
een rente van 5% per jaar. Op 8 juni 2020 schenkt Harry één aandeel in H bv aan Dwight, een goede
vriend van hem. Op het moment van deze schenking bedroeg de waarde van het 100%-pakket €
1.000.000 (€ 10.000 per aandeel). Harry heeft in het jaar 2020 € 7.500 aan rente betaald.
a) Geef gemotiveerd aan, wat de fiscale gevolgen voor Harry zijn in het jaar 2020 ten aanzien van
bovenstaande feiten en omstandigheden. (12 punten)
Je zit in box 2 (er is sprake van aanmerkelijk belang door Harry), hoofdstuk 4 IB
Schenking plaats gevonden.
- Schenking is een vervreemding, art. 4.12(b) IB;
- Het vervreemdingsvoordeel is een overdrachtsprijs – verkrijgingsprijs, art. 4.19 lid 1 IB;
- Overdrachtsprijs is onbekend dus neem WEV, art. 4.22 IB. Er is geen tegenprestatie want het
gaat om een schenking;
- Vervreemdingsvoordeel is 10.000 (WEV)-1500 (verkrijgingsprijs per aandeel) = 8500 belast
tegen 26,25% (oud percentage, nieuw = 26,9%);
, - De rentekosten zijn aftrekbaar, art. 4.15 lid 1 IB van de reguliere voordelen (art. 4.13 IB), die
zijn er niet dus negatief van -7500;
- Totale inkomen uit aanmerkelijk belang is 8500 – 7500 = 1000.
b) Geef gemotiveerd aan of de schenking van het aandeel voor Dwight gevolgen heeft voor de heffing
van inkomstenbelasting in 2020. (4 punten)
In 2020 1 aandeel verkregen = 1% van de aandelen. Niet onder box 2 want minder dan 5%.
- Aandeel is bezitting art. 5.3 lid 2 sub e IB die behoort tot rendementsgrondslag van box 3
(art. 5.3 lid 1 IB);
- Geen gevolgen voor de heffing IB in 2020, omdat het voordeel uit sparen en beleggen wordt
berekend over de grondslag sparen en beleggen, zijnde de rendementsgrondslag aan het
begin van het kalenderjaar voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het
heffingsvrije vermogen art. 5.2 lid 1 IB.
Harry heeft een meerderjarige dochter. H bv verstrekt haar in 2018 een zakelijke lening van € 15.000
om van op wereldreis te gaan. In 2020 geeft H bv aan dat de dochter de lening niet terug hoeft te
betalen.
c) Geef gemotiveerd aan wat de fiscale gevolgen zijn voor de inkomstenbelasting voor het niet terug
hoeven betalen van de lening. (8 punten)
- Het niet terug hoeven betalen is onzakelijk, die voortvloeit uit de aandeelhouder-sfeer;
- Voorwaarden verkapt dividend: vermogensverschuiving (ja, 15000 wordt verstrekt voor
wereldreis), verarming van bedrijf (ja, BV geeft geld weg zonder iets ervoor terug te krijgen),
verrijking van de ander (zij kan op wereldreis), dubbele bewustheidsvereiste (de BV moet de
dochter van Harry willen bevoordelen in de hoedanigheid van aandeelhouder en Harry moet
dit aanvaarden). Dit betekent dat de BV de DGA heeft moeten willen bevoordelen in de
hoedanigheid van aandeelhouder en de DGA moet het voordeel hebben aanvaard;
- Er is sprake van een verkapt dividend van 15000 euro aan Harry (niet zijn dochter, die is geen
aandeelhouder);
- Dit verkapte dividend wordt belast onder art. 4.12 sub a IB als regulier voordeel, 26,25%
(percentage niet recent).
Casus 3 – Vennootschapsbelasting (6 punten)
Een stichting is alleen subjectief belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting ‘indien en voor
zover zij een onderneming drijft’. Bij sommige stichtingen ontbreekt het winststreven, een belangrijk
onderdeel van het ondernemingsbegrip. Een dergelijke stichting zou dan niet subjectief
belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting.
Beschrijf hoe in de jurisprudentie invulling is gegeven aan het begrip winststreven en hoe de
wetgever bij het ontbreken hiervan toch ruimte heeft gevonden om stichtingen in de
vennootschapsbelasting te betrekken.
- Uit arrest … blijkt dat winststreven: (jaarlijkse) overschotten behalen. Dat wordt aangemerkt
als winststreven;
- Uitbreiding in art. 4 sub a Vpb: in concurrentie treden ook winststreven.
Casus 4 - Omzetbelasting (10 punten)
Het Fauteuilparadijs bv, gevestigd te Den Haag, produceert en verkoopt houten en beklede stoelen.
Zij koopt daartoe hout in van het in China gevestigde Mù Ltd. en leer van het in Italië gevestigde Pelle
S.r.l. Het hout en het leer komen uit respectievelijk China en Italië. Vervoersondernemers zorgen er
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LVDRW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.12. You're not tied to anything after your purchase.