Een samenvatting die jou helpt om de toets Voedingsleer behorende bij de module MGO op de HAN met goed gevolg af te ronden. Ook handig als je binnenkort de Landelijke Kennistoets (LKT) Gezondheidszorg & Welzijn moet maken. Zelf de toets voedingsleer afgerond met een nette 7.
Lessenreeks MGO
1. Voedingsleer
Thema 1. Voeding, gezondheid en spijsvertering
Voedingspatroon: De wijze waarop een individu, een groep of een volk
zich gewoonlijk voedt.
Voedingsgedrag: Een manier om je eigen identiteit uit te drukken. Je
maakt hiermee duidelijk dat je bij een bepaalde groep hoort.
Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een voedingspatroon en
voedselgedrag:
- Omgevingsfactoren: geografisch, klimatologisch, technologisch en
politieke factoren die bepalen welk voedsel beschikbaar is.
- Sociaal-culturele factoren: Welk voedsel als eetbaar wordt
beschouwd en welke betekenis heeft in de omgang met elkaar.
- Persoonsgebonden factoren: fysiologische en psychologische
factoren die bepalen wat de voedselbehoefte is en wat voeding voor
iemand betekent.
Het voedingspatroon is de stabiele component voor het voedingsgedrag.
Omgevingsfactoren:
Geografische en klimatologische factoren: Bepalen welke
voedingsmiddelen van nature beschikbaar zijn. Het weer speelt hier ook
een rol in.
Technologische factoren: Door ontwikkeling op het gebied van
productie, bewerking en transport is het voedselaanbod enorm uitgebreid.
Economische en politieke factoren: De prijs van voeding die wordt
beïnvloed door de politiek. Het voedingsbeleid van de overheid is gericht
op een veilig voedselpakket en op de bevordering van goede
voedingsgewoontes.
Culturele factoren: Wat en hoe iemand eet door geloof.
Sociale factoren: Het aanbieden van eten is een vorm van gastvrijheid,
ontmoetingsmomenten.
Persoonsgebonden factoren:
Fysiologische factoren: Honger en dorst zijn fysiologische prikkels die
mensen aanzet tot eten. De benodigde hoeveelheid voedsel hangt samen
met: leeftijd, lichaamsbeweging, etc.
Psychologische factoren: Een aangename smaak is een reden om voor
een bepaald voedingsmiddel te kiezen.
Basissmaken: zout, zoet, bitter, zuur, umami. (umami = vijfde smaak
‘hartig’)
Goedkope voedingsmiddelen: aardappelen, melk en boord
Duurdere voedingsmiddelen: vlees, kaas, groente en fruit
,Verschuivingen voedselpatroon:
- Maaltijden worden minder belangrijk, er wordt meer gesnackt
- Men consumeert steeds meer gemaksvoedsel
- Sprake van toenemende diversiteit
- De plaats van consumptie verplaatst van thuis naar elders
- Toegenomen belangstelling voor voedsel en gezondheid
Advies Gezondheidsraad wat leidt tot gezondheidswinst:
- Eet meer plantaardig en minder dierlijk.
- Ten minste 200 gram groente en 200 gram fruit
- Ten minste 90 gram bruinbrood, volkorenbrood of andere volkoren
- Wekelijks peulvruchten eten
- 15 gram ongezouten noten per dag
- Enkele porties zuivel per dag (yoghurt, melk)
- 1x per week vis (vette vis)
- Drie koppen thee
- Vervang geraffineerde graanproducten door volkorenproducten
- Vervang boter, harde margarine en bak/braadproducten door zachte
margarine, vloeibaar bak en braadvet en plantaardige oliën
- Vervang ongefilterde koffie door gefilterde koffie
- Beperk de consumptie van rood en bewerkt vlees
- Drink zo min mogelijk suikerhoudende dranken
- Niet meer dan 1 glas alcohol per dag
- Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag
- Het gebruik van voedingssupplementen is niet nodig, behalve voor
mensen die tot een specifieke groep behoren waarvoor een
suppletieadvies geldt.
Schijf van 5.
- Groen: Groente, fruit
- Geel: Gezonde vetten zoals olie, margarine en halvarine
- Roze: Vis, vlees, noten, peulvruchten, ei en zuivel
- Oranje: Volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst en aardappels
- Blauw: Water en thee zonder suiker
Spijsvertering
Spijsverteringsstelsel: Hier vindt de vertering en resorptie van
voedingsstoffen plaats. Voeding wordt opgelost tot kleine deeltjes wat
goed opgenomen kan worden door het bloed en lichaamscellen.
, De weg van mond tot kont:
- Mond: Het water dat in je mond loopt bij het zien van iets lekkers.
Het kauwen van voedsel waardoor de speekselproductie op gang
komt.
- Slokdarm: Een gespierde buis die het eten door duw en
knijpbewegingen naar de maag transporteert. Laat het eten door
naar de maag en houdt daarmee ook het maagzuur tegen.
- Maag: Maaginhoud schudt heen en weer waardoor het eten kleiner
en fijner wordt. Het wordt vermengd met het zure maagsap. Het sap
bevat stoffen waardoor de spijsvertering goed verloopt. Het eten zit
2 a 3 uur in de maag waarna het in kleine stukjes aan de dunne
darm wordt afgegeven.
- Dunne darm: In het begin van de dunne darm wordt het eten door
spijsverteringsenzymen verder in stukjes geknipt. Het eten bestaat
nu uit zo’n kleine stukjes dat het via de darmwand in het bloed kan
worden opgenomen.
- Lever: Wanneer de voedingsstoffen door de dunne darm zijn
opgenomen gaan ze via de poortader naar de lever. Elke minuut
ontvangt de lever 1,5 liter bloed die gefilterd wordt. Goede
voedingsstoffen mogen door en slechte voedingsstoffen worden
tegengehouden en afgebroken.
- Galblaas: Gal wordt gemaakt door de lever en opgeslagen in de
galblaas. Bij het afbreken van vetten speelt de galblaas een
belangrijke rol. De galblaas krijgt een seintje om de galvloeistof naar
de dunne darm te sturen.
- Alvleesklier: Maakt de spijsverteringssappen om koolhydraten,
eiwitten en vetten aan het begin van de dunne darm in stukjes te
knippen. Ook regelt de alvleesklier de bloedsuikerspiegel door
insuline en glucagon te maken. Insuline verlaagt de
bloedsuikerspiegel en glucagon verhoogt deze.
- Dikke darm: Onttrekt het vocht en zout waardoor het geheel dikker
wordt. Doormiddel van knijpbewegingen wordt de ontlasting verder
naar het einde van de darm geduwd. De vezels uit voeding zorgen
ervoor dat de ontlasting soepel blijft.
- Endeldarm: Het laatste stukje van de spijsvertering. Zodra de
endeldarm vol zit wordt er een seintje naar je hersenen gestuurd en
ga je naar de wc.
Microbioom: Verzamelnaam voor alle bacteriën, gisten en schimmels in
onze darmen. Ze helpen mee om voedsel te verteren, beschermen de
darmwand, ondersteunen het afweersysteem en stimuleren de
darmbeweging.
Organisch: Karakteristiek voor levende organismen (moleculen bevatten
koolstof)
Anorganisch: Bevatten geen koolstof en hebben geen betrekking op
levende organismen mineralen en water
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demybulkens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.53. You're not tied to anything after your purchase.